Wereldwijde devotionals
Ik geef mezelf aan Hem


Ik geef mezelf aan Hem

CES-haardvuuravond voor jongvolwassenen • 3 november 2013 • Brigham Young University

Het is zo’n voorrecht om in jullie midden te zijn, geliefde jonge broeders en zusters. Ik wil dat jullie weten dat het mijn vrouw en mij een waar genoegen is om vanavond bij jullie te zijn. We zien onbeperkte mogelijkheden als we naar je kijken. Je hebt zo’n groot potentieel. Hoe hoog je verwachtingen ook zijn, ik zeg je dat je nog meer mag verwachten. Je kunt in dit leven meer bereiken dan je denkt. Met de Heer aan je zijde kun je wonderen meemaken. Je kunt doen wat je aanvankelijk onmogelijk achtte. Je kunt elke moeilijkheid overwinnen. Je kunt uitstijgen boven de dingen die je neer zouden halen. Je kunt het kwade verwerpen en al het goede aanhangen. Je aardse leven heeft een doel en met de hulp van de Heer zul je dat doel bereiken.

Ik hoop dat je beseft dat velen voor jullie bidden. Dagelijks wordt er in de kerk zoveel gebeden voor de jongeren van de kerk — voor de jongvolwassenen. Ik nodig je uit om op een rustig moment even na te denken over al de gebeden die dagelijks speciaal voor jullie, de opkomende generatie, uitgesproken worden. Gebeden in de tempel, gebeden van algemene autoriteiten en algemene functionarissen van de kerk, gebeden van ring- en wijkleiders, en gebeden van ouders, familie en vrienden. Ik hoor veel van die gebeden. Ze komen uit het hart. Ik hoop dat je zult nadenken over de hemelse krachten die voor jou opgeroepen worden.

En ik hoop dat je je geliefd voelt, niet enkel door wie je kennen, maar door iedereen die om je geeft hoewel ze je misschien nog nooit ontmoet hebben. Ik weet dat president Monson je zou vertellen dat hij je liefheeft als hij vandaag bij ons was. We hebben een levende profeet die de jongeren van de kerk liefheeft.

Mijn vrouw en ik zijn het koor zo dankbaar dat ze het lied ‘I Will Give Myself to Him’ zongen. We schreven dit lied voor onze zendelingen in het zendingsgebied Rapid City (South Dakota), maar de woorden zijn op ons allen van toepassing. Het eerste couplet luidt:

Hij offerde Zich op voor mij, Hij stierf opdat ik zou leven.

Wat kan ik voor Hem doen? Wat kan ik Hem echt geven?1

Dit zijn woorden van iemand die nadenkt over de zegeningen van de verzoening, de zegeningen van de liefde van onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus. Dat maken we allemaal wel eens mee — een ogenblik wanneer we weten dat de Heer aan ons denkt.

Ik wil je vragen nu na te denken over de zegeningen die je ervaart als lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Als iemand onder jullie overweegt om lid te worden van de kerk, nodig ik je uit om na te denken over een zegening die je wilt ontvangen. Vertel vervolgens de persoon naast je wat die zegening is. Ken je die persoon niet? Des te beter, zo kun je elkaar leren kennen. Vertel elkaar de komende twee minuten over zoveel mogelijk zegeningen.

Onlangs nodigde ik een aantal studenten bij me thuis uit om het onderwerp van vanavond te bespreken. Laten we eens kijken wat ze zeiden toen ik hun vroeg me te vertellen over hun zegeningen:

Broeder 1: De kennis die ik heb — de kennis van het heilsplan, mijn hemelse Vader, en van zijn aard en zijn bedoeling voor mij, en weten hoe ik kan leven volgens zijn wil voor mij. Zegeningen die we door de verzegelende macht en de tempels op aarde krijgen — en dat ik weet dat ons gezin voor eeuwig bij elkaar kan zijn.

Zuster 1: De kennis van de verzoening, en ook de mogelijkheid om gebruik te maken van de macht van de verzoening. Veel van die zegeningen krijg ik door priesterschapsverordeningen en door de hechte band met mijn hemelse Vader, die ontstaat door de verordeningen en verbonden die ik met Hem sluit. Om macht en kracht te ontvangen en alle dingen die we nodig hebben om tot Hem terug te keren.

Zuster 2: De mogelijkheid en het voorrecht om de Heilige Geest altijd bij ons te hebben. Hij begeleidt ons in onze beslissingen zodat we onze wil onderwerpen. Hij troost en sterkt ons, en geeft ons de kracht om dit leven door te komen en om daarna voor eeuwig bij Hemelse Vader te wonen.

