Hoe de laatste woorden van mijn vader mij tot bekering aanzetten
De auteur woont in Namibië.
Door de woorden van de profeten, de zendelingen en mijn vader heb ik mijn geloof in Jezus Christus ontwikkeld.
Toen ik aan de universiteit ging studeren, verhuisde ik naar een grote stad in Namibië. Ik woonde bij mijn broer, die lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is.
Op een zondag nodigde hij me uit om mee naar de kerk te gaan, en dat deed ik. Ik merkte dat iedereen in het gebouw er zo gelukkig uitzag.
Mijn broer stelde me aan de zendelingen voor en we maakten een afspraak. Eerlijk gezegd luisterde ik niet echt tijdens hun lessen. De zendelingen moedigden me altijd aan om over hun lessen te bidden, maar dat zag ik niet zo zitten.
Uiteindelijk was ik de lessen beu. Ik las niet in de Schriften en deed weinig om mijn leven te veranderen. Ik begon de zendelingen te mijden.
Maar ik ging soms nog wel met mijn broer naar de kerk. En als de zendelingen me te pakken kregen, verzon ik excuses.
Een afscheidswoord
Een paar jaar later werd mijn vader plotseling ziek, en het leek erop dat hij niet meer beter zou worden. Vlak voordat hij overleed, sprak hij enkele woorden tot mij en zijn andere kinderen. Hij citeerde Mattheüs 6:33 en gaf ons de raad om ‘eerst het Koninkrijk van God’ te zoeken. Hij zei dat als wij rechtschapen leefden en Jezus Christus volgden, alles in ons leven goed zou komen.
Helaas liet ik zijn afscheidswoorden pas lang na zijn dood tot me doordringen.
Voordat mijn vader stierf, had ik geprobeerd in Jezus Christus en zijn evangelie te geloven, maar na zijn overlijden ontspoorde mijn groeiende geloof.
Het verlies van mijn vader was erg pijnlijk. Het leek wel of al het licht uit mijn leven was verdwenen. Ik greep naar de alcohol om mijn verdriet en pijn te verzachten. Ik deed niets meer met mijn geloof en begon steeds verder weg te zakken.
Maar toen ik op een dag een dieptepunt had bereikt, schoten de laatste woorden van mijn vader me te binnen:
‘Zoek eerst het Koninkrijk van God.’
Wat doe ik met mijn leven? dacht ik. Mijn vader had op zijn sterfbed nog steeds van zijn geloof in Jezus Christus getuigd. Waarom kan ik dat niet?
Toen ik aan mijn vader dacht, herinnerde ik me ook de gemoedsrust en blijdschap die ik in de ogen van de leden zag als ik met mijn broer naar de kerk ging. Ik wilde diezelfde gemoedsrust en blijdschap voelen.
Ik wist dat het eindelijk tijd was om een getuigenis te krijgen.
Een onverwacht antwoord
Ik begon weer met de zendelingen af te spreken. Ze beantwoordden veel van mijn vragen en ik begon de teksten te lezen die ze me opgaven. Ik begon meer te bidden en probeerde meer over het evangelie van Jezus Christus te weten te komen. Toen ze me uitnodigden om over de beginselen te bidden, ging ik op die uitnodiging in.
Toen ik alleen was, knielde ik neer, sprak het oprechtste gebed uit dat ik ooit had uitgesproken, en vroeg of de kerk waar was. Terwijl ik over mijn gebed nadacht, voelde ik de Geest opeens heel sterk. Een stille, zachte – maar doordringende – stem fluisterde in mijn gedachten: ‘Eben, kom dan en volg Mij. Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven.’
Dat was schokkend.
Toen ik er later met de zendelingen over sprak, zei ik dat ik dacht dat die stem misschien mijn eigen gedachten waren die me probeerden te troosten. Ze verzekerden me dat dat niet zo was, maar dat het de Heilige Geest was die me naar de waarheid leidde.
Het was geweldig om te merken dat mijn hemelse Vader me kende en dat ik zo’n antwoord kon krijgen. Maar ik vond dat ik nog steeds meer bevestiging over de waarheid van het evangelie nodig had.
Een stap in geloof
Toen de algemene conferentie dichterbij kwam, gaven de zendelingen me de raad om al mijn vragen op te schrijven en goed naar antwoorden te luisteren.
De toespraak van president Russell M. Nelson nam al mijn twijfels weg. Toen hij ons uitnodigde om ‘het verbondspad te betreden en erop te blijven’,1 leek het wel of onze hemelse Vader zei dat ik me moest laten dopen.
Na de conferentie zei ik tegen de zendelingen dat ik er klaar voor was. Ik had getwijfeld aan mezelf, mijn waardigheid, en aan mijn vermogen om te veranderen en zoals Jezus Christus te worden, maar toen ik met de bisschop sprak, besefte ik wat ik moest doen. Toen ik aan de woorden van de profeet, de Geest en mijn vader dacht, zette ik een stap in geloof en liet ik me door mijn broer dopen. Eindelijk begon ik met vreugde het evangelie volledig na te leven.
Het evangelie geeft me de antwoorden en troost die ik nodig heb. Mijn begrip van het heilsplan geeft me de hoop dat ik mijn vader op een dag weer zal zien. Elke avondmaalsdienst voelt als die allereerste zondag met mijn broer. Ik voel nog steeds diezelfde gemoedsrust en vreugde.
Nu ik me op een zending voorbereid, kijk ik ernaar uit om het evangelie en mijn getuigenis met anderen te delen. Ik ben klaar om het licht van het evangelie te verspreiden – hetzelfde licht dat ik ontving toen ik dat het meest nodig had.