Bijbelvertaling van Joseph Smith – aanhangsel InleidingDe volgende passages zijn geselecteerde gedeelten uit Joseph Smiths bewerking van de King Jamesbijbel (BJS). De Heer inspireerde de profeet Joseph Smith om in de bijbeltekst waarheden terug te plaatsen die verloren waren gegaan of veranderd waren sinds de oorspronkelijke woorden geschreven werden. Deze herstelde waarheden verduidelijkten de leer en vergrootten het schriftuurlijke inzicht. BJS, Genesis BJS, Genesis 1–8Deze bijbelteksten zijn door Joseph Smith hersteld en gepubliceerd in de Parel van Grote Waarde als Selectie uit het Boek van Mozes. BJS, Genesis 9Na de watervloed vraagt Noach de Heer om de aarde niet nogmaals te vervloeken. BJS, Genesis 14Melchizedek zegent Abram. Melchizedeks grootse bediening en de machten en zegeningen van het Melchizedeks priesterschap worden beschreven. BJS, Genesis 15Abraham neemt kennis van de opstanding en ziet een visioen van Jezus’ bediening op aarde. BJS, Genesis 17Het volk weigert de evangelieverordeningen, zoals de doop, te gehoorzamen. God legt aan Abraham het verbond van de besnijdenis en de leeftijd van verantwoordelijkheid van kinderen uit. BJS, Genesis 19Lot weerstaat de goddeloosheid van Sodom, en engelen beschermen hem. BJS, Genesis 21Abraham aanbidt de eeuwige God. BJS, Genesis 48Efraïm en Manasse worden stammen van Israël. Zoals Jozef vanouds zijn familie stoffelijk redde, zullen zijn nakomelingen Israël in de laatste dagen geestelijk redden. BJS, Genesis 50Jozef in Egypte profeteert dat Mozes Israël van de Egyptische slavernij bevrijdt; dat een tak van Jozefs nakomelingen naar een ver land wordt geleid, waar zij in de verbonden van de Heer bedacht zullen worden; dat God in de laatste dagen een profeet roept, Joseph genaamd, om de kronieken van Juda en van Jozef te verenigen; en dat Aäron als woordvoerder van Mozes zal optreden. BJS, Exodus BJS, Exodus 4De Heer is niet verantwoordelijk voor de verharding van het hart van de farao. Zie ook BJS, Exodus 7:3, 13; 9:12; 10:1, 20, 27; 11:10; 14:4, 8, 17; bij een juiste vertaling blijkt uit ieder van deze verzen dat de farao zelf zijn hart verhardde. BJS, Exodus 18Jethro is hogepriester. BJS, Exodus 22Moordenaars zullen niet in leven worden gelaten. BJS, Exodus 32De Heer zal de Israëlieten die zich bekeren, sparen. BJS, Exodus 33Geen enkel zondig mens kan het aangezicht van God zien en leven. BJS, Exodus 34God schrijft nogmaals de wet op stenen tafelen die Mozes heeft vervaardigd, maar neemt het Melchizedeks priesterschap en de verordeningen die ertoe behoren weg van de kinderen van Israël. In plaats daarvan geeft Hij hun de wet van de vleselijke geboden. BJS, Deuteronomium BJS, Deuteronomium 10Op de eerste tafelen openbaart God het eeuwigdurend verbond van het heilig priesterschap. BJS, 1 Samuel BJS, 1 Samuel 16De boze geest die over Saul komt, is niet van de Heer. BJS, 2 Samuel BJS, 2 Samuel 12Davids zware zonde wordt niet door God weggedaan. BJS, 1 Kronieken BJS, 1 Kronieken 21God houdt een engel tegen die Jeruzalem wil vernietigen. BJS, 2 Kronieken BJS, 2 Kronieken 18De Heer geeft geen leugenachtige geest in de mond van profeten. BJS, Psalmen BJS, Psalm 11In de laatste dagen zullen de rechtvaardigen naar de berg van de Heer vluchten. Wanneer de Heer komt, zal Hij de goddelozen vernietigen en de rechtvaardigen verlossen. BJS, Psalmen 14De psalmist ziet de waarheid in de laatste dagen verloren gaan en ziet uit naar de vestiging van Zion. BJS, Psalmen 24De Koning der ere zal zijn volk bij zijn komst verlossen. BJS, Psalmen 109Wij moeten bidden voor onze tegenstanders. BJS, Jesaja BJS, Jesaja 29De boodschappen die profeten vanouds vroeger in Jeruzalem predikten, zullen in de laatste dagen gepredikt worden uit het Boek van Mormon, dat ‘uit de grond’ voortkwam. BJS, Jesaja 42De Heer stuurt zijn knecht om diegenen te onderwijzen die ervoor hebben gekozen om de waarheid niet te zien of te horen; wie luisteren en gehoorzamen zullen volmaakt worden gemaakt. BJS, Jeremia BJS, Jeremia 26De Heer bekeert Zich niet; de mensen bekeren zich. BJS, Amos BJS, Amos 7De Heer bekeert Zich niet; de mensen bekeren zich. BJS, Mattheüs BJS, Mattheüs 3De profeten voorspelden dat Bethlehem de plaats van de geboorte van de Messias zou zijn. BJS, Mattheüs 4Jezus wordt door de Geest geleid, niet door Satan. BJS, Mattheüs 5Wie acht slaat op de geboden en anderen onderwijst hetzelfde te doen, zal gered worden. BJS, Mattheüs 6De Heer leidt ons niet in verzoeking. BJS, Mattheüs 7Oordeel niet onrechtvaardig. BJS, Mattheüs 9Jezus verwerpt de doop van de Farizeeën; die is zonder waarde omdat zij Hem niet aanvaarden. Hij verkondigt dat Hij het is die de wet van Mozes heeft gegeven. BJS, Mattheüs 11Johannes de Doper is de Elias die zou komen om de weg voor de Heiland te bereiden. BJS, Mattheüs 12Wie spreekt tegen de Heilige Geest zal geen vergeving ontvangen. BJS, Mattheüs 13Voor het einde van de wereld (de vernietiging van de goddelozen) zullen boodschappers uit de hemel de rechtvaardigen uit het midden van de goddelozen bijeenvergaderen. BJS, Mattheüs 16Jezus legt uit wat ‘zijn kruis op zich nemen’ inhoudt: alle goddeloosheid en elke wereldse begeerte verzaken en zijn geboden bewaren. BJS, Mattheüs 17Jezus spreekt over twee Eliassen: één om voor te bereiden en een andere om te herstellen. BJS, Mattheüs 18Kleine kinderen hebben geen bekering nodig. BJS, Mattheüs 19Kleine kinderen zullen behouden worden. BJS, Mattheüs 21De mens moet zich bekeren alvorens hij in Christus kan geloven. BJS, Mattheüs 23Hij die in de hemel is, is onze Schepper. BJS, Mattheüs 26Jezus breekt eerst het avondmaalsbrood en zegent het daarna. Het avondmaal is ter gedachtenis van Jezus’ lichaam en bloed. BJS, Mattheüs 27Een beschrijving van Judas’ dood. BJS, Markus BJS, Markus 2De Zoon des Mensen is Heer van de sabbat omdat Hij de sabbatdag gemaakt heeft. BJS, Markus 3Jezus zal alle zondaars die zich bekeren vergeven, behalve hen die de Heilige Geest lasteren. BJS, Markus 7Jezus veroordeelt hen die de profeten verwerpen en de wet van Mozes niet gehoorzamen. BJS, Markus 8Wie bereid is omwille van Jezus te sterven, zal het heil ontvangen. BJS, Markus 9Johannes de Doper is op de berg van verheerlijking. BJS, Markus 12God is niet een God van de doden, want Hij wekt de