Onrechtvaardig, onrechtvaardigen, onrechtvaardigheid Zie ook Goddeloos, goddeloosheid, goddelozen; Rechtvaardig, rechtvaardigen, rechtvaardigheid; Vuil, vuiligheid; Zonde Goddeloos, onrechtvaardig; mensen die God en de dingen van God niet liefhebben en zijn zaak niet voorstaan. De onrechtvaardigen zullen het koninkrijk van God niet beërven, 1 Kor. 6:9–10. Wie een behagen hebben gehad in de ongerechtigheid, zullen worden veroordeeld, 2 Thess. 2:12. Jezus Christus kan ons reinigen van alle ongerechtigheid, 1 Joh. 1:9. Een onrechtvaardige koning verdraait de wegen van alle gerechtigheid, Mos. 29:23. Het fundament van de vernietiging wordt gelegd door de onrechtvaardigheid van wetgeleerden en rechters, Alma 10:27. Ik zend u uit om de wereld te bestraffen wegens onrechtvaardige daden, LV 84:87. De ziel moet van alle ongerechtigheid worden geheiligd, LV 88:17–18. Het is de neiging van bijna alle mensen dat ze onrechtvaardige heerschappij gaan uitoefenen, LV 121:39.