BJS, Mattheüs 27:3–6. Vergelijk Mattheüs 27:3–5; Handelingen 1:18
Een beschrijving van Judas’ dood.
3 Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug.
4 en zei: Ik heb gezondigd doordat ik onschuldig bloed heb verraden.
5 En zij zeiden tot hem: Wat gaat ons dit aan? Dat is uw zaak; uw zonden rusten op uzelf.
6 En hij wierp de zilverlingen neer in de tempel en vertrok en ging heen en hing zichzelf op aan een boom. En terstond stortte hij neer en zijn ingewanden gulpten naar buiten en hij stierf.