doden uit hun graf op. BJS, Markus 14Jezus stelt het avondmaal in ter gedachtenis van zijn lichaam en bloed. BJS, Markus 16Twee engelen begroeten de vrouwen bij het graf van de Heiland. BJS, Lukas BJS, Lukas 1Zacharia, de vader van Johannes de Doper, verricht priesterschapsdiensten. BJS, Lukas 2De geleerden in de tempel luisteren naar Jezus en stellen Hem vragen. BJS, Lukas 3Christus zal, zoals geprofeteerd, komen om het heil aan Israël en aan de andere volken te brengen. In de volheid der tijden zal Hij terugkeren om de wereld te oordelen. JST, Lukas 6Jezus leert dat het beter is om vervolging te verduren dan met een vijand te strijden. BJS, Lukas 9Wereldse rijkdom vergaren moet niet ten koste gaan van de ziel. BJS, Lukas 11De volheid van de Schriften is de sleutel van de kennis. BJS, Lukas 12Jezus legt uit dat lastering tegen de Heilige Geest niet vergeven zal worden. JST, Lukas 14Wie Mozes en de profeten kennen, geloven in Jezus. BJS, Lukas 16De wet en de profeten getuigen van Jezus. De Farizeeën trachten het koninkrijk te vernietigen. Jezus introduceert de gelijkenis van de rijke man en Lazarus. BJS, Lukas 17Het koninkrijk van God is reeds gekomen. BJS, Lukas 18Vertrouwen op rijkdom belet de mens om het koninkrijk van God binnen te gaan. BJS, Lukas 21Jezus spreekt over enkele tekenen van zijn komst. BJS, Lukas 23Jezus vraagt om vergeving voor de Romeinse soldaten die Hem kruisigen. BJS, Lukas 24De vrouwen zien twee engelen bij het graf van Jezus. BJS, Johannes BJS, Johannes 1Het evangelie van Jezus Christus is vanaf het begin gepredikt. Johannes de Doper is de Elias die de weg voor Christus bereidt, en Jezus Christus is de Elias die alle dingen herstelt en door wie het heil komt. BJS, Johannes 4De Farizeeën willen Jezus doden. Hij verricht een aantal dopen, maar zijn discipelen dopen meer. BJS, Johannes 6Het is de wil van de Vader dat allen Jezus ontvangen. Wie de wil van Jezus doen, zullen opgewekt worden in de opstanding van de rechtvaardigen. BJS, Johannes 13Jezus wast de voeten van de apostelen om de wet van de Joden te vervullen. BJS, Johannes 14De vorst van de duisternis, ofwel Satan, is van deze wereld. BJS, Handelingen BJS, Handelingen 9Zij die bij Paulus zijn tijdens zijn bekering zien het licht, maar de stem horen zij niet, noch zien zij de Heer. BJS, Handelingen 22De overste maakte de boeien van Paulus los. BJS, Romeinen BJS, Romeinen 3Paulus leert dat een persoon het goede niet kan teweegbrengen door het kwade te doen. BJS, Romeinen 4De mens kan alleen gered worden door de genade van Jezus Christus, niet door werken die verband houden met het naleven van de wet van Mozes. BJS, Romeinen 7Alleen Christus heeft de macht om de ziel van mensen blijvend ten goede te veranderen. BJS, Romeinen 8Wie de wegen van het vlees navolgen, kunnen God niet behagen. BJS, Romeinen 13Wie de burgerlijke overheden eren, vergroten en vervolmaken hun eer aan God. BJS, 1 Korinthe BJS, 1 Korinthe 7Paulus legt uit dat het huwelijk wenselijk is. Wie echter als zendeling geroepen worden, dienen God beter als ze gedurende hun zending alleenstaand blijven. BJS, 1 Korinthe 15Er zijn drie graden van heerlijkheid in de opstanding. BJS, 2 Korinthe BJS, 2 Korinthe 5Paulus raadt de heiligen aan niet naar de wijze van het vlees te leven. BJS, Galaten BJS, Galaten 3Mozes is de middelaar van het eerste verbond, ofwel de wet. Jezus Christus is de Middelaar van het nieuwe verbond. BJS, Efeze BJS, Efeze 4Onrechtvaardige toorn is zonde. BJS, Kolossenzen BJS, Kolossenzen 2Wellicht hebben de geboden van mensen waarde als ze bijvoorbeeld zelfdiscipline leren; maar ze eren God niet, noch redden ze de mens. BJS, 1 Thessalonicenzen BJS, 1 Thessalonicenzen 4De rechtvaardigen die in leven zijn bij de komst van de Heer hebben niets voor op de rechtvaardige doden. BJS, 2 Thessalonicenzen BJS, 2 Thessalonicenzen 2Satan zal een wegvallen of een afval teweegbrengen voordat de Heer terugkeert. BJS, 1 Timotheüs BJS, 1 Timotheüs 2Christus is de eniggeboren Zoon en de Middelaar. BJS, 1 Timotheüs 3De kerk is gegrondvest op het centrale beginsel dat Jezus sterfelijk werd, het evangelie onderwees, en naar zijn Vader terugkeerde. Noot: de kleine veranderingen in de volgende verzen benadrukken dat de ‘zuil en het fundament van de waarheid’ Jezus Christus is. BJS, 1 Timotheüs 6Zij in wie het licht van de onsterfelijkheid (het evangelie) verblijft, kunnen Jezus zien. BJS, Hebreeën BJS, Hebreeën 1Engelen zijn dienende geesten. BJS, Hebreeën 4Wie hun hart verstokken, zullen niet gered worden; wie zich bekeren, zullen tot de rust van de Heer ingaan. BJS, Hebreeën 6De beginselen van Christus’ leer voeren tot volmaking. BJS, Hebreeën 7Melchizedek was een priester naar de orde van de Zoon van God. Allen die dit priesterschap ontvangen, kunnen zoals de Zoon van God worden. BJS, Hebreeën 11Geloof is de verzekering van dingen waarop gehoopt wordt. BJS, Jakobus BJS, Jakobus 1Benauwingen, niet verzoekingen, dragen bij tot onze heiliging. BJS, Jakobus 2Leden behoren de een niet hoger te achten dan de ander. BJS, 1 Petrus BJS, 1 Petrus 3Sommige geesten in de gevangenis waren onrechtvaardig in de dagen van Noach. BJS, 1 Petrus 4Het evangelie wordt gepredikt aan hen die dood zijn. BJS, 2 Petrus BJS, 2 Petrus 3In de laatste dagen zullen velen de Heer Jezus Christus verloochenen. Wanneer Hij komt, zullen er zich veel natuurrampen voordoen. Als we in rechtvaardigheid volharden, zullen we een nieuwe aarde ontvangen. BJS, 1 Johannes BJS, 1 Johannes 2Christus is onze voorspraak bij de Vader, mits we ons bekeren. BJS, 1 Johannes 3Wie uit God geboren is, gaat niet voort in de zonde. BJS, 1 Johannes 4Alleen wie in God geloven, kunnen Hem zien. BJS, Openbaring BJS, Openbaring 1De apostel Johannes ontvangt de profetieën in het boek Openbaring. Jezus Christus en een engel bezoeken hem. BJS, Openbaring 2De goddelozen worden in de hel geworpen. BJS, Openbaring 5Twaalf dienstknechten van God worden uitgezonden over de gehele aarde. BJS, Openbaring 12Johannes legt de symbolen van de vrouw, het kind, de roede van ijzer, de draak en Michaël uit. De oorlog die in de hemel is begonnen, wordt op de aarde voortgezet. Let op de gewijzigde versvolgorde in de BJS. BJS, Openbaring 19God gebruikt het woord van Christus om de natiën te slaan.