Kerstdevotionals
Profetische aankondigingen van Christus’ geboorte


Profetische aankondigingen van Christus’ geboorte

Met Kerstmis vieren gelovigen de geboorte van Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, de eeuwige Vader. Tijdens deze kerstmeditatie met het Eerste Presidium, die aangeeft hoe wij Kerstmis vieren, spreek ik over de profetische aankondigingen van zijn geboorte.

De engel die aan Maria verscheen, had de belangrijkste aankondiging ooit.

‘De engel zei tegen haar: Wees niet bevreesd, Maria, want u hebt genade gevonden bij God.

‘En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven.

‘Hij zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste genoemd worden, en God, de Heere, zal Hem de troon van Zijn vader David geven,

en Hij zal over het huis van Jakob Koning zijn tot in eeuwigheid en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde komen’ (Lukas 1:30–33).

De geboorte, het leven en de dood van Gods Zoon waren van essentieel belang voor het plan van onze hemelse Vader om ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Vóór de schepping van de aarde was Jezus Christus gekozen om het sterfelijk leven mee te maken en de Heiland te worden, die nodig was om dat plan uit te voeren (zie Mozes 4:2). Vader Adam werd geboden offers te brengen als ‘zinnebeeld van het offer van de Eniggeborene des Vaders, die vol genade en waarheid is. [Hem werd geleerd:] Daarom zult gij alles wat gij doet, in de naam van de Zoon doen, en gij zult u bekeren en God voor eeuwig aanroepen in de naam van de Zoon’ (Mozes 5:7–8).

In het boek Mozes lezen we bovendien Gods uitleg hiervan, zijn ‘heilsplan voor alle mensen, door het bloed van mijn Eniggeborene, die zal komen in het midden des tijds’ (Mozes 6:62). God de Vader heeft ons geboden ons te bekeren en ons te laten dopen ‘in de naam van mijn eniggeboren Zoon, die vol genade en waarheid is, die Jezus Christus is, de enige naam die onder de hemel zal worden gegeven waardoor het heil tot de mensenkinderen zal komen’ (Mozes 6:52).

Jesaja, een groot profeet uit het Oude Testament, kondigde de aanstaande geboorte van de Messias aan. ‘De Heere Zelf [zal] u een teken geven’, verklaarde hij. ‘Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven’ (Jesaja 7:14).

Jesaja verklaarde ook:

‘Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst.

‘Aan de uitbreiding van deze heerschappij en aan de vrede zal geen einde komen op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het te grondvesten en het te ondersteunen door recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid’ (Jesaja 9:5–6).

De geboorte van Christus werd ook aan profeten in het Boek van Mormon geopenbaard. Zeshonderd jaar vóór de geboorte van de Heiland onderwees Lehi dat God onder de Joden ‘een Messias, of met andere woorden, een Heiland der wereld’ (1 Nephi 10:4) zou laten opstaan.

De profeet Abinadi verklaarde:

‘Heeft Mozes niet tot hen geprofeteerd aangaande de komst van de Messias, en dat God zijn volk zou verlossen? Ja, en zelfs alle profeten die vanaf het begin der wereld hebben geprofeteerd — hebben zij niet min of meer over deze dingen gesproken?

Hebben zij niet gezegd dat God zelf zou neerdalen onder de mensenkinderen, en de gedaante van een mens op Zich zou nemen, en in grote macht over het oppervlak der aarde zou uitgaan?’ (Mosiah 13:33–34).

De profeet Nephi schreef dat een engel hem een maagd in de stad Nazareth liet zien, en zei: ‘Zie, de maagd die gij aanschouwt, is de moeder van de Zoon Gods, naar het vlees’ (1 Nephi 11:18).

‘En het geschiedde, [schreef Nephi,] dat ik zag dat zij in de Geest werd weggevoerd; en nadat zij enige tijd in de Geest weggevoerd was geweest, sprak de engel tot mij, zeggende: Kijk!

‘En ik keek en zag wederom de maagd, een kind in haar armen dragende.

‘En de engel zeide tot mij: Zie het Lam Gods, ja, namelijk de Zoon van de eeuwige Vader!’ (1 Nephi 11:19–21; zie ook Alma 7:9–10).

Wij kennen allemaal de eerste aankondiging nade geboorte van Jezus. Het is uiterst opmerkelijk dat deze hemelse aankondiging gedaan werd aan een groep mensen waarvan ons wordt verteld dat zij in die tijd tot de laagste maatschappelijke klasse behoorden.

‘En er waren herders in diezelfde streek, die zich ophielden in het open veld en ’s nachts de wacht hielden over hun kudde.

‘En zie, een engel van de Heere stond bij hen en de heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij werden zeer bevreesd.

‘En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal,

U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. […]

‘En plotseling was er bij de engel een grote hemelse legermacht, die God loofde, zeggende:

‘Eer zij aan God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen een welbehagen’ (Lukas 2:8–11, 13–14).

Zijn geboorte werd binnen enkele dagen gevolgd door afzonderlijke aankondigingen aan twee uiterst vrome mensen — tegenwoordig zouden we ze tempelwerkers noemen:

‘En zie, er was een man in Jeruzalem, van wie de naam Simeon was, en die man was rechtvaardig en godvrezend. Hij verwachtte de vertroosting van Israël en de Heilige Geest was op hem.

‘En hem was een Goddelijke openbaring gegeven door de Heilige Geest dat hij de dood niet zien zou voordat hij de Gezalfde van de Heere zou zien.

‘En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het Kind Jezus binnenbrachten om met Hem te doen volgens de gewoonte van de wet,

‘nam hij Het in zijn armen, loofde God en zei:

‘Nu laat U, Heere, Uw dienstknecht gaan in vrede, volgens Uw woord,

want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien’ (Lukas 2:25–30).

De tweede aankondiging vond ook in de tempel, aan een vrome vrouw, plaats. Anna, die in de Schrift ‘een profetes’ wordt genoemd, ‘was op hoge leeftijd […].

‘En zij was een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar, die de tempel niet verliet en met vasten en bidden God dag en nacht diende.

‘En zij kwam er op dat moment bij staan en beleed eveneens de Heere, en zij sprak over Hem tot allen die de verlossing in Jeruzalem verwachtten’ (Lukas 2:36–38).

De profetieën en aankondigingen die ik net heb aangehaald, gaan over deeerste komst van de Heiland. We bereiden ons nu op detweede komst van de Heiland voor, een tijd waar gelovigen vol verwachting naar uitkijken, en die ongelovigen vrezen of ontkennen. Ons wordt geboden: ‘Staat op heilige plaatsen en wordt niet aan het wankelen gebracht, totdat de dag des Heren komt; want zie, die komt spoedig, zegt de Heer’ (LV 87:8). Die ‘heilige plaatsen’ omvatten beslist de tempel en getrouw onderhouden tempelverbonden, een thuis waar kinderen gekoesterd en onderwezen worden, en onze taken die we trouw in het zendingsgebied, de tempel, gemeente, wijk en ring vervullen en die ons door priesterschapsgezag worden toegewezen.

Terwijl we bij onze voorbereiding op zijn wederkomst op heilige plaatsen staan, volharden wij in een kerstviering die meer is dan alleen een tijd van kerstgroeten of prettige feestdagen. We vieren de geboorte van de Zoon Gods en gedenken zijn leringen en het eeuwige belang van zijn verzoening. Ik bid dat wij dat trouw zullen doen.

Ik getuig dat deze dingen waar zijn, in de naam van Hem wiens verjaardag wij vieren, namelijk de naam van Jezus Christus. Amen.

Afdrukken