Jaarlijkse uitzendingen
Waarheid overbrengen in de taal van de liefde


19:0

Waarheid overbrengen in de taal van de liefde

Jaarlijkse instructie-uitzending S&I 2021

Dinsdag 19 januari 2021

Zusters en broeders, het was heel fijn om te kunnen luisteren en leren! Ik weet niet hoeveel van u de bijeenkomst volgen, maar ik uit graag mijn diepe dankbaarheid voor u allen: de bijna 56.000 geroepen seminarie- en instituutsleerkrachten en de ruim 2.200 leerkrachten in dienst van CES die deze zeer belangrijke groep – de opkomende generatie – onderwijzen! Dankzij uw toegewijde en heroïsche inzet blijven onze dierbare jongeren en jongvolwassenen in grote aantallen trouw en op het verbondspad. De geestelijke lessen en ervaringen waar u voor zorgt, zijn cruciaal voor een sterk getuigenis. Ik erken en waardeer in het bijzonder ook de onbezongen helden: u, de huwelijkspartners van deze leerkrachten. Zonder uw aanhoudende emotionele, geestelijke en huishoudelijke steun zou dit werk geen kans van slagen hebben. Dus ik dank ieder van u enorm, uit de grond van mijn hart en met heel mijn hart!

We staan aan het begin van een gloednieuw jaar, waarin we allemaal weer op adem hopen te komen of gewoon een zucht van verlichting hopen te slaken na het moeilijke afgelopen jaar. Dan is het goed om eens onder de loep te nemen wat we eigenlijk aan het doen zijn. Natuurlijk, we willen allemaal professioneel zijn in ons werk, maar we willen bovenal onze cursisten iets positiefs voor hun leven meegeven.

U wilt door uw werk met de opkomende generatie uw cursisten begrip van hun goddelijke oorsprong bijbrengen, van hun doel op aarde en van wie ze kunnen worden. Uw diepste verlangen is dat ze hun goddelijke potentieel verwezenlijken. Het officieel verklaarde doel van het seminarie en instituut omvat cursisten begrip van en vertrouwen in de leringen en verzoening van Jezus Christus bij te brengen, en ze op de tempelverordeningen en het eeuwige leven voor te bereiden. Daarmee wapent u ze tegen de ‘brandende pijlen van de tegenstander’1 en sterkt u ze als trouwe heiligen der laatste dagen die naar de komst van de Heiland uitkijken. U bereidt ze mede voor op hun toekomstige taken in het gezin, de kerk en de gemeenschap als rechtschapen leiders en leidsters die het goede voorbeeld geven.

Ik heb nagedacht over een onderwerp dat nuttig kan zijn. Ik moest denken aan de geweldige zegeningen door de afstemming van het seminarieleerplan op Kom dan en volg Mij, en de kracht die jongeren en gezinnen daardoor kunnen opdoen. Ik dacht aan de jongvolwassenen die niet meer thuis wonen en hoe een ‘thuisgerichte’ aanpak van evangeliestudie dankzij het instituut toch op hen van toepassing kan zijn. En ik dacht aan manieren om de lessen relevant voor jongeren en jongvolwassenen te maken. Uiteindelijk kwam ik tot de slotsom dat u door uw eigen openbaring en overleg met andere leerkrachten en bestuurders wel antwoorden zult vinden voor uw aanpak.

In plaats daarvan wil ik enkele beginselen extra belichten. De beginselen die ik wil bespreken, vallen in de categorie: ‘Wat ik graag had willen weten toen ik seminarieleerkracht was.’ Ik ben zes jaar lang ochtendseminarieleerkracht geweest. Dat was een fantastische, zegenrijke tijd. De wijk waar ik lesgaf, telde een grote groep cursisten die op tien verschillende middelbare scholen zaten. Ze waren verspreid wat locatie betreft, maar eensgezind in hun omgang met elkaar. Ik kan niet zeggen dat ik een uitmuntende leerkracht was, maar wel dat ik in die jaren het een en ander geleerd heb. Ik wil graag twee inzichten met u bespreken.

