Het pad van geluk volgen
We kunnen overal in de wereld rechtschapen, van hoop vervulde kinderen grootbrengen als zeeen vast fundament in deHeiland hebben.
Jaren geleden waren enkele van mijn jongere neven en nichten aan de beurt om op de boerderij van onze opa Crozier Kimball een dienstbetoonproject te doen. Als beloning werd hun oma Clara’s1 overheerlijke eigengemaakte cake in het vooruitzicht gesteld.
Toen de klus geklaard was, gingen ze richting de keuken voor hun beloning. Maar opa versperde de keukendeur. Mijn nicht Kathy Galloway, die toen een jaar of 14 was, weet nog dat hij op een pianokruk zat en de neven en nichten op de grond liet plaatsnemen. Hij bedankte ze voor hun harde werk en zei toen dat hij iets belangrijks te zeggen had voordat ze aan de cake begonnen.
‘Er komt een tijd in jullie leven dat je moeten weten en handelen naar wat ik je nu ga vertellen’, zei hij.
Hij legde uit dat zijn grootvader Heber C. Kimball (1801–1868) en andere pioniervoorouders zware lichamelijke beproevingen te verduren hadden gehad. Opa zei dat de pioniers al snel ontdekten dat ze moesten samenwerken en elkaar moesten liefhebben en dienen om te overleven.
‘Dat hebben ze onder meer als groot erfgoed aan jullie doorgegeven!’ zei hij, terwijl de tranen over zijn wangen stroomden.
‘Als ik in mijn roeping als patriarch en als jullie grootvader door de jaren heen kijk, […] gaat mijn hart naar jullie uit’, zei hij. ‘Jullie komen voor emotionele en geestelijke moeilijkheden te staan die de meeste pioniervoorouders zich nooit hadden kunnen voorstellen.’
Tenzij de jongere generatie het grote erfgoed van liefde en dienstbetoon van de pioniers in ere houdt, voegde hij daaraan toe,‘zullen velen van jullie het niet redden omdat je niet in je eentjekunt overleven.’
Tot slot raakte opa Kimball met deze woorden hun geest: ‘We hebben elkaar nodig. We hebben niet alleen de plicht om ons getuigenis van het evangelie met elkaar te delen, maar ook om elkaar lief te hebben, te dienen, te sterken, op te bouwen en te steunen, […] in het bijzonder in onze familie. Bedenk dat je in de laatste dagen eigenlijk alleen kunt overleven als je bereid bent om samen te werken, elkaar lief te hebben en te dienen. Dan is het nu tijd voor de cake!’
We hebben elkaar nodig
Uit alle opschudding in de wereld om ons heen blijkt wel dat opa Crozier Kimball het goed voorzag: we hebben elkaar nodig.We hebben liefdevolle gezinnen, hulpvaardige quorums en zustershulpverenigingen,en steun biedende gemeenten, wijken en ringen nodig.
‘God wil dat we samenwerken en elkaar helpen’, heeft president Nelson gezegd. ‘Daarom stuurt Hij ons naar een gezin op aarde en organiseert Hij ons in wijken en ringen. Daarom vraagt Hij ons om elkaar te dienen en te bedienen. Daarom vraagt Hij ons om in de wereld te wonen, maar niet van de wereld te zijn. We kunnen samen zoveel meer bereiken dan alleen.’2
Het leven in onze tweede staat is moeilijk. Door de val van Adam en Eva staan we aan doornen en distels, beproevingen en verleidingen bloot. Die ervaringen maken deel uit van het planvan geluk, maar we helpen elkaar de levensstormen het hoofdte bieden.
Net zoals Adam en Eva ‘weg uit de hof van Eden’ werden gezonden (Genesis 3:23), zijn wij uit onze voorbereidende voorsterfelijke woning naar deze gevallen aarde gezonden. En net als Adam en Eva verheugen wij ons in de kennis van Gods plan voor zijn kinderen:
‘En te dien dage prees Adam God en werd vervuld, en begon te profeteren aangaande alle geslachten van de aarde en te zeggen: Geprezen is de naam van God, want wegens mijn overtreding zijn mijn ogen opengegaan, en in dit leven zal ik vreugde hebben, en wederom in het vlees zal ik God zien.
‘En Eva, zijn vrouw, hoorde al deze dingen en was verheugd en zei: Als wij niet overtreden hadden, zouden wij nooit nakomelingen gehad hebben en nooit goed en kwaad gekend hebben en de vreugde van onze verlossing en het eeuwige leven dat God geeft aan alle gehoorzamen’ (Mozes 5:10–11; zie ook 2 Nephi 2:25).
