Ontucht Zie ook Echtbreuk; Kuisheid; Zinnelijk, zinnelijkheid Onwettige seksuele gemeenschap tussen twee mensen die niet met elkaar getrouwd zijn. In de Schriften wordt de term ontucht soms gebruikt als symbool voor afvalligheid. Onthoud u van ontucht, Hand. 15:20. Het lichaam is niet voor hoererij, maar voor de Heer, 1 Kor. 6:13–18. Laat vanwege hoererij iedere man zijn eigen vrouw hebben, 1 Kor. 7:2–3. Dit is de wil van God: dat u uzelf onthoudt van ontucht, 1 Thess. 4:3. Jakob waarschuwde het volk van Nephi tegen ontucht, Jakob 3:12. U wordt rijp voor vernietiging ten gevolge van uw moorden en uw ontucht, Hel. 8:26. Wie ontucht plegen, moeten zich bekeren om lid van de kerk te worden, LV 42:74–78.