Het zij bekend aan alle natiën, geslachten, talen en volken tot wie dit werk komt: dat wij, door de genade van God de Vader en onze Heer Jezus Christus, de platen hebben gezien die deze kroniek bevatten, die een kroniek is van het volk van Nephi en ook van de Lamanieten, hun broeders, en ook van het volk van Jared, dat van de toren kwam waarvan is gesproken. En wij weten ook dat zij zijn vertaald door de gave en de macht van God, want zijn stem heeft het ons verkondigd; daarom weten wij zeker dat het werk waar is. En wij getuigen ook dat wij de graveersels die op de platen staan, hebben gezien; en zij zijn ons getoond door de macht van God en niet door die van de mens. En wij verklaren in ernstige bewoordingen dat een engel van God uit de hemel neerdaalde, en ze meebracht en voor onze ogen neerlegde, zodat wij de platen en de graveersels erop aanschouwden en zagen; en wij weten dat het door de genade van God de Vader en onze Heer Jezus Christus is dat wij hebben aanschouwd, en wij getuigen dat deze dingen waar zijn. En het is wonderlijk in onze ogen. Niettemin gebood de stem van de Heer ons om ervan te getuigen; daarom, uit gehoorzaamheid aan de geboden van God, getuigen wij van deze dingen. En wij weten dat indien wij getrouw zijn in Christus, wij onze kleren zullen ontdoen van het bloed van alle mensen, en vlekkeloos zullen worden bevonden voor de rechterstoel van Christus, en voor eeuwig bij Hem zullen wonen in de hemelen. En de eer zij de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest, die één God zijn. Amen.