Het eerste beginsel dat ik geleerd heb, is: geef cursisten geestelijk ‘vast voedsel’. De jongeren en jongvolwassenen van deze laatste dagen hebben behoefte aan het geestelijke ‘vaste voedsel’ van het evangelie. Ze hebben het nodig om de moeilijke vragen die zich aandienen te beantwoorden, en om de druk te weerstaan die ze van het verbondspad probeert af te brengen. Ze kunnen het aan. Ze hebben het nodig! We moeten de tijd nemen om te bidden en ons voor te bereiden – niet alleen het lesmateriaal voorbereiden, maar ook de tijd nemen om de cursisten te leren kennen. Zo begrijpen we beter wat ze nodig hebben en wat we het beste kunnen gebruiken van wat we voorbereid hebben. We kunnen gehoor geven aan de oproep: ‘Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven.’2 Ik geef u enkele voorbeelden.

Toen ik als tiener aan de oostkust van de Verenigde Staten seminarie volgde, woonden de wijkleden over een groot geografisch gebied verspreid. Er zaten naast mijn zussen maar twee andere leerlingen bij mij op de grote middelbare school die lid van de kerk waren. De negatieve invloeden in de maatschappij waren aanzienlijk. In die roerige tijd speelden er allerlei zaken die verdeeldheid zaaiden. Denk bijvoorbeeld aan onrust in grote steden, verergerd door conflicten met gezagsdragers, wijdverbreide rassenrellen, oorlogen aan de andere kant van de wereld en anti-oorlogsdemonstraties in eigen land. Een levensstijl van ‘vrije liefde’ en royaal gebruik van marihuana en geestverruimende drugs zorgden voor een omgeving waarin individualisme hoogtij vierde en morele normen overboord werden gezet. Politieke moorden en grote verschillen in opvatting over hoe de overheid moest functioneren, splitsten mensen in elkaar fel bestrijdende kampen op. Dat roerige decennium eindigde met iets positiefs toen de eerste man op de maan landde.3 Klinkt iets hiervan als de sociale omgeving waarmee onze jongeren en jongvolwassenen tegenwoordig te maken hebben?

Op de middelbare school brak voor mij een tijd aan van ontdekking en keuzes in een grotere wereld dan thuis en in de familie. Ik werd blootgesteld aan allerlei wereldse filosofieën en begon de waarheid in twijfel te trekken van alles wat ik als kind van mijn gelovige ouders en leidinggevenden in de kerk had geleerd. Mijn eerste seminarieleerkracht was zuster Thomander. Ze was een grijsharige, nuchtere vrouw met veel ervaring in de kerk en een diep getuigenis van het evangelie. Ze gaf ons de uitdaging om dat jaar het hele Boek van Mormon te lezen en elke dag voorbereid naar de les te komen om te bespreken wat we gelezen hadden.

Zuster Thomanders bedachtzame, geïnspireerde onderricht in de leer heeft mijn getuigenis enorm beïnvloed. Ik wist zonder enige twijfel dat zij wist dat de kerk waar was. Ze was namelijk altijd goed voorbereid om de verzen die we gelezen hadden duidelijk uit te leggen en getuigde er ook van. Het was zonneklaar dat ze tijd in de voorbereiding stak om te behandelen wat wij naar haar gevoel het meest nodig hadden. Ik kan me geen spelletjes of feestjes of traktaties herinneren, maar herinner me wel dat ik elke dag geestelijk uitgedaagd, opgebouwd en gevoed werd. Geen enkele les ging met toeters en bellen gepaard, maar elke dag begon wel opbouwend en geruststellend als ze geduldig en bemoedigend op de oprechte vragen van cursisten inging. Haar openhartige uitnodiging en hoge verwachtingen hebben onmetelijk veel in mijn leven betekend. Zuster Thomander is een van de personen die ik later aan de andere kant van de sluier zeker wil weerzien en bedanken!

Ik vergelijk dat jaar met toen ik een paar jaar ouder was. De seminarieleerkracht was leuk en aardig, maar er was vreemd genoeg geen echte klik. De weken regen zich aaneen terwijl hij het materiaal nogal nonchalant behandelde. De cursisten namen hem overduidelijk niet serieus. De oudere meisjes lakten hun nagels op de achterste rij terwijl de jongens geintjes met elkaar uithaalden. De rest van ons wisselden briefjes uit om ons een beetje te vermaken. We gingen er wel van uit dat hij als teruggekeerde zendeling een getuigenis van het evangelie had, maar we leerden het af om leerstellige vragen te stellen. Zijn antwoorden waren namelijk vaak oppervlakkig of vaag, en we wisten niet zeker of hij ze wel kon of zou beantwoorden. Het seminarie diende wel een belangrijk sociaal doel, maar was geen geestelijke ervaring.

