Kuisheid Zie ook Deugd, deugdzaam, deugdzaamheid; Echtbreuk; Ontucht; Zinnelijk, zinnelijkheid De seksuele reinheid van de man en de vrouw. Jozef biedt weerstand aan de toenaderingspogingen van Potifars vrouw, Gen. 39:7–21 (LV 42:24; 59:6). U zult niet echtbreken, Ex. 20:14. Een deugdelijke vrouw is de kroon van haar man, Spr. 12:4 (Spr. 31:10). Weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, 1 Kor. 6:18–19. Wees een voorbeeld in reinheid, 1 Tim. 4:12. Niets wat onrein is, kan bij God wonen, 1 Ne. 10:21. Want Ik, de Here God, schep behagen in de kuisheid van vrouwen, Jakob 2:28. Seksuele zonde is een gruwel, Alma 39:1–13. Kuisheid en deugd zijn het liefst en het kostbaarst boven alles, Mro. 9:9. Wij geloven kuis te moeten zijn, Art. 1:13.