BJS, Genesis 17:3–12. Vergelijk Genesis 17:3–12
Het volk weigert de evangelieverordeningen, zoals de doop, te gehoorzamen. God legt aan Abraham het verbond van de besnijdenis en de leeftijd van verantwoordelijkheid van kinderen uit.
3 En het geschiedde dat Abram zich op zijn aangezicht wierp en de naam van de Heer aanriep.
4 En God sprak met hem en zei: Mijn volk is afgedwaald van mijn voorschriften en heeft mijn verordeningen die Ik hun vaderen had gegeven, niet bewaard;
5 en zij hebben mijn zalving en de begrafenis of doop die Ik hun geboden had, niet onderhouden;
6 maar hebben zich van het gebod afgekeerd en gekozen voor het wassen van kinderen en het bloed van de besprenkeling;
7 en hebben gezegd dat het bloed van de rechtvaardige Abel voor zonden vergoten was; en hebben niet geweten waarvoor zij toerekenbaar zijn voor mijn aangezicht.
8 Maar wat u betreft, zie, Ik zal mijn verbond met u sluiten, en u zult een vader van vele natiën zijn.
9 En dit verbond sluit Ik, zodat uw kinderen onder alle natiën gekend zullen zijn. Evenmin zal uw naam nog langer Abram zijn, maar uw naam zal Abraham zijn; want tot een vader van vele natiën heb Ik u gemaakt.
10 En Ik zal u uitermate vruchtbaar maken, en Ik zal u tot natiën maken, en koningen zullen uit u voortkomen, en uit uw nageslacht.
11 En Ik zal een besnijdenisverbond met u oprichten, en het zal mijn verbond zijn tussen Mij en u, en uw nageslacht na u, in hun geslachten; opdat u voor eeuwig zult weten dat kinderen niet toerekenbaar zijn voor mijn aangezicht alvorens zij acht jaar oud zijn.
12 En u zult al mijn verbonden die Ik met uw vaderen gesloten heb nauwgezet onderhouden; en u zult de geboden die Ik u met mijn eigen mond gegeven heb, onderhouden en Ik zal een God zijn voor u en uw nageslacht na u.
BJS, Genesis 17:23–24. Vergelijk Genesis 17:17–18
Abraham verheugt zich over de profetie van Izaks geboorte en bidt voor Ismaël.
23 Toen wierp Abraham zich op zijn aangezicht en verheugde zich en zei bij zichzelf: Er zal een kind worden geboren aan hem die honderd jaar oud is, en Sara, die negentig jaar is, zal baren.
24 En Abraham zei tot God: O, dat Ismaël oprecht voor U mag leven!