Deel van zijn goddelijke plan
Onze ‘onsterfelijkheid en het eeuwige leven’ tot stand brengen,is het ‘werk en [de] heerlijkheid’ van onze Vader (Mozes 1:39).‘Wij maken deel uit van zijn goddelijke plan’, heeft presidentNelson gezegd.3
Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen hebben verklaard: ‘In het voorsterfelijke leven kenden en aanbaden [we als] geestzonen en -dochters God als [onze] eeuwige Vader, en aanvaardden zijn plan waardoor zijn kinderen een stoffelijk lichaam konden krijgen en aardse ervaringen konden opdoen om vooruitgang te maken op weg naar volmaking en om uiteindelijk hun goddelijke bestemming als erfgenaam van het eeuwige leven te verwezenlijken.’4 En president Dallin H. Oaks, eerste raadgever in het Eerste Presidium, heeft onlangs gezegd: ‘Volgens het plan van onze hemelse Vader heeft [Jezus Christus] “de hemelen en de aarde […] geschapen” (Leer en Verbonden 14:9), zodat ieder van ons de sterfelijke ervaring krijgt die nodig is om onze goddelijke bestemmingte bereiken.’5
De Schriften en hedendaagse profeten maken de essentiële rol van ons lichaam in Gods plan duidelijk. Het is onze bestemming om met een herrezen, verheven lichaam in zijn tegenwoordigheid terug te keren en voor eeuwig in familieverband te leven.
‘Onze relaties met andere mensen, ons vermogen om waarheid te herkennen en ernaar te leven, en gehoorzaam te zijn aan de beginselen en verordeningen van het evangelie van Jezus Christus, worden versterkt door ons stoffelijk lichaam’, heeft ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen gezegd. ‘In deze aardse leerschool ervaren we tederheid, liefde, vriendelijkheid, geluk, verdriet, teleurstelling, pijn en zelfs lichamelijke beperkingen die ons voorbereiden op de eeuwigheid.’6
Leer over Christus
In deze tijd van twijfel en onzekerheid is kennis van het plan van geluk essentieel om geestelijk te overleven. Maar we kunnen niet verwachten dat de wereld onze kinderen beginselen van eeuwig geluk meegeeft.Als ouders moeten wij onze kinderenover hun goddelijke oorsprong en bestemming vertellen.
We helpen ze eerst een getuigenis te ontwikkelen van Jezus Christus en zijn verzoening, die centraal in het heilsplan staan. We kunnen volgens mij overal in de wereld rechtschapen, van hoop vervulde kinderen grootbrengen als ze een vast fundament in de Heiland hebben.
Op onze thuisavonden, in gezinsgebeden, tijdens de gezamenlijke Schriftstudie, door gezinsactiviteiten en -tradities en zelfs wanneer we bestraffend optreden, geldt: ‘Wij spreken over Christus, wij verheugen ons in Christus, wij prediken Christus, wij profeteren over Christus, […] opdat onze kinderen zullen weten op welke Bron zij mogen vertrouwen voor vergeving van hun zonden’ (2 Nephi 25:26).
We maken onze kinderen duidelijk dat bekering in het heilsplan een ‘leerplan voor het leven’7 is dat hoop en genezing brengt daar het de ziel ontlast en de toekomst laat stralen.
Als onze kinderen geloof in Christus’ verzoening ontwikkelen, beseffen ze dat alles nooit verloren is en dat de Heer ze met open armen opwacht. We helpen ze inzien dat ‘wat [we] ook moet[en] achterlaten om het pad naar [ons hemelse] huis te volgen eens helemaal geen offer meer [zal] lijken’.8
Vergader Gods kinderen
We bereiken onze goddelijke bestemming niet alleen. Als heiligen der laatste dagen hebben wij een bijzondere plicht om anderen op onze reis naar ons hemelse huis uit te nodigen. De wereld heeft heiligen der laatste dagen nodig die bereid zijn om het licht van de herstelling te laten schijnen door hun getuigenis, voorbeeld en bereidheid om het evangelie uit te dragen. Wanneer we ons licht laten schijnen, trekken we mensen aan.
‘Als we het over de vergadering hebben,’ zei president Nelson, ‘hebben we het over deze fundamentele waarheid: ieder kind van onze hemelse Vader, aan beide kanten van de sluier, verdient het om de boodschap van het herstelde evangelie van Jezus Christus te horen. Ze bepalen zelf of ze er meer van willen weten.’9
Daarom dragen we, mede op advies van opa Crozier, ons getuigenis van het evangelie van Jezus Christus uit. We hebben onze dierbaren en naasten lief, we dienen, sterken en steunen ze,en bouwen ze op.
Als we anderen op het pad naar hun goddelijke bestemming helpen, helpen we onszelf ook op datzelfde pad voort. We worden dan ‘in het koninkrijk van de Vader […] ontvangen om er niet meeruit te gaan, maar voor eeuwig bij God in de hemelen te wonen’(3 Nephi 28:40).