Conferentie voor medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen
Cursisten het heft van hun getuigenis in eigen hand laten nemen


36:23

Cursisten het heft van hun getuigenis in eigen hand laten nemen

Conferentie voor medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen, juni 2024

Welkom op deze historische vergadering van medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. De medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen komen al jaren elk jaar samen voor een doelgerichte devotional. Dit noemden we voorheen een avond met een algemeen autoriteit. Vanavond zetten we die traditie voort en komen we samen om tijdens onze slotbijeenkomst naar ouderling Dale G. Renlund te luisteren. We hebben vroeger ook de CES-conferentie aan de Brigham Young University gehouden, maar dit jaar houden we voor het eerst een bijeenkomst voor de hele kerkelijke onderwijsinstellingen. Hier leren we van elkaar, delen we inzichten, bespreken we hoe we doeltreffender les kunnen geven en brengen we medewerkers van het seminarie en instituut, de BYU, BYU–Idaho, BYU–Hawaii, BYU–Pathway en het Ensign College met elkaar in contact. Deze medewerkers onderwijzen samen ongeveer een half miljoen jongvolwassenen in de kerk, naast alle cursisten in het seminarie.

Om te begrijpen waarom we dit werk doen, moeten we het doel van godsdienstonderwijs in de kerkelijke onderwijsinstellingen begrijpen. Ik heb vaak gesproken over de verschillende rollen die de scholen in dat systeem spelen. Ik heb de BYU bijvoorbeeld de ambassadeur genoemd omdat die het systeem en de kerk als organisator, gastheer en geleerde vertegenwoordigt. Kijk daarnaast eens naar BYU–Idaho, die ik de onderwijzer noem omdat die volledig op het onderwijs gericht is; BYU–Hawaii is onze sluitsteen in Azië en Oceanië, en is toegewijd aan en toegespitst op dat gebied van de kerk; en het Ensign College is de aanbieder van het praktisch leerplan, waar de focus op laagdrempelige beroepsvaardigheden ligt. En BYU–Pathway is de toegangsverstrekker, die meer cursisten bereikt dan de campussen door betaalbare online cursussen van hoge kwaliteit aan te bieden. Het seminarie en het instituut bereiken uiteraard cursisten die niet naar universiteiten van de kerk gaan en zijn het geestelijk anker voor jongvolwassenen, ongeacht waar zij hun opleiding volgen.

Ondanks deze verschillende rollen, zijn al deze instellingen op ten minste twee manieren verenigd. De eerste is de taak van de kerkelijke onderwijsinstellingen zelf, namelijk om discipelen van Jezus Christus groot te brengen die thuis, in de kerk en in hun gemeenschap leiders kunnen zijn. Ongeacht de specifieke rol van uw instelling, hebben alle kerkelijke onderwijsinstellingen een gedeelde taak met betrekking tot het leiderschap van discipelen. Voor dit publiek is het vooral van belang dat we ook een gedeelde verantwoordelijkheid als godsdienstleerkrachten hebben. In juni 2019 verleende de onderwijsraad van de kerk goedkeuring aan een juridisch document waarin de rol van godsdienstonderwijs binnen de kerkelijke onderwijsinstellingen wordt uiteengezet. Dat document wordt vaak ‘Strengthening Religious Education’ [Versterking van godsdienstonderwijs] genoemd. Deze duidelijke opdracht is rechtstreeks afkomstig van de onderwijsraad van de kerk. In de eerste alinea van dat document staat: ‘Godsdienstonderwijs is een uniek en kostbaar onderdeel van de taak van elke instelling. […] Het staat centraal in het doel van elke instelling.’ De richtlijnen in SRE verduidelijken ook het belangrijkste doel van godsdienstonderwijs: ‘Het doel van godsdienstonderwijs is het herstelde evangelie van Jezus Christus uit de Schriften en leringen van hedendaagse profeten onderwijzen zodat elke cursist geloof in en een getuigenis van onze hemelse Vader, […] Jezus Christus, […] het herstelde evangelie […] en [hedendaagse profeten] ontwikkelt; levenslang discipel wordt; [en het] vermogen [van onze cursisten] wordt vergroot om antwoorden te vinden, twijfels op te lossen [en] in geloof te reageren.’ Dat kerndoel van godsdienstonderwijs in de kerkelijke onderwijsinstellingen staat ook vandaag centraal. Als we dat niet met bewuste focus doen, kunnen we moeilijk de grote investeringen rechtvaardigen die de kerk in deze instellingen doet.