Broeder 2: Ik denk dat dit stuk voor stuk zegeningen van het priesterschap zijn voor zowel mannen als vrouwen. Ik ben echt dankbaar voor het herstelde priesterschap waardoor we die zegeningen hebben: de tempel, de Heilige Geest, de mogelijkheid om gebruik te maken van de verzoening.

Zuster 3: Ik ben zo dankbaar dat ik weet dat ik vooruitgang kan maken en dat het leven niet draait om apathisch toekijken of bij de pakken neerzitten. We moeten opstaan en iets doen. Het is voor mij erg belangrijk te weten dat we hier en ook in het hiernamaals vooruitgang kunnen maken.

Broeder 3: Het Boek van Mormon. Als student lees ik zoveel en moet ik me steeds afvragen: klopt dit wel? Welke veronderstellingen hebben ze?  Hoe kan ik beoordelen of al die dingen waar zijn? Maar als ik het Boek van Mormon lees, kan ik tot rust komen. Ik hoef het niet te wantrouwen. Omdat het gewoon waar is — vertaald door de gave en macht Gods.

Zonder het herstelde evangelie van Jezus Christus, zouden we de zegeningen die mijn vrienden aanhaalden niet hebben. Door na te denken over onze zegeningen, krijgen we kracht om voorwaarts te gaan in het leven, maar we weten allemaal dat voorwaarts gaan moeilijk is. Dit is het sterfelijk leven, en het sterfelijk leven is niet makkelijk. De volgende twee coupletten van het lied dat het koor zong, luiden:

Als anderen wegkijken, als ik liefde mis,

Hoe voel ik dan zijn liefde? Hoe weet ik dat Hij er is?

… … … … … … … … … … … … … … . .

Als men zich vragen stelt, vervuld van smart en pijn,

Hoe breng ik dan rust? Hoe kan ik een hulp zijn?2

Deze keer vraag ik je om op te schrijven — of even te bedenken — welke moeilijkheden je momenteel hebt. Welke zorgen houden je ’s nachts soms wakker?

Toen ik mijn vrienden bij mij thuis vroeg welke moeilijkheden ze hadden, zeiden ze het volgende:

Zuster 2: Er gaan meteen heel wat dingen door mijn hoofd! Een ervan is dat we nogal makkelijk onze eigenwaarde en identiteit aan onze verwezenlijkingen koppelen: ik ben nog niet getrouwd, of ik heb nog geen bachelor- of masterdiploma behaald, of andere zaken die je al dan niet verwezenlijkt hebt.

Broeder 2: De geestelijke instelling behouden die we op zending hadden. Die keuze moet ik dagelijks maken, of ik de gewoontes die ik op zending ontwikkeld heb, kan voortzetten of niet.

Broeder 1: De kans die we op zending hadden om te dienen en te getuigen bracht de Geest in ons leven. Die kunnen we nu ook hebben door huisonderwijs of huisbezoek te doen en door nieuwe leden te begeleiden. We kunnen veel goede dingen doen. En diezelfde Geest kan onze metgezel zijn als we anderen dienen.

Broeder 3: Het juiste evenwicht vinden tussen inspiratie krijgen van de Geest bij het nemen van beslissingen en ze gewoon nemen. Het lijkt alsof sommige mensen veel aanwijzingen krijgen van de Heer. En anderen moeten actie ondernemen en er gewoon voor gaan voor ze weten of dat het goede is.

Zuster 1: Het overkoepelende probleem van uitgestelde zegeningen en begrijpen dat we ze ooit zullen ontvangen. Maar gewoon geloof en vertrouwen hebben en onze wil onderwerpen aan die van onze hemelse Vader.

Zuster 3: Waarom gebeuren er slechte dingen in het leven van goede mensen? Of moeilijke dingen, echt heel moeilijke dingen in het leven van goede mensen? Daar heb ik de laatste tijd veel over nagedacht. Ik kwam bijvoorbeeld net te weten dat mijn vader kanker heeft. En ik dacht: waarom overkomt dat een man die zoveel goeds doet?

Waar je ook mee kampt, ik getuig dat ons thema vanavond je in staat zal stellen om je problemen te overwinnen.

Laten we om te beginnen eens even nadenken over de vorige CES-haardvuuravond. Ouderling Russell M. Nelson zei die avond in zijn apostolische zegen: ‘Ik zegen je […] zodat je [Gods] wil kunt vervullen.’3 Denk eens aan de kracht van die woorden. Als wij Gods wil moeten vervullen, moet onze wil gelijk zijn aan die van God. Wij moeten willen wat Hij wil.

Ouderling Neal A. Maxwell heeft eens gezegd: ‘Als u uw wil aan die van de Heer onderwerpt, geeft u Hem het enige wat u Hem kunt geven dat echt van uzelf is. Wacht niet te lang om naar het altaar te gaan en uw wil daarop te leggen!’4

Vanavond nodig ik je uit om samen met mij over drie vragen na te denken: (1) wat betekent het woord wil? (2) Hoe onderwerpen we onze wil aan die van God? En (3) hoe weten we dat het ons aan het lukken is?

Ten eerste, wat betekent het woord wil? We praten niet vaak over onze wil, we gebruiken dat woord tenminste zelden. Soms zeggen we ‘wilskracht’. Als in: ‘Ik heb de wilskracht gewoon niet om van die cheesecake af te blijven.’ Dus de wil is de ‘neiging om iets te doen’,5  het verlangen dat onze daden stuurt.

Als je aan Amerikanen vraagt welke twee zaken hun lichamelijke gezondheid het meest beïnvloeden, zegt 95 procent ‘voeding en lichaamsbeweging’ — dat is logisch. Als je hun vervolgens vraagt: ‘Let je op je voeding en heb je genoeg lichaamsbeweging?’ — wat denk je dat ze dan zouden antwoorden? Vijf tot tien procent zegt van wel. Er is duidelijk een verschil tussen iets weten en het ook doen. De meeste mensen weten wat ze behoren te doen, maar weinigen hebben de benodigde wilskracht.

Een voorbeeld uit onze zending toont aan dat als we hulp krijgen, we de wilskracht kunnen ontwikkelen om te doen waarvan we weten dat we het dienen te doen.

Een van onze assistenten zei eens tegen zijn collega: ‘Hé, ik ben op zending dertien kilo aangekomen. Zo kan ik niet thuiskomen. Wil je me helpen afvallen?’ (Hij was basketballer en wilde zo niet naar huis gaan.)

Zijn collega ging akkoord.

Kort daarop stond ik met beide zendelingen aan te schuiven voor een buffet. De zendeling die wilde afvallen, wilde een brownie nemen. Zijn collega fluisterde hem in het oor: ‘Dat wil je niet.’

De hongerige zendeling antwoordde met enige irritatie: ‘O jawel, dat wil ik wél.’

‘Nee, dat wil je niet; dat wil je echt niet’, zei zijn collega.

De zendeling nam uiteindelijk geen brownie.

Hij wilde afvallen, maar had hulp nodig om zijn verlangen naar die brownie te overwinnen. In dat lied stond: ‘Hoe kan ik een hulp zijn?’ Weet je nog? De collega hielp zijn medezendeling te doen wat hij wilde doen, maar niet kon zonder wat hulp van iemand anders. Hij probeerde deze zendeling te laten inzien dat zijn verlangen om gezond te worden sterker kon zijn dan zijn verlangen naar die brownie. Hij probeerde hem te stimuleren om zijn wil te vormen.

De tegenstander wil ons laten geloven dat we geen wil hebben, dat we alleen onze natuurlijke instincten kunnen volgen om zoveel mogelijk brownies te eten. Sommige mensen geloven ten onrechte dat onze wil voorgeprogrammeerd is door onze genen en dat we er niets over te zeggen hebben.

Om aan te tonen hoe cruciaal deze kwestie is, wil ik dit fragment uit een recent krantenartikel voorlezen. De schrijver ervan is een vermaard hoogleraar biologie. Zijn verhandeling is getiteld: ‘U hebt eigenlijk geen vrije wil.’ Deze titel trok mijn aandacht omdat ik als lid van de kerk weet dat we wél vrije wil hebben.

Hij legt uit dat we de keuzes, die we denken te maken, eigenlijk niet echt maken. Over onze ontbijtkeuze vanochtend zegt hij: ‘U denkt misschien dat u een keuze gemaakt hebt, maar eigenlijk was uw beslissing […] om [deze ochtend] een eitje of havermoutpap te eten al bepaald lang voor u zich ervan bewust was — misschien zelfs vóór u vandaag wakker werd. En uw “wil” had er niets mee te maken.’6

Dus hij zegt dat we geen wil hebben, dat we onze verlangens niet kunnen bepalen. We zijn gewoon onderworpen aan onze genen. Toen ik dit artikel las, wilde ik hem over die zendeling vertellen. Hij maakte wél keuzes. Hij viel dertien kilo af. Zijn wilskracht was sterker dan zijn lichamelijke verlangens.

Uit zowel hedendaagse openbaring als openbaring uit de oudheid leren we dat we wél keuzevrijheid hebben, dat we wilskracht en verlangens hebben, en dat die verlangens kunnen veranderen. In de meest recente algemene conferentie zei ouderling Russell M. Nelson: ‘We kunnen ons gedrag veranderen. Onze verlangens kunnen veranderen. Hoe? […] Alleen de reinigende en faciliterende kracht van de verzoening van Jezus Christus brengt echte — blijvende — verandering tot stand.’7

Toen ouderling Maxwell zei dat onze wil het enige is wat we God echt kunnen geven, bedoelde hij dat al de andere zaken die we Hem geven eigenlijk dingen zijn die God ons al heeft gegeven. Als we tiende en offergaven betalen, geven we God gewoon terug wat Hij ons heeft gegeven. We verdienen al ons geld met behulp van Gods schepping. Als we onze tijd toewijden, geven we God wat Hij ons al heeft gegeven, namelijk onze tijd op aarde. Maar als we onze wil aan die van Hem onderwerpen, schenken we iets dat echt van ons is. Als we onze wil onderwerpen, geven we onszelf helemaal, zonder iets achter te houden.

Ik vroeg mijn vrienden om de Schriften te doorzoeken naar de betekenis van het woord wil, en vervolgens te vertellen wat ze ervan vonden. Dit is wat ze zeiden:

Broeder 3: ‘Gewillig [zijn] zich te onderwerpen aan alles wat de Heer goeddunkt [hun] op te leggen, ja, zoals een kind zich aan zijn vader onderwerpt.’8 Dat gaat dus over zich overgeven, zich onderwerpen en gewillig zijn. Toen begonnen we daarover te praten en vonden we een andere tekst in Helaman 3.

Broeder 1:Helaman 3:35 — ‘Ja, zodat hun hart gereinigd en geheiligd werd, welke heiliging tot stand kwam door de overgave van hun hart aan God.’

Zuster 3: Ik denk niet dat dit allemaal in één keer gebeurt. Het is een proces dat tijd en inspanning vraagt.

Broeder 2: Het is alsof je vaart krijgt. Als je het goede kiest, is het makkelijker om de volgende keer het goede te kiezen. Gebed, dagelijkse Schriftstudie, nadenken en in je dagboek schrijven.

Zuster 2: In Mosiah 5:2 beschreven ze die grote verandering in onszelf en in ons hart ‘waardoor wij niet meer geneigd zijn om kwaad te doen, maar wél om voortdurend goed te doen.’

Zuster 1: Dat is grappig. Wij lazen dezelfde Schriftteksten, maar hadden een totaal ander gesprek. Dat stuk in Helaman 3:35 over ons hart overgeven aan God en hoe dat ons reinigt, vond ik echt superkrachtig. Ik denk dat het heel wat vertrouwen vereist om jezelf aan Hem over te geven en te zeggen: ‘Nee, ik vertrouw erop dat uw plan volmaakt is. Ik geef U mijn wil en sta U dan toe me te kneden zodat ik de persoon word die ik moet zijn.’

Broeder 2: Wij spraken over de oorlog in de hemel — hoe we voor de keuzevrijheid vochten, en hoe we besloten Christus te volgen en te doen wat Hij wil. We bespraken hoe dit leven een strijd om de wil is. Beslissen we om te verlangen wat Christus wil, om te worden zoals Hij is, in plaats van gewoon te zeggen dat we zullen doen wat Hij van ons vraagt — zullen we dat willen doen?

Dus als we onze wil aan die van de Heer onderwerpen, geven we onze keuzevrijheid niet op. Integendeel zelfs. Hoe meer we onze wil aan die van de Heer onderwerpen, hoe meer we onze keuzevrijheid goed kunnen gebruiken. Als we weten wat God wil dat we weten, zeggen wat Hij wil dat we zeggen en doen wat Hij wil dat we doen, zullen we zijn wie Hij wil dat we zijn. God heeft ons keuzevrijheid gegeven zodat we ons aan Hem zouden overgeven, niet zodat we aan verleiding zouden toegeven.

Als je diep in je binnenste kijkt, kun je de verlangens vinden die aan de basis liggen van je meest gewaardeerde daden. Je merkt dat ik niet ‘om het even welke daden’ zei, omdat sommige daden niet door onze diepste, sterkste verlangens gestuurd worden. Soms doen we dingen zonder erover na te denken. Soms doen we dingen die lijnrecht tegenover onze sterkste verlangens staan.

Op zekere dag vroeg een jonge man me om hulp bij zijn bekering. Hij beschreef zijn verdriet over wat hij gedaan had, en zei: ‘Als ik nu terugkijk, kan ik niet geloven dat ik dat echt gedaan heb. Het voelt alsof iemand anders het gedaan heeft en niet ik.’ Diep in zijn binnenste wilde hij niet doen wat hij gedaan had, maar de natuurlijke mens had op de een of andere manier de macht gegrepen en hij had zich overgegeven aan de verleidingen van de tegenstander in plaats van aan de ingevingen van de Heilige Geest, waardoor hij weerstand had kunnen bieden tegen verleiding.9 Hij had het over zijn wil. Hij wilde het goede doen, maar er was een deel van hem — een deel van zijn wil — dat hij nog niet opgegeven had. Hij hield dat kleine deeltje achter en dat had hem ertoe aangezet iets te doen waar hij spijt van had. Maar hij sprak met een priesterschapsleider om zijn fout recht te zetten — om te zijn wie hij echt was, een getrouwe zoon van zijn hemelse Vader. Hij sprak met hem om te proberen zijn hele wil aan die van de Heer te onderwerpen, deze keer zonder iets achter te houden.

Deze jonge man onderging een verandering van hart. Hij was ‘niet meer geneigd […] om kwaad te doen, maar wél om voortdurend goed te doen.’10 Zijn verlangens waren veranderd en daarom veranderde ook zijn gedrag. Hij legde de natuurlijke mens af en gaf zich over aan de ingevingen van de Heilige Geest. Een verandering van hart is een verandering van motieven, niet enkel een verandering van daden. We moeten het goede doen, maar nog belangrijker is dat we het om de juiste reden doen.

Afbeelding

Schema

Dit schema geeft inzicht in het verband tussen onze motieven of verlangens en onze daden. Als we het verbondspad van discipelschap bewandelen, zijn onze motieven zuiver en onze daden rechtschapen. We doen het goede omdat we de Heer en zijn kinderen liefhebben. Maar het is ook mogelijk om het goede met een onrechtschapen motief te doen. Dan zijn we hypocriet — we doen het goede voor de schone schijn, omdat we beter willen lijken dan iemand anders.

Als we een goddeloze daad met een onrechtschapen motief doen, staan we volgens de Schriften opzettelijk op tegen God.11 Deze mensen zijn trots op het kwaad dat ze verrichten. Als we echter eigenlijk het goede willen doen, maar struikelen en vallen, geven we ons over aan onze innerlijke natuurlijke mens. Als we het pad van discipelschap niet bewandelen, moeten we door bekering een beroep doen op de kracht van de verzoening. Dan zijn we weer op het goede pad.

Dit bekeringsproces is een proces waarin we onze verlangens veranderen. Waarin we plaats maken voor de Geest. En als we plaats maken voor de Geest, is er geen plaats meer voor zonde.

Onze wil is dus de combinatie van onze verlangens of motieven. Onze wil ligt ten grondslag aan onze daden. Hoe kunnen we onze wil dan versterken? Hoe kunnen we onze wil onderwerpen aan die van de Heer? Ik wil het koor vragen om het refrein van het lied dat ze aan het begin van deze haardvuuravond zongen te herhalen. Luister goed naar de tekst:

Ik zeg wat Hij wil dat ik zeg. Ik doe wat Hij wil dat ik doe.

Ik getuig tot de wereld van Gods geliefde Zoon.

Ik geef mezelf aan Hem — mijn hart, mijn wil, mijn ziel.

Ik bejubel zijn verlossende liefde, het lied dat me geneest.12

Ieder van ons kan zeggen wat Hij wil dat we zeggen.

Toen ik ringpresident was, sprak ik met een pasgetrouwde zuster. Ik vroeg haar: ‘Hoe gaat het met uw huwelijk?’

Ze antwoordde: ‘Het gaat wel, denk ik. We hebben niet zo vaak ruzie.’

Ik vroeg: ‘Hoe bedoelt u, niet zo vaak?’

Ze zei: ‘U weet wel, alle gehuwde paren hebben ruzie.’

Ik antwoordde: ‘Niet alle gehuwde paren. Mijn vrouw en ik hebben geen ruzie. Mijn ouders hadden geen ruzie.’

We hadden vervolgens een goed gesprek over hoe ze als koppel liefdevol met elkaar konden praten in plaats van vol vijandigheid of frustratie.

We kunnen zeggen wat de Heer wil dat we zeggen. We kunnen vijandigheid in onze woorden en toon vermijden. We kunnen anderen opbouwen in plaats van ze af te breken.

Op een dag vergezelde ik ouderling Jeffrey R. Holland om een ringpresidium te reorganiseren. Toen we binnenkwamen in het hotel waar we verbleven, herkende hij een hotelmedewerkster en vroeg haar: ‘Hoe gaat het met die aardige vriend van je?’

Ze zei: ‘O, we zijn een paar weken geleden uit elkaar gegaan.’

Hij zei: ‘Je vindt wel iemand anders, en die zal zelfs beter zijn.’

Ze glimlachte en we gingen verder. De volgende dag hoorde ik ouderling Holland het ene na het andere compliment geven aan leden en leiders. Hij deed dat zo makkelijk en oprecht dat ieder die we ontmoetten zich meteen beter voelde — gewoon omdat hij hen opbouwde.

Dat kunnen we allemaal. Als de Heiland nu onder ons was, zou Hij iedereen die Hij tegenkwam opbouwen, zoals Hij deed toen Hij op aarde was. Ieder van ons kan zeggen wat Hij wil dat we zeggen.

Telkens als iemand me vraagt hoe het is om met algemene autoriteiten samen te werken, denk ik eerst aan de liefde die ik voel in hun midden. Je denkt misschien dat het enorm intimiderend is om op het spreekgestoelte in het Conferentiecentrum te staan omdat het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen vlak achter je zitten tijdens je toespraak. Maar ze geven je op de een of andere manier het gevoel dat je het echt kunt.

En wanneer je klaar bent en terug naar je plaats gaat, reiken de Twaalf je de hand om je te bedanken voor je bijdrage aan de vergadering. De eerste keer dat me dit overkwam, schrok ik een beetje. Ik dacht niet dat ze zo expressief zouden zijn, maar dat zijn ze zeker. Ze bouwen iedereen die ze tegenkomen op, net als de Heiland. Dat is echt het kenmerk van president Monson.

President Monson schenkt zijn liefde aan iedereen. Na een van de bijeenkomsten van de oktoberconferentie zag president Monson een jongetje dat naar hem zwaaide. Hij boog zich over de reling en wenkte de jongen om dichterbij te komen. En hij schudde hem de hand. De jongen was uiteraard erg opgewonden.

Op een andere keer bleef president Monson na een optreden in het Conferentiecentrum om zoveel mogelijk jongeren de hand te schudden. Hij betrad het podium en liep op een groep jongeren met ernstige handicaps af. Hoewel deze jongeren niet in staat waren president Monson te woord te staan, toonde de glimlach op hun gezicht hoeveel ze zijn handdruk en hartelijke begroeting waardeerden.

Als we anderen de hand reiken, vergroten we onze capaciteit om anderen de hand te reiken. Dat geeft duidelijk aan dat we onze wil aan die van God onderwerpen.

We kunnen dus zeggen wat Hij wil dat we zeggen. We kunnen ook doen wat Hij wil dat we doen. Soms zijn daden belangrijker dan woorden.

Toen onze kinderen nog klein waren, moest mijn vrouw wegens een ernstige ziekte in het ziekenhuis worden opgenomen. Ik probeerde de kost te winnen en voor onze vijf kleine kinderen te zorgen terwijl ze herstelde. Maar ik hoefde niet erg hard te werken om in eten te voorzien. De ene na de andere maaltijd werd bij ons bezorgd. Het waren er zelfs zoveel dat we ze niet opkregen. Dus stopte ik de maaltijden in de vriezer tot die vol was.

Misschien lijkt het alsof dat maar onbeduidende daden waren in vergelijking met ander dienstbetoon, maar ik kan je zeggen dat die maaltijden erg belangrijk voor ons waren. Ze waren mijn redding. Mijn vrouw voelde zich zwak en ik was ontmoedigd. Maar ik kon elke avond gewoon in de vriezer kijken wat de pot schafte. Toen ze ons die maaltijden bezorgden, onderwierpen die lieve leden van onze wijk hun wil aan die van God. Ze deden wat Hij van hen verlangde.

Die leden hadden zuivere motieven om een gezin in nood te helpen, maar het is mogelijk om iets goeds te doen met de verkeerde reden. Volgens de Schriften wordt het goede wat we doen ons dan als kwaad toegerekend omdat ons hart niet oprecht was.13 We deden het goede, maar met tegenzin. Verlangens zijn dus het belangrijkste. We moeten willen wat God wil. We moeten zeggen wat Hij wil dat we zeggen omdat we willen zeggen wat Hij wil dat we zeggen. We moeten doen wat Hij wil dat we doen omdat we willen doen wat Hij wil dat we doen. En we moeten getuigen van Gods geliefde Zoon omdat we willen getuigen. Dan weten we dat we onze hele ziel aan Hem geven en wil zelfs geen vezel in ons tegen Hem in gaan.

Het goede zeggen en doen, is makkelijker als we de Heer beloften doen.

Verbonden spelen een hoofdrol bij het ontwikkelen van de wil. Toen we ons lieten dopen, sloten we een verbond met de Heer om zijn naam op ons te nemen — om te doen wat Hij wil dat we doen. Vervolgens hernieuwen we dat verbond elke sabbatdag. We betuigen onze hemelse Vader wederom dat we nog steeds gewillig zijn de naam van de Heer op ons te nemen, Hem altijd indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden. Telkens als we het avondmaalsbrood nemen of het bekertje met water aan onze lippen drukken, onderwerpen we onze wil aan de zijne. Dan zeggen we: ‘Ik getuig tot de wereld van Gods geliefde Zoon.’14

Als we in de tempel verzegeld worden aan onze eeuwige metgezel sluiten we weer verbonden die onze wil versterken. Telkens als we Gods heilige huis betreden, kunnen we de versterkende kracht van de verzoening voelen. Daar sluiten we een verbond dat we ons aan de Heer toewijden. Daarom heeft ouderling Maxwell gezegd: ‘Wacht niet te lang om naar het altaar te gaan en uw wil daarop te leggen!’15 Hij gebruikte misschien een metafoor, maar ik geloof dat hij ook duidelijk zei dat we onze wil aan die van God kunnen onderwerpen door verbonden met Hem te sluiten en na te leven.

