BJS, 1 Korinthe 7:1–2, 5, 26, 29–33, 38. Vergelijk 1 Korinthe 7:1–2, 5, 26, 29–38
Paulus legt uit dat het huwelijk wenselijk is. Wie echter als zendeling geroepen worden, dienen God beter als ze gedurende hun zending alleenstaand blijven.
1 Wat nu de dingen betreft waarover u mij geschreven hebt: Het is goed voor een man geen vrouw aan te raken.
2 Nochtans zeg ik: Laat, teneinde ontucht te vermijden, iedere man zijn eigen vrouw hebben en laat iedere vrouw haar eigen man hebben.
5 Onttrek u niet aan elkaar, tenzij met onderling goedvinden voor een bepaalde tijd, teneinde u over te geven aan vasten en gebed; en kom weer tezamen, opdat Satan u niet verzoekt wegens uw gebrek aan zelfbeheersing.
26 Ik veronderstel dus dat dit zinnig is in de huidige nood, dat een man zo blijft, opdat hij meer goed zal kunnen doen.
29 Maar ik spreek tot u die tot de bediening geroepen bent. Want dit zeg ik, broeders: De tijd die rest is slechts kort voordat u tot de bediening wordt uitgezonden. Ja, zij die een vrouw hebben, zullen zijn alsof zij er geen hadden; want u bent geroepen en gekozen om het werk van de Heer te doen.
30 En het zal zijn met hen die wenen alsof zij niet weenden; en met hen die zich verheugen alsof zij zich niet verheugden en met hen die kopen alsof zij niet bezaten;
31 en met hen die deze wereld gebruiken alsof zij haar niet gebruiken; want de uiterlijkheden van deze wereld gaan voorbij.
32 Maar ik zou willen, broeders, dat u uw roeping grootmaakt. Ik wil dat u zonder zorgen bent. Want wie ongehuwd is, zorgt voor de dingen die de Heer toebehoren, hoe hij de Heer kan behagen; daarom overwint hij.
33 Maar wie gehuwd is, zorgt voor de dingen die van de wereld zijn, hoe hij zijn vrouw kan behagen; daarom is er verschil, want hij wordt belemmerd.
38 Dus: wie zich ten huwelijk geeft, handelt goed; maar wie zich niet ten huwelijk geeft, handelt beter.