U weet wel wat Paulus in 1 Korinthe vroeg: ‘Want ook als de bazuin een onherkenbaar geluid geeft, wie zal zich gereedmaken voor de strijd?’4 Als leerkracht van het evangelie aan de opkomende generatie moeten we als bazuin duidelijk herkenbaar klinken. In de tijd van het Oude Testament was de bazuin een ramshoorn, die een simpel, onmiskenbaar geluid voortbrengt. Men gebruikte de bazuin om het volk van de Heer op te roepen om zich voor aanbidding te verzamelen, om te waarschuwen voor dreigend gevaar en om aanwijzingen te geven in tijden van oorlog. Vroeger heerste er chaos in veldslagen door het lawaai en gekletter van de strijd. Als de leider niet duidelijk met de troepen kon communiceren, werd het leger zeker verslagen. Dus kwam men met de ‘herkenbare bazuin’ op de proppen. Elke soldaat werd opgeleid om het geluid te herkennen. Zelfs op momenten van verwarring wist ieder dan of hij moest oprukken of zich terugtrekken, of hij de linker- of de rechterflank moest aanvallen.5

Zuster Thomander was die bazuin voor mij. Wij moeten die bazuin zijn, die vertrouwde, zekere stem van eeuwige waarheid te midden van flitsende, voortdurend wisselende waarden in de wereld. We moeten onze cursisten de waarheid vertellen en ze het waarom net zozeer uitleggen als het wat. Dat kunnen we ‘in mildheid en zachtmoedigheid’6 doen, maar we moeten het doen. Een seminarieleerkracht zei het eens zo: ‘We tetteren de bazuin niet in iemands oor, maar we laten de boodschap ook niet timide klinken. Nee, de roep moet lieflijk, duidelijk en zeker van klank zijn.’7 Als leerkracht van mijn eigen seminarieklassen heb ik geleerd dat jongeren inderdaad genieten van leuke leeractiviteiten en dat ze de sociale omgang met hun leeftijdsgenoten nodig hebben, maar ook snakken naar echte antwoorden op evangelievragen en praktische ideeën hoe ze evangeliebeginselen in hun eigen leven kunnen toepassen.

Het tweede in mijn ogen essentiële beginsel is verbondenheid en oprechte zorg. Hoe sluiten we op gepaste en zinvolle manieren bij onze cursisten aan? Taal is zeker veelzeggend. Probeer ik bijvoorbeeld Q’eqchi’ te spreken met cursisten die alleen Tagalog verstaan, dan komt de boodschap zeker niet over. Gelukkig zijn er twee internationale talen die alle jongeren en jongvolwassenen verstaan: de taal van de Geest en de taal van de liefde.

De eerste taal, die van de Geest, wordt herkend door allen die naar waarheid zoeken. Ouderling Joseph B. Wirthlin heeft eens gezegd: ‘Er bestaan in de kerk geen taalbarrières. Er is een machtig vermogen dat de macht van boodschappen met slechts woorden overstijgt, en dat is de macht van boodschappen die de Geest aan ons hart overbrengt, […] ongeacht onze taal of tongval. Hij brengt de boodschap aan ieder afgestemd hart over.’8

De Geest communiceert van hart tot hart. Paulus drukte de heiligen in Rome op het hart: ‘De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn.’9 Als we de ingevingen van de Heilige Geest zoeken, horen en volgen, geeft Hij ons in hoe we onze cursisten op een voor hen begrijpelijke manier door de Geest kunnen aanspreken. Een goede voorbereiding met behulp van het onder inspiratie samengestelde lesmateriaal houdt ons in de basisleer gegrond. We weten dat die leer het machtigst is om harten en levens te veranderen. Streef vooral naar persoonlijke openbaring in wat u moet behandelen en hoe u gaat behandelen wat u hebt voorbereid. De taal van de Geest brengt veel meer over dan wat u kunt zeggen.

De andere taal die u zal helpen de cursisten te raken, is de taal van de liefde. Liefde, die ook van goddelijke oorsprong is, spreekt eveneens van hart tot hart. De apostel Johannes, een ooggetuige van de Heer, verwoordde deze eenvoudige waarheid: ‘Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefhad.’10 Datzelfde geldt voor relaties tussen mensen. U kent het gezegde wel dat ‘mensen niet geven om wat u weet, totdat ze weten hoeveel u om ze geeft.’11 Onze invloed als leerkracht is op de lange termijn direct gerelateerd aan de christelijke liefde die we voor onze cursisten hebben.