Dus we doen alles wat we kunnen om onszelf aan Hem te geven: ons hart, onze wil, onze ziel. Hoe meer we dit pad volgen, hoe meer de Heer ons zijn liefde zal geven. En als we zijn liefde meer voelen, weten we beter dat het ons aan het lukken is om onze wil aan die van Hem te onderwerpen.

Ik hoop dat je vanavond iets leert wat je aanspoort om de zegen van ouderling Nelson waar te maken — dat Gods wil door jou vervuld kan worden. Toen ik mijn vrienden vroeg wat ze geleerd hadden, zeiden ze het volgende:

Broeder 2: Ik denk dat ik keuzevrijheid en mijn wil aan die van God onderwerpen gelijkstelde. Hierdoor heb ik ingezien dat het twee verschillende zaken zijn. Ik denk dat ik veel goed doe, maar nu wil ik mijn motieven zuiveren, zodat ik kan worden wie Hij wil dat ik ben.

Zuster 2: Ik leg graag verbanden. Ik denk dan: oké, dit speelt zich af in mijn leven, en o, dit ben ik aan het leren, en o, deze persoon zei dat. Dus ik denk dat ik gewoon een hele reeks verbanden heb kunnen leggen.

Broeder 1: Wat onze beproevingen ook zijn, we moeten onszelf meer aan God geven. Het is zoals president Eyring gezegd heeft: ‘Hoe moeilijk de zaken er vandaag ook voor staan, het zal er morgen beter uitzien als [we] er voor [kiezen God] vandaag met [ons] gehele hart te dienen.16

Broeder 3: Als je je hart aan God geeft, heiligt Hij het eerst. Als we ons hart aan God geven, stopt Hij het niet gewoon in een kluis terwijl Hij denkt: ‘Geweldig, nog een hart erbij.’ Hij neemt het aan, heiligt het, onderzoekt het en geeft het ons dan terug en zegt: ‘Gebruik het en doe er mooie dingen mee.’ Ik heb er eigenlijk nooit over nagedacht wat Hij ermee deed als je het aan Hem gaf. Ik beschouwde dat als het einde, maar dat is eigenlijk het begin.

Zuster 3: Ik weet dat ik niet alwetend ben, en telkens als ik meer te weten kom, lijk ik te beseffen hoeveel ik niet weet. Maar ik weet dat God leeft. En ik denk dat ik daar vandaag een bevestiging van heb gekregen — dat Hij ons kent en dat Hij zijn kinderen, dat zijn wij, erg graag wil zegenen.

Zuster 1: Drie dagen geleden kreeg ik een priesterschapszegen voor iets wat ik binnenkort moet doormaken. In die zegen werd er gezegd dat ik meer moest vertrouwen op God en dat ik mijn wil aan de zijne moest onderwerpen. Maar tijdens die zegen kreeg ik het gevoel dat ik dat onderwerp verder moest bestuderen om erachter te komen wat het nou eigenlijk betekent. Hoe kan ik dat dagelijks voortdurend toepassen, en hoe geef ik me helemaal over aan Hem?

We onderwerpen onze wil dus dagelijks aan die van de Heer. Het is geen eenmalige gebeurtenis. Het is niet einde, maar het begin. We kunnen zeggen wat Hij wil dat we zeggen. We kunnen doen wat Hij wil dat we doen. We kunnen tot de wereld getuigen van Gods geliefde Zoon — allemaal omdat we dat willen. Als we die verandering van hart ervaren, wordt onze dankbaarheid voor de verzoening zóveel vergroot dat we er voortdurend door gesterkt worden.

Alma heeft gezegd: ‘Indien gij gestemd waart het lied der verlossende liefde te zingen, zou ik willen vragen: kunt gij nu zo gestemd zijn?’17

Het lied der verlossende liefde is een lied van vreugde over de verzoening van Jezus Christus. Het is niet zozeer een lied met muziek en tekst; het is een lied van gevoelens. De woorden van het lied der verlossende liefde waarmee we onze dankbaarheid uiten, veranderen steeds en zijn afhankelijk van de specifieke zegeningen die we ontvangen. Deze dankbaarheid voor de Heiland is als een lied. We kunnen het voortdurend afspelen in ons hart, telkens als we bedenken hoe de Verlosser ons gered heeft van alles wat ons neerhaalt.

