Empathie
Jaarlijkse instructie-uitzending S&I 2021
26 januari 2021
Ik waardeer wat broeder Wilkinson heeft gezegd over mensen die dierbaren hebben verloren of op een andere manier zijn getroffen. Ik wil dat u weet dat wij echt aan u denken.
Ik begin graag met een eenvoudig dankuwel voor uw inzet in een tijd van grote verandering. Uw harde werk om doeltreffend online les te geven, is echt fenomenaal. Ik weet dat sommige dagen ontmoedigend zijn. U moet uw cursisten betrokken zien te houden in een tijd van zoveel onderbrekingen. Dus dank u wel voor uw aanhoudende inzet. We waarderen ook uw bereidheid om u aan een nieuwe leerplankalender, nieuwe leesopdrachtvereisten en andere ingrijpende veranderingen aan te passen. Ik ben erg dankbaar voor uw enorme capaciteit en bereidwilligheid om dit alles met zoveel geloof tegemoet te treden.
In een tijd van verandering is er een vaardigheid, misschien zelfs een gave van de Geest, die ieder van ons volgens mij echt moet hebben. Die komt uit geloof in Jezus Christus voort. Het is het vermogen om op de successen uit het verleden te vertrouwen, met de blik vooruit op het aanvullende licht waarin de Heer wil voorzien. Ouderling Jeffrey R. Holland heeft daarover het volgende gezegd:
‘We moeten leren van het verleden maar er niet in leven. […] Nadat we onze lessen hebben geleerd en onze beste ervaringen hebben meegenomen, kijken we vooruit en denken we eraan dat geloof altijd op de toekomst is gericht. […]
‘Geloof is gebaseerd op het verleden maar verlangt er nooit naar om daar te blijven. Geloof is het vertrouwen dat God grote dingen voor ons in petto heeft.’1
We houden vast aan het goede uit het verleden, maar streven ook altijd naar verbetering door te proberen te begrijpen wat de Heer verder van ons wil. We moeten bereid zijn om ons af te vragen wat ons nog ontbreekt2 en om naar verbetering te streven wat onze kennis, houding, karakter en uitvoering betreft. Ook dat is een uiting van geloof.
U weet misschien nog dat ouderling Kim B. Clark ons vijf jaar geleden heeft gezegd:
‘Welk niveau we in ons geestelijk leven ook hebben bereikt; welke mate van geloof in Christus we ook hebben; welke mate van toewijding we ook hebben; welke mate van gehoorzaamheid of hoop of naastenliefde we ook hebben; welk niveau van beroepsvaardigheid we ook hebben; het is niet genoeg voor het werk dat in het verschiet ligt. […]
‘De Heer Jezus Christus heeft voor ons een belangrijk werk onder de opkomende generatie te doen. Het is een groter werk dan ooit tevoren is gedaan.’3
Ik ben dankbaar dat u dit ter harte hebt genomen. Ik heb bij velen van u uw geestelijke leven en toewijding en vaardigheden zien toenemen. We hebben vele redenen gezien waarom dit zo belangrijk was en waarom het noodzakelijk blijft om deze eigenschappen in de toekomst te blijven aanscherpen.
Ik wil graag een voorbeeld aanhalen. We hebben de afgelopen tijd gesproken over de noodzaak om Christus en de leerling meer centraal te stellen. Dat is niet zomaar een holle frase of een onderwijstechniek. Door Christus en de leerling meer centraal te stellen, passen we de twee grote geboden toe.4 Het motiveert ons om meer jongeren en jongvolwassenen uit te nodigen. En het motiveert ons om met meer kracht te onderwijzen.
Als we het eerste grote gebod echt in ons onderwijs toepassen, vermelden we de Heiland niet gewoon aan het eind van de les. We grijpen elke kans aan om van Hem te getuigen en onze dankbaarheid voor Hem te uiten. We praten dan niet slechts over Hem, maar spreken van Hem als onze persoonlijke Verlosser die we hebben leren kennen, liefhebben en vertrouwen.
Als we het tweede grote gebod echt in ons onderwijs toepassen, proberen we niet slechts de leerstof te behandelen of onderwijstechnieken toe te passen om de cursisten te betrekken. Dan concentreren we ons op individuele cursisten en hun behoeften. We willen ze dolgraag helpen om het eeuwige leven te beërven. We zien dan niet een klas vol cursisten, maar we zien elke cursist als een geliefd kind van God met goddelijk potentieel.