U bent waarschijnlijk wel bekend met het idee van ‘liefdestalen’.12 Dat zijn manieren om liefde te uiten die anderen begrijpen en ontvangen, afhankelijk van hun persoonlijkheid en de invloed van eerdere ervaringen. Verschillende mensen reageren soms beter op een bepaalde liefdestaal dan een andere, maar alle cursisten zullen uw oprechte zorg herkennen op ten minste een van de drie manieren die ik vandaag ga noemen.

Een van de liefdestalen bestaat uit woorden van erkenning. Deze woorden zijn bemoedigend en opbeurend, zoals: ‘Je kunt het’ of ‘Je gaat echt vooruit’ of ‘Ik ben trots op je dat je zo hard werkt’. Met die woorden laat je een cursist weten dat hij of zij gewaardeerd wordt en capabel is. De liefdevolle woorden van erkenning van de Heiland aan George Miller, opgetekend in de Leer en Verbonden, zijn een prachtig voorbeeld van deze liefdestaal. Jezus Christus beschreef hem als een man ‘zonder bedrog’ en zei vervolgens: ‘Hij is te vertrouwen wegens de onkreukbaarheid van zijn hart; en wegens de liefde die hij voor mijn getuigenis koestert, heb Ik, de Heer, hem lief.’13 De meesten van ons herinneren ons waarschijnlijk de naam van deze vroege bekeerling niet eens, maar ik stel me zo voor hoe die woorden van erkenning George’s getuigenis van het herstelde evangelie en de liefde voor zijn Heiland moeten hebben versterkt.

Er schuilt veel kracht in de woorden ‘dank je wel’ en andere uitingen van erkentelijkheid. Als opmerkzame en liefdevolle leerkracht van jongeren of jongvolwassenen kunt u een cursist erkenning geven voor kleine dingen die hij of zij voor u en voor anderen in de les doet. Of let op goede dingen die men over hem of haar op school of in de gemeenschap zegt, en uit uw waardering. Een berichtje aan de ouders van een cursist over iets positiefs dat u aan hun tiener hebt opgemerkt, doet het gevoel van voldoening en eigenwaarde van de cursist ook goed. Al deze opmerkingen van erkenning en erkentelijkheid kweken en versterken relaties. Ze bevorderen het gevoel van oprechte zorg tussen leerkracht en cursist, waardoor de invloed van de Geest op beiden meer inwerkt.

Dienstbetoon is nog een liefdestaal. Elke dag met geestelijk opbouwend en verhelderend materiaal voorbereid zijn, is een enorme daad van dienstbaarheid en liefde! De tijd en moeite die u vrijelijk geeft, zullen de jongeren niet elke dag opmerken, maar met de jaren neemt hun geestelijke fijngevoeligheid toe en ‘prijzen [ze u] gelukkig’,14 zoals ik mijn zuster Thomander.

Ik ga u vertellen hoe twee leerkrachten hun liefde door hun dienstbetoon aan de dag legden. Een seminarieleerkracht in Zimbabwe was net geroepen voordat de wereldwijde pandemie uitbrak. De cursisten waren enthousiast om elke dag vóór schooltijd bij elkaar te komen. Ze waren net aan het schema gewend geraakt toen ze niet meer fysiek mochten samenkomen. De leerkracht stond voor een dilemma: de meeste cursisten hadden thuis geen toegang tot het internet, dus lessen online waren niet mogelijk. Dus om haar cursisten toch dagelijks van geestelijk voedsel te voorzien, begon ze lessen met Schriftteksten, denkvragen, memes en video’s te maken. Die verstuurde ze elke dag via WhatsApp, een sociaal platform dat al haar cursisten prima konden gebruiken. Haar cursisten worden zo ‘door het goede woord van God’ gevoed,15 zelfs in deze tijd waarin we afstand van elkaar moeten houden.16 Ze herkennen en waarderen dit dienstbetoon als een uiting van haar liefde. Ze reageren met hun eigen geestelijke indrukken en kijken echt uit naar hun dagelijkse portie geestelijke leiding en positiviteit op basis van de Schriften.

Een leerkracht in Noorwegen heeft met de omgekeerde moeilijkheid te maken. Haar lessen zijn uitsluitend online omdat haar cursisten verspreid over het land wonen. Toch is ze, waar ze in de wereld ook op reis is of wat voor tijd het daar ook is, bereid om die ochtendcursisten met liefde en oprechte belangstelling les te geven. Ondanks de geografische afstanden tussen haar en hen – en het feit dat ze elkaar zelden persoonlijk zien – heeft ze enige weet van ieders persoonlijkheid en interesses. Of ze hun gezichten nu op camera ziet of niet, ze verwelkomt ze en vraagt om hun inbreng. Ze creëert een liefdevolle, veilige plek waar cursisten zonder faalangst vragen kunnen stellen. Ze reikt ze een volle, gevarieerde schotel met geestelijk voedsel aan, gelardeerd met haar frequente getuigenis van de evangeliebeginselen. Ze nodigt ze ook uit om hun eigen geestelijke inzichten aan te dragen.17 Deze leerkrachten spreken net als u de taal van de liefde door hun toegewijde dienstbetoon.

De laatste liefdestaal die ik noem, is zinvolle aandacht en tijd schenken. Maak de lestijd zo waardevol mogelijk door geestelijke ervaringen centraal te stellen. Dat is een levenslang geschenk. Besteed niet onnodig tijd aan spelletjes voor de sociale omgang alleen. Verdoe uw voorbereidingstijd ook niet met de fraaiste hand-outs die de cursisten bij het weggaan op de vloer achterlaten. Nee, besteed uw volle aandacht en tijd aan het leerproces van de cursisten, hoe ze de Geest zelf leren herkennen en het evangelie in hun leven kunnen toepassen. Dat betaalt zich dubbel en dwars uit. Als u vragen op zinvolle, bedachtzame wijze beantwoordt, brengt u uw liefde op onmiskenbare wijze over. Waardeer de bijdragen die cursisten leveren. Luister respectvol naar hun opmerkingen en vragen, en reageer er positief op. Zo weten de cursisten dat u oog hebt voor hun zorgen en behoeften, en niet alleen voor al het materiaal dat u die dag beslist behandeld moet hebben. Als u bereid bent om een onorthodoxe vraag ter plekke te beantwoorden of een eenvoudig antwoord op een andere manier te herhalen tot het kwartje uiteindelijk valt, geeft u blijk dat u zich oprecht om hun geestelijke en persoonlijke vooruitgang bekommert. Met andere woorden: u geeft blijk van uw christelijke naastenliefde.

Nog iets: als seminarieleerkracht had ik voor mijn studie en kennis van het evangelie heel veel aan het uitstekende materiaal van de kerkelijke onderwijsinstellingen. Die studie had evenwel als doel dat ik volledig voorbereid was om de cursisten te geven wat zij nodig hadden, niet om enthousiast uit te weiden over alle persoonlijke ontdekkingen die ik deed. U hebt veel gehad aan de kans om het evangelie in het seminarie en instituut te leren en over te brengen, en dat zal ook zeker zo blijven. Maar uw cursisten hebben er nog meer baat bij als u zich op hun leerproces in plaats van het uwe richt.

Als voormalige ochtendseminarieleerkracht zeg ik tegen u allen dat ik begrijp hoe moeilijk het kan zijn om daarnaast in alle behoeften in uw gezin, werk en gemeenschap te voorzien. Ik begrijp de uitdaging om genoeg voorbereidingstijd te vinden – en genoeg tijd om te slapen – met alles wat er verder op uw bord ligt! Ik getuig dat de Heer u zal helpen als u vraagt, zoekt en klopt. Bid, studeer en handel naar de ingevingen die u krijgt. Dan zult u in staat zijn om uw dierbare cursisten het vaste voedsel van het evangelie te geven – het benodigde geestelijke voedsel om de leiders, leidsters, vaders en moeders te worden die ze in deze laatste dagen willen en moeten worden. U zult in staat zijn om waarheid met de taal van de Geest en de taal van de liefde over te brengen. U zult in staat zijn om met oprechte zorg verbondenheid te kweken, door de liefde te tonen die onze hemelse Vader en Jezus Christus voor ze hebben. Dat doet u door uw woorden van erkenning, uw dienstbetoon, en de aandacht en tijd die u ze schenkt wanneer u naar hun diepgaande vragen luistert en erop ingaat.

Ik bid dat u in waarheid zo mag blijven onderwijzen en liefde geven dat het getuigenis van het evangelie van Jezus Christus bij de opkomende generatie groeit. Ik bid ook dat u ze zult voorbereiden op de verwezenlijking van hun goddelijke potentieel in deze laatste dagen. Dat is mijn vurige gebed en uitnodiging. In de naam van Jezus Christus. Amen.