Daarom vroeg Alma of we het nu willen zingen. ‘Nu’ is erg belangrijk. Als we nu verheugd zijn over de verzoening van Jezus Christus is ons hart goed. We onderwerpen onze wil aan die van Hem en Hij versterkt onze wil. Als we ons aangetrokken voelen tot wereldse zaken is ons hart niet goed en wordt onze wil niet versterkt.

Aan het einde van het Boek van Mormon keerden de Nephieten, die ooit een rechtschapen volk geweest waren, zich af van de Heer. Ze begonnen in hun eigen kracht te roemen in plaats van zich te verheugen in de kracht des Heren. Zij stonden moedwillig tegen God op. En wat gebeurde er met hen? Ze werden aan hun eigen kracht overgelaten, totdat ze alles verloren hadden.18

Dat willen wij niet. We weten dat we dit leven niet alleen kunnen doorkomen. Dat kunnen we gewoon niet. We hebben de hulp van de Heer nodig. We hebben elkaars hulp nodig. We kunnen nooit alleen op onze eigen kracht vertrouwen. De uitgestrekte armen van de Heer nodigen ons uit om door Hem gesterkt te worden, zodat we nooit aan onze eigen kracht worden overgelaten.19

Ik weet dat we zijn uitnodiging kunnen aanvaarden om tot Hem te komen, gesterkt en vergeven te worden, en zijn oneindige liefde te voelen. Dan zullen we met vreugde in het hart het lied der verlossende liefde willen zingen. En niet alleen maar af en toe. We zullen dat lied altijd willen zingen. Als we het gevoel krijgen dat we de kracht hebben om iets moeilijks te doen, zullen we het lied in ons hart zingen. Als we ons door de waarheid laten vinden en onze ziel laten verruimen, zullen we het lied zingen. Als we vergeving ontvangen, zullen we het lied zingen. En als we zijn liefde voelen, zullen we het lied zingen.

Telkens als we het zingen, onderwerpen we onze wil aan de zijne, het enige geschenk dat we Hem kunnen geven. Hij zal dat geschenk niet alleen aanvaarden, maar het ook uitbreiden en vergroten. Hij zal ons bekwamer laten voelen. Hij zal ons vermogen vergroten om liefde te geven en te ontvangen. Hij zal ons uit de duisternis in het licht brengen. Hij zal ons genezen en ons bijstaan zodat we kunnen vergeven en vergeven kunnen worden.

Ik getuig dat Hij onze Heiland en Verlosser is. Ik getuig dat zijn Vader ons zo liefhad dat Hij Hem naar de aarde zond om voor ons te sterven. Ik weet dat dit zijn kerk is. Ik weet dat zijn levende profeet, president Thomas S. Monson, begrijpt wat de leden van de kerk nodig hebben en weet hoe hij ons kan bijstaan op weg naar huis. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Naar Russell T. Osguthorpe en Lola Osguthorpe, arrangement Steve Shank, ‘I Will Give Myself to Him’ (2009).

  2. Naar Russell T. Osguthorpe en Lola Osguthorpe, ‘I Will Give Myself to Him’.

  3. Russell M. Nelson, ‘Jongeren van het edele geboorterecht: welke keuzes gaan jullie maken?’ (CES-haardvuuravond, 6 september 2013); LDS.org.

  4. Neal A. Maxwell, ‘Bedenk hoe barmhartig de Here is geweest’, Liahona, mei 2004, p. 46.

  5. Naar de definitie van ‘will’ in de Oxford English Dictionary; oed.com.

  6. Jerry A. Coyne, ‘Why You Don’t Really Have Free Will’, USA Today, 1 januari 2012; http://usatoday30.usatoday.com/news/opinion/forum/story/2012–01–01/free-will-science-religion/52317624/1.

  7. Russell M. Nelson, ‘Beslissingen met eeuwige gevolgen’, Liahona, november 2013, p. 108.

  8. Mosiah 3:19.

  9. Zie Mosiah 3:19.

  10. Mosiah 5:2.

  11. Mosiah 15:26.

  12. Naar Russell T. Osguthorpe en Lola Osguthorpe, ‘I Will Give Myself to Him’.

  13. Zie Moroni 7:9.

  14. Zie Moroni 4:3; 5:2.

  15. Neal A. Maxwell, ‘Bedenk hoe barmhartig de Here is geweest’, p. 46.

  16. Henry B. Eyring, ‘Vandaag’, Liahona, mei 2007, p. 91.

  17. Alma 5:26.

  18. Zie Helaman 4:13.

  19. Zie Matteüs 11:28.

Afdrukken