We komen vandaag dus onder andere samen omdat we een gezamenlijke CES-taak en een gezamenlijke opdracht als godsdienstleerkrachten hebben om cursisten te helpen discipel te worden en in geloof antwoord op hun vragen te vinden. Ik wil ook Chad Webb voor zijn leiderschap bedanken. Broeder Webb geeft leiding aan het seminarie en instituut in de kerk. Maar de afgelopen twee jaar is hij ook voorzitter van het comité godsdienstonderwijs, waarin alle kerkelijke onderwijsinstellingen vertegenwoordigd zijn. We hebben het vooral aan dat comité te danken dat we hier vandaag als CES-medewerkers bijeen zijn. Ik moet ook dank betuigen aan al onze CES-presidenten voor hun steun: president Reese, president Meredith, president Kauwe, president Kusch, president Ashton en broeder Webb. Deze leiders hebben de opdracht gekregen om ‘het moreel en geestelijk hoofd’ van hun instelling te zijn. Deze opdracht werd voor het eerst gegeven toen president Kauwe werd benoemd en is sindsdien voor elke CES-aanstelling herhaald. Ik laat hier afbeeldingen van die benoemingen zien. U ziet die van president Kauwe. Hij kreeg de opdracht van president Holland. Ook president Ashton kreeg deze opdracht, en president Reese, en meest recentelijk president Meredith. Het is geen toeval dat deze presidenten vandaag in ons midden zijn. Zij zijn geweldige leiders en ik dank hen voor hun leiderschap en toewijding zodat we deze eerste conferentie voor medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen kunnen houden.

Ik wil nu mijn boodschap wat context geven. In mijn eerste toespraak aan onze medewerkers – in mijn jaarlijkse toespraak tot onze medewerkers heb ik u de afgelopen twee jaar gevraagd om u te richten op de profetische accenten voor jongvolwassenen. We hebben ook benadrukt dat deze onderwerpen zeker zullen veranderen. Deze vijf thema’s bevatten niets magisch, maar moeten worden bijgewerkt naargelang wij nieuwe leiding van profeten en apostelen ontvangen, in het bijzonder die voor onze jongvolwassenen. We hopen niet dat u deze specifieke boodschappen uit het hoofd gaat leren, maar dat we naar hedendaagse profeten leren luisteren en onze cursisten leren hoe ze die boodschappen toepassen.

In die geest wil ik mij richten op een profetisch accent dat me diep heeft getroffen. President Russell M. Nelson heeft de jongvolwassenen gevraagd om het heft van hun getuigenis in eigen hand te nemen. Als u de profeet wilt volgen, let dan op twee dingen. Let er ten eerste op wanneer hij een boodschap herhaalt en let ten tweede vooral goed op wanneer hij ons smeekt iets te doen. U ziet beide patronen terug in de boodschap van president Nelson om het heft van ons getuigenis in eigen hand te nemen. Hij zei dat voor het eerst in een devotional voor jongvolwassenen in mei 2022: ‘Ik smeek je het heft van je getuigenis in eigen hand te nemen. Werk eraan. Maak het deel van jezelf. Verzorg het. Voed het zodat het zal groeien. Voed het met waarheid. Verontreinig het niet met de filosofieën van niet-gelovige mannen en vrouwen, om je daarna af te vragen waarom je getuigenis aan het afbrokkelen is. Let op de wonderen die je zult zien gebeuren als je je getuigenis de hoogste prioriteit geeft.’

Later dat jaar zei president Nelson nagenoeg hetzelfde tegen de hele kerk in zijn toespraak in de algemene oktoberconferentie van 2022: ‘Daarom geef ik alle leden van de kerk dezelfde raad die ik afgelopen mei aan de jongvolwassenen heb gegeven. Ik drong er toen bij hen op aan om verantwoordelijkheid voor hun eigen getuigenis van Jezus Christus en zijn evangelie te nemen – en ik smeek u nu dat eveneens te doen. Werk eraan. Voed het zodat het zal groeien. Voed het met waarheid. Ontheilig het niet met de filosofieën van ongelovige mannen en vrouwen. Let op de wonderen die u zult zien gebeuren als u de groei van uw getuigenis continu de hoogste prioriteit geeft.’

Omdat president Nelson ons meermaals heeft gesmeekt het heft van ons getuigenis in eigen hand te nemen, wil ik u vertellen hoe ik mijn getuigenis heb ontvangen. Dit is persoonlijk, en hoewel ik het op papier heb uitgeschreven, hoop ik dat het voor u voelt alsof wij bij elkaar zitten in een minder formele setting. Wij hebben allemaal onze persoonlijke geloofsreis. Onze cursisten ook. Vandaag wil ik u iets over de mijne vertellen. De reis naar mijn getuigenis begon in een ongewone setting. Ik ben opgegroeid in een gemeenschap in Scottsdale (Arizona, VS) waar maar weinig heiligen der laatste dagen woonden. Ik deed mee aan een hardloopwedstrijd op de middelbare school. Toen ik me daarop voorbereidde zag ik aan de overkant van de baan broeder Butler, mijn jongemannenleider. Het was heel apart dat hij er was. We hadden niet veel gemeen. Ik wist dat hij geen hardloopwedstrijden bezocht. Op dat moment zei de Geest plots tegen me: ‘Clark, deze kerk is waar. Anders zou hij hier nooit zijn. Er moet iets bijzonders aan zijn geloof zijn dat hem motiveert om jou aan te moedigen.’ Dat was het. Ik had die ervaring niet tijdens een diepzinnige Schriftstudie of een getuigenisbijeenkomst. Het was eenvoudigweg het gevolg van de toewijding van een ander. Ik kan me dat gevoel nu nog net zo goed voor de geest halen als toen.

Ongeveer twee jaar later werd ik op zending geroepen naar het zendingsgebied Kobe (Japan). Ik herinner me de eerste dag in het opleidingscentrum voor zendelingen nog. Het was heel leuk om collega-zendelingen te ontmoeten, aan leerkrachten te worden voorgesteld, het krachtige gevoel van veel mensen die vanuit de hele wereld samenkomen. Maar de volgende ochtend, toen om zes uur mijn wekker ging, was het heel moeilijk om uit bed te komen en was ik opeens heel angstig. Ik dacht: hoe kan ik dit ooit doen? Ik weet niet of ik de komende twee jaar elke dag zo vroeg wakker kan worden, en al helemaal niet of ik een moeilijke taal als Japans kan leren. Opeens drong het tot mij door dat het waanzin was om te denken dat ik twee jaar op de ervaring met mijn jongemannenleider kon teren. Ik moest een sterker getuigenis opdoen, geworteld in het evangelie zelf. Ik begon elke ochtend oprecht het Boek van Mormon te lezen. De wekker ging om zes uur ’s ochtends en ik ging op een stoel aan mijn bureau in het opleidingscentrum zitten en las en bestudeerde onder het licht van een tl-buis het Boek van Mormon. Aan het eind van het boek las ik de belofte in Moroni 10:3–5. Ik kende die Schrifttekst nog uit mijn tijd als jonge seminariecursist. Ik knielde in gebed neer en vroeg om een bevestiging van mijn geloof. Maar toen ik dat aan de Heer vroeg, gebeurde er eerst niets. Ik was zo teleurgesteld. Ik ging weer zitten en besefte dat ik nog maar twee pagina’s in het Boek van Mormon te gaan had. Ik besloot het op z’n minst uit te lezen. Met nog drie verzen te gaan in Moroni 10, las ik Moroni 10:32: ‘Ja, kom tot Christus en word vervolmaakt in Hem en onthoud u van alle goddeloosheid; en indien u zich van alle goddeloosheid onthoudt en God liefhebt met al uw macht, verstand en kracht, dan is zijn genade …’. Het lukt mij niet. Ik ben in tranen. Sorry. ‘Dan is zijn genade u genoeg, opdat u door zijn genade volmaakt kunt zijn in Christus.’ Toen ik dat vers las, werd ik vervuld met licht en helderheid. Ik kon het niet ontkennen. Het was opbouwend en warm, en het vervulde me volledig. Op dat moment wist ik dat het Boek van Mormon waar is en dat het getuigt dat Jezus de Christus is.

Met dat krachtig getuigenis ging ik naar Japan. Mijn getuigenis bleef groeien, maar niet zo ingrijpend als die ochtend in het opleidingscentrum voor zendelingen. Toen we op een regenachtige avond op het punt stonden om naar bed te gaan, werd er op de deur geklopt. We keken elkaar aan. Ons appartement was achter het zendingshuis. We schrokken een beetje dat er zo laat iemand voor onze deur stond. Ik liep naar de deur, deed open en zag mijn zendingspresident met een paraplu in de regen staan. Hij zei: ‘Gilbert Chōrō, ouderling Gilbert, kleed je aan. We gaan naar ouderling Matsuo.’ De vader van ouderling Matsuo had kanker en lag op sterven. Ik dacht meteen dat ik wist wat er aan de hand was. Maar toen ik in de zendingsauto stapte, keek president Matsumori me aan en vertelde me dat de moeder van deze zendeling die dag bij een auto-ongeluk om het leven was gekomen. Toen zei hij: ‘Bid dat we ons kunnen inleven en kunnen weten hoe we deze zendeling kunnen troosten.’ Ik voelde me overweldigd en ongeschikt. Ik zie nog steeds voor me dat de ruitenwissers heen en weer bewogen toen we in stilte wegreden. Opeens bracht de Geest Alma 7:12 in mijn herinnering: ‘En Hij zal hun zwakheden op Zich nemen, opdat zijn binnenste met barmhartigheid zal worden vervuld, naar het vlees, opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen naargelang hun zwakheden.’ Ik wist dat we door de verzoening van Jezus Christus zonde konden overwinnen. Ik wist dat we door Christus zouden opstaan en weer zouden leven. Maar op die avond op de snelweg bij Osaka leerde ik dat Jezus Christus ons ook kon troosten in onze moeilijkheden, in ons lijden, als het leven niet eerlijk was. Ik wist niet wat die jonge zendeling te doorstaan had, maar door het wonder van de verzoening, wist iemand anders het wel. Die avond, toen ik een jaar op zending was, getuigde de Geest weer krachtig tot mij dat het Boek van Mormon waar is en dat het getuigt dat Jezus de Christus is.

Ik kwam terug van zending en trouwde in de Salt Laketempel met Christine. We verhuisden naar Californië en uiteindelijk naar Boston. Ik kreeg nog steeds stille bevestigingen van mijn getuigenis, maar weer niets zo bijzonder als die ochtend in het opleidingscentrum voor zendelingen of die avond op de snelweg bij Osaka. Toen kreeg ik op een zondag een krachtig maar onverwacht getuigenis van de Geest. Ik las een deel van de Schriften waar de meeste mensen niet in lezen om hun getuigenis te versterken. Ik las in Alma 30 tijdens een les in de kerk wat ik de leer van Korihor zal noemen. Korihor ontkent dat er een Christus is, zegt dat mensen geen verantwoordelijkheid voor hun keuzes dragen en zegt dat we alleen worden gered door ons eigen vernuft. Hij predikt wat wij tegenwoordig moreel relativisme zouden noemen. Korihor staat ook vijandig tegenover de geloofsovertuiging van anderen en noemt die dwaze overleveringen van hun vaders. Terwijl de zondagsschoolleerkracht de les gaf, bedacht ik dat als Joseph Smith het Boek van Mormon zelf zou hebben verzonnen, Korihor niet echt voor de hand lag om in het boek op te nemen. Joseph leefde in een tijd van godsdienstige opleving waarin veel mensen in Jezus Christus geloofden. Hij had waarschijnlijk nooit iemand ontmoet die zo vijandig tegen Christus predikte als Korihor, of Nehor of Sherem, in het Boek van Mormon deed. Maar we weten dat het Boek van Mormon voor onze tijd geschreven is. Ik herkende deze argumenten in de mensen die ik vaak ontmoette in de academische cultuur van Cambridge (Massachusetts, VS). Ik dacht tijdens de zondagsschoolles na over deze tegenstrijdigheid. Ik had al een sterk getuigenis van het Boek van Mormon en de Geest zei tegen me: ‘Clark, het Boek van Mormon is waar en het getuigt dat Jezus de Christus is.’

Ik heb nog meer van dit soort ervaringen gehad. Ik zat een keer in de tempel te bidden voor mijn jongeren in de binnenstad van Boston. Ik las Mosiah 3:17 en de Geest onderrichte me dat ik deze jongeren alleen door Jezus Christus uit hun omstandigheden kon helpen. Ik bestudeerde eens Alma 36 en leerde over het chiasme dat het hele hoofdstuk beslaat, met de climax in het midden over de verlossing van Alma de jonge. Het was opmerkelijk dat ik bij elke versterking van mijn getuigenis van het Boek van Mormon ook een sterker getuigenis van Jezus Christus kreeg. Dit gebeurde opnieuw tijdens de vrouwenbijeenkomst van de algemene oktoberconferentie in 2018. President Nelson vroeg de zusters van de kerk tijdens die bijeenkomst om vóór het eind van het jaar het Boek van Mormon uit te lezen en alle woorden van en over de Heiland te markeren. Ik wilde mijn vrouw en zes dochters steunen, dus ik gaf ook gehoor aan die uitnodiging. Ik had net een nieuw exemplaar van het Boek van Mormon gekregen. Het was een gloednieuw exemplaar. Ik markeerde elke verwijzing naar de Heiland. Pagina na pagina stond roodgekleurd met verwijzingen naar Jezus Christus. Ik was 48 jaar, had al een sterk getuigenis van het Boek van Mormon en de Heiland, en de Geest getuigde elke ochtend bij het lezen weer tot me: ‘Clark, dit boek is waar en het getuigt dat Jezus de Christus is.’

Ik citeerde eerder de boodschap van president Nelson: ‘Ik smeek je het heft van je getuigenis in eigen hand te nemen. Werk eraan. Maak het deel van jezelf. Verzorg het. Voed het zodat het zal groeien. Voed het met waarheid. Verontreinig het niet met de filosofieën van niet-gelovige mannen en vrouwen, om je daarna af te vragen waarom je getuigenis aan het afbrokkelen is. […] Let op de wonderen die je zult zien gebeuren als je je getuigenis de hoogste prioriteit geeft.’ Ik getuig ook van die wonderen. Ik ben op zoveel manieren gezegend omdat ik mijn getuigenis altijd prioriteit heb gegeven.

Broeders en zusters, als medewerkers van de kerkelijke onderwijsinstellingen moeten we onze cursisten het heft van hun getuigenis in eigen hand laten nemen. Ik wil vijf manieren noemen waarop we onze cursisten dat kunnen leren. Ten eerste, leer ze hun keuzevrijheid te gebruiken. Ten tweede, leer ze een licht voor anderen te zijn, vooral mensen die het moeilijk hebben. Ten derde, stel vragen in geloof. Ten vierde, zoek waarheidsgetrouwe bronnen. En ten vijfde, vertrouw op de Geest.

Ten eerste moeten we cursisten leren dat versterking van hun getuigenis een bewust gebruik van hun keuzevrijheid vergt. C.S. Lewis verwees vaak naar het gezegde: ‘De langste weg leidt vaak het snelst naar huis.’ We moeten hard werken om ons geloof en discipelschap te versterken. Het is een bewuste handeling. Volgens Alma vergt versterking van ons getuigenis onze volledige aandacht: ‘Maar zie, indien u uw vermogens wilt opwekken en wakker schudden, ja, om mijn woorden te beproeven, en een sprankje geloof wilt oefenen – ja, al kunt u niet meer doen dan verlangen te geloven – laat dat verlangen dan in u werken totdat u zó gelooft dat u plaats kunt inruimen voor een deel van mijn woorden.’

Het tweede beginsel dat we onze cursisten kunnen leren om het heft van hun getuigenis in eigen handen te nemen, is om een licht voor anderen te zijn, misschien vooral voor mensen die het moeilijk hebben. Deze generatie geeft heel veel om hun leeftijdgenoten en mensen die het moeilijk hebben. President Nelson leert ons dat we mensen die het moeilijk hebben niet mogen veroordelen:

‘Als vrienden of familieleden de kerk verlaten, kun je ze het beste blijven liefhebben. Het is niet aan jou om andermans keuze te bekritiseren, net zomin als jij het verdient om bekritiseerd te worden voor je getrouwheid.

‘Luister goed naar wat ik zeg: laat je niet wegleiden door mensen met twijfels die worden veroorzaakt door dingen in hun eigen leven die jij niet kunt zien.

Scepticisme en twijfel zijn misschien aanstekelijk, maar geloof en hoop ook. President Nelson heeft verder gezegd:

‘Laat je sceptische vrienden bovenal zien hoeveel jij de Heer en zijn evangelie liefhebt. Verras hun twijfelende hart met jouw gelovige hart!

Als je het heft van je getuigenis in eigen hand neemt en het laat groeien, word je een effectiever werktuig in Gods handen.’

Ik denk dat we vooral met dit laatste punt – onze cursisten leren een werktuig en hulpmiddel voor de Heer te worden – een grote kans hebben om jongvolwassenen met hun getuigenis te helpen. Leer ze een licht te zijn. Leer ze een goede vriend of vriendin te zijn. Leer ze anderen van dienst te zijn. En leer de cursisten die nog op zoek zijn naar hun geloof om aan het werk te gaan en anderen te dienen. Veel mensen ontvangen een getuigenis door anderen te dienen. Mijn getuigenis dat ik in de Bostontempel (Massachusetts) ontving, dat Christus het antwoord voor mijn jongeren was, kreeg ik omdat ik alles deed wat ik kon om ze te helpen. Leer onze cursisten een licht te zijn. Dan zal hun getuigenis groeien.

We leren ze natuurlijk ook dat het goed is om vragen te stellen. Ouderling Renlund zal hier vanmiddag iets meer over vertellen. President Nelson heeft gezegd: ‘Als je vragen hebt – en ik hoop dat je die hebt – ga dan op zoek naar antwoorden, maar wel met het vurige verlangen om te geloven.’ Zo heeft president Jeffrey R. Holland gezegd: ‘Soms doen we alsof een eerlijke uiting van twijfel een hogere manifestatie van morele moed is dan een eerlijke uiting van geloof. Dat is het niet!’ Toen de vader van het zieke kind de Heiland smeekte: ‘Ik geloof Heere! Kom mijn ongeloof te hulp’, was geloof zijn startpunt. Hij leerde als tiener – of ik leerde als tiener, dat als ik met een geloofsdilemma naar mijn vader ging, ik dacht dat ik heel slim was en iets had bedacht waar hij nooit bij had stilgestaan. Toen ik 15 jaar was, was ik slimmer dan mijn vader, die altijd elke discussie won. En nu had ik een onmogelijke vraag voor hem. Hij beantwoordde mijn vraag niet, maar zei alleen: ‘Clark, die vraag heb ik ook gehad. En ik heb in mijn leven twee stapels vragen gehad: een stapel met dingen die ik weet, en een stapel met dingen die moeilijk te begrijpen zijn. Ik heb ontdekt dat de stapel met dingen die ik weet steeds groter wordt, en de stapel met dingen die ik niet weet steeds kleiner.’

Als u in geloof voorwaarts gaat, beloof ik u dat dat gebeurt. Dat betekent niet dat we niet aan de slag gaan met de vragen en zorgen van mensen, maar we helpen ze om in geloof voorwaarts te gaan. Ik denk dat ouderling Larry Corbridge dat bedoelde toen hij in zijