Wellust Zie ook Zinnelijk, zinnelijkheid Een ongepast sterke begeerte naar iets koesteren. Begeer haar schoonheid niet in je hart, Spr. 6:25. Wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft overspel gepleegd, Matt. 5:28 (3 Ne. 12:28). Mannen zijn in wellust voor elkaar ontbrand, Rom. 1:27. Zij zullen voor zichzelf leraars verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten, 2 Tim. 4:3–4. Laban zag ons bezit en begeerde het, 1 Ne. 3:25. Jaag de begeerten van je ogen niet meer na, Alma 39:3–4, 9. Wie een vrouw aanziet om haar te begeren, zal het geloof verloochenen, LV 42:23. Houd op met al uw wellustige verlangens, LV 88:121.