Dat zijn geen nieuwe ideeën. Dit hebben we altijd al nagestreefd. Mijn vraag is dan ook: hoe kunnen we voortborduren op het succes van het verleden om het in de toekomst nog doeltreffender te doen?
Hoewel ik het hier eerder over heb gehad, wil ik u een gedachte voorleggen over beide aspecten van die uitspraak, in de hoop dat we bouwen op het goede wat reeds tot stand is gebracht. Ik begin met Christus meer centraal stellen. Ik ben daar dieper over gaan nadenken en hoe dat bij ons thuis en in de klas kan uitpakken. We moeten onze cursisten zeker op de titels, de eigenschappen en het voorbeeld van Jezus Christus blijven wijzen.5 Mag ik nog een manier opperen? Ik ben er net als u door de profeet van de Heer, president Russell M. Nelson, aan herinnerd dat ‘onze zegeningen tellen veel beter [is] dan onze problemen uit te meten’.6 Ik heb van hem de zegeningen geleerd die Israël als verbondsvolk wachten. Als we God laten zegevieren, ondervinden we genezing, vinden we antwoorden, vatten we moed om verleiding te weerstaan en krijgen we kracht om onze strijd te voeren. En president Nelson heeft ook gezegd dat we zelf zullen ‘ondervinden dat God een “god van wonderen” is [Mormon 9:11].’7 We richten ons dus ook op de Heiland door onze cursisten te wijzen op hoe Hij met liefde en barmhartigheid naar alle kinderen van onze hemelse Vader omziet.
Ik heb onlangs aan een virtuele les meegedaan. Ter voorbereiding op de les hadden de cursisten Ether 2:25 gelezen: ‘En zie, Ik bereid u op deze dingen voor; want u kunt dit grote diep niet oversteken, tenzij Ik u voorbereid op de golven van de zee.’8 De deelnemers aan de les bespraken dit vers, en hoe de Heer de Jaredieten op hun reis voorbereidde. Een cursist vertelde dat ze midden in een beproeving zat, die ze beschreef als het verschrikkelijkste wat ze ooit had meegemaakt.
Toen werd er een vraag gesteld die volgens mij door de Heilige Geest geïnspireerd was: ‘Wat heeft de Heer al gedaan om je op deze beproeving voor te bereiden – nog voordat er sprake van was? Welke ervaringen heeft Hij je al gegeven, en welke lessen heeft Hij je al geleerd waar je nu lering uit kunt trekken?’ Wat een geweldige vraag om ons te laten bedenken hoe de Heiland in liefde naar ons omziet, waarbij Hij zelfs onze behoeften voorziet. De persoon die de beproeving doormaakte, sprak over de vele manieren waarop de Heer haar had voorbereid. Ze zag in dat ze ervaringen had gehad waarop ze terug kon grijpen. Ze had ook een diep besef en getuigenis van de beginselen die ze nodig had om deze beproeving met groot geloof tegemoet te treden. Diverse andere deelnemers aan de les vertelden hoe de Heer hen had ondersteund in hun beproevingen, en hoe ze te weten zijn gekomen dat Hij van ze houdt en ze wil zegenen.
Als u en uw cursisten de zegenende hand van de Heer herkennen in het leven van de mensen die we in de Schriften leren kennen, kunt u ze ook helpen inzien welke rol Hij op dit moment in hun leven speelt. We kunnen ze dan volgens de aansporing in het Boek van Mormon helpen ‘bedenken hoe barmhartig de Heer jegens de mensenkinderen is geweest’.9
Nu een gedachte over dat andere aspect: de noodzaak om ons op onze cursisten te richten. We leven in een tijd waarin veel jongeren en jongvolwassenen worstelen met onbeantwoorde vragen, en waarin de vele stemmen in de wereld ze verwarren. Om door alle geluiden heen tot de kern te raken, moeten ze ware leer gaan begrijpen. Zoals altijd hebben ze behoefte aan onze morele moed om in eeuwige waarheid te onderwijzen en ervan te getuigen. Hoe houden we dat dan vast – en bouwen we erop voort – om aan hun verdere behoeften tegemoet te komen? Hoe kunnen we niet alleen nog beter in waarheid onderwijzen, maar onze cursisten ook helpen zich die waarheid zelf eigen te maken?
Eén manier om dat te doen, is door de christelijke eigenschap empathie. Empathie is het vermogen om de gevoelens van een ander te begrijpen en mee te voelen. Oprechte empathie brengt mensen samen, schept een band en geeft mensen het gevoel dat ze er niet alleen voor staan. Mensen krijgen daardoor het belangrijke gevoel erbij te horen. Deze eigenschap is essentieel om doeltreffend op een cursist met een vraag te reageren en om een groepsbespreking doeltreffend te leiden, waarbij veel cursisten met onuitgesproken vragen aandachtig luisteren.
Uit onderzoek blijkt dat mensen die met hun geloof worstelen doorgaans niet om de leer afhaken. Ze haken af omdat ze hun vragen in de context van persoonlijke ervaringen stellen waardoor ze die kwesties door een bepaalde bril zien – vaak door de bril dat ze een buitenbeentje zijn, door hartzeer, of door verwachtingen die niet uitkomen. Beantwoorden we hun vragen zonder empathie, zonder begrip van de context, dan bieden we niet altijd de hulp die ze nodig hebben. Sterker nog, als we ons afwijzend, veroordelend of defensief opstellen, verliezen we hun vertrouwen en de kans om een positieve invloed op ze te hebben.
De Heiland hield zich als volmaakt voorbeeld altijd ‘in liefde aan de waarheid’.10 Hij ging vol empathie en begrip met anderen om, altijd gericht op hun individuele behoeften. Mensen die zich minderwaardig of verre van een ideale discipel voelden, ondervonden tóch zijn liefde en trokken naar Hem toe. Ze zagen in dat ze Hem nodig hadden.
Nog een prachtig voorbeeld komen we in onze studie dit jaar van de Leer en Verbonden tegen. In afdeling 88 staat de instructie van de Heer aan de school der profeten. De leraar moest vóór de leerlingen aanwezig zijn, zich voorbereiden en de ruimte in gereedheid brengen. Hij kreeg ook de instructie om de leerlingen met deze woorden te begroeten:
‘Ik begroet u in de naam van de Here Jezus Christus, als teken of ter gedachtenis van het eeuwigdurend verbond, in welk verbond ik u als medelid ontvang, met een voornemen dat vast, onverzettelijk en onveranderlijk is, om uw vriend en broeder te zijn door de genade van God in de banden van de liefde.’11
Het zou weliswaar niet gepast zijn om elke seminarie- of instituutsles zo te beginnen, maar deze begroeting is uitermate leerzaam en betekenisvol. Zuster Virginia Pearce heeft eens de vraag gesteld: ‘Kunt u zich een leeromgeving voorstellen waarin die liefde en vaste voornemens van en naar medecursisten worden uitgesproken? Kunt u zich voorstellen hoe geborgen ieder zich moet hebben gevoeld – en de energie die anders gebruikt zou zijn om zich te verdedigen en te beschermen, en nu beschikbaar was om te leren, te groeien en te veranderen? Kunt u zich de macht van de Heilige Geest voorstellen in een klas waarin iedere deelnemer de gelofte deed om een vriend en broeder te zijn door de genade van God in de banden van de liefde?’12
Bedenk eens hoe dat onze lessen zou veranderen en individuele cursisten ten goede zou komen. Stel u bijvoorbeeld een jonge man, Alex, voor, die vraagt: ‘Wat doe ik als ik het niet met elke beleidsregel van de kerk eens ben?’ Hoe zou u met liefde en empathie kunnen reageren? Uiteraard zal hij de rol van profeten en het belang van gehoorzaamheid moeten begrijpen. Maar dat is wellicht niet de allerbeste eerste reactie, en mogelijk ook niet afdoende voor iemand die oprecht ergens mee worstelt. Voordat we een vraag beantwoorden of een bespreking leiden, doen we er goed aan begrip op te brengen voor de persoon die de vraag stelt of de groep die de bespreking houdt. Dus als u in de gelegenheid bent om echt met Alex te praten, wat zou u dan nog meer moeten weten, en wat zou hij nog meer van u moeten weten?
Om te beginnen, kunnen we luisteren. En we kunnen bidden dat we in staat mogen zijn ons in zijn schoenen te verplaatsen en ons zijn gevoelens proberen voor te stellen. Alex stelt deze vraag waarschijnlijk niet louter als eenvoudig nadenkertje of om de leer te begrijpen. Alex heeft een geschiedenis. Hij heeft ervaringen en relaties, sommige positief en andere minder positief. Alex voelt zich in dit geval eigenlijk een buitenbeentje in de kerk of het instituut. Hij denkt vaak anders dan veel van de mensen die hun mond roeren. Hij vraagt zich af of hij de enige is die er zo over denkt, maar niemand brengt zijn specifieke vragen ooit te berde. Daardoor is hij zich alleen gaan voelen in de kerk. Als hij zijn kijk wel aan de orde probeerde te stellen, kreeg hij naar zijn idee geen gehoor of begrip. Ook zei een leerkracht eens iets over zijn baard. Later deed een medecursist lichtzinnig over een kwestie die Alex heel belangrijk vond. Hij kreeg het gevoel dat anderen hem veroordeelden en werd soms zelfs boos.
Maar er is nog iets wat u over Alex in gedachte moet houden. Hij is er nog steeds. Hij kwam naar de les. Hij komt omdat hij van het evangelie en de kerk houdt. Hij probeert zich aan zijn geloof vast te houden en hij probeert het goede te doen. Hij probeert ook, van alles wat hij in de kerk gehoord en meegemaakt heeft, helder te krijgen wat ware leer is en wat culturele normen of zelfs onjuistheden zijn die goedbedoelende leden hebben doorgegeven. Hij maakt een emotionele strijd door en zoekt oprecht naar de wil van de Heer. Hoe zou u dit allemaal over Alex weten als u niet met een empathisch oor naar hem luisterde? Nu u Alex wat beter kent, beseft u dat zijn vraag niet alleen over kerkbeleid gaat. Zijn vraag is niet alleen: ‘Is de kerk waar?’ Hij wil weten: ‘Is de kerk goed?’, ‘Is er wel een plek voor mij?’ en ‘Hoor ik er wel echt bij als ik kennelijk de enige met twijfels en vragen ben?’
U kunt Alex over zijn vragen helpen nadenken en ze vanuit een eeuwig perspectief herkaderen. Soms vormt het stellen van de juiste vraag een belangrijke katalysator om antwoorden van onze Vader in de hemel te krijgen. Maar met genoeg liefde en empathie om hem en de context van zijn vraag te begrijpen, biedt u hem de leiding en steun die hij nodig heeft. Dat is niet altijd makkelijk en kan soms wat intimiderend lijken. Maar ik vraag u niet om elke bespreking perfect te leiden of elke vraag perfect te beantwoorden. Ik vraag u om te luisteren, empathie te tonen en ze te helpen de liefde van onze hemelse Vader voor hen te voelen. Kunt u zich voorstellen hoe geborgen Alex en zijn klasgenoten zich zouden voelen, en de energie die eerder gebruikt zou zijn om zich te verdedigen en te beschermen en nu beschikbaar is om te leren, te groeien en te veranderen? Kunt u zich de macht van de Heilige Geest voorstellen in een klas waarin vriendschap en de banden van de liefde hoogtij vieren?
Weet u nog wat ouderling Dale G. Renlund in de afgelopen algemene conferentie aan raad gaf? Hij vertelde over een patiënt die meerdere keren opgenomen was geweest voor de behandeling van een alcoholgerelateerde kwaal. Een arts in opleiding vond het niet eerlijk dat ze urenlang voor die patiënt zou moeten zorgen, terwijl hij zichzelf in de nesten had gewerkt.
Ouderling Renlund hoorde toen een andere arts als volgt reageren: ‘U bent arts geworden om voor mensen te zorgen en ze beter te maken. U bent geen arts geworden om ze te veroordelen. Als u het verschil niet begrijpt, bent u voor uw opleiding in deze instelling aan het verkeerde adres.’13
U en ik zijn geen les in het evangelie van Jezus Christus gaan geven om onze cursisten te veroordelen. We zijn les gaan geven omdat we ze naar de Meestergeneesheer wilden verwijzen. Alleen Jezus Christus komt het recht om te oordelen toe, en alleen Hij kan genezen. Alleen door ons elke dag op Hem te richten – op zijn voorbeeld, zijn leringen en zijn beloften – kunnen we ze helpen de genezing en richting te vinden die ze nodig hebben. Hoe onze veranderende lesaanpak en toenadering tot onze cursisten er ook uitzien, één ding zal nooit veranderen. Dit is de allerbelangrijkste manier om het geloof van de opkomende generatie op te bouwen: Jezus Christus in ons onderwijs en hun leerproces centraal stellen door ze te helpen om Hem te leren kennen, van Hem te leren en er bewust naar te streven meer zoals Hij te worden. Laat het vuur van uw getuigenis met diepgevoelde liefde voor uw cursisten gepaard gaan. Dan bent u in de best mogelijke positie om ze begrip van en vertrouwen in zijn leringen en verzoening bij te brengen, zodat ze voor zijn beloofde zegeningen in aanmerking komen. In de naam van Jezus Christus. Amen.
Nu voeg ik me bij broeder Bigelow en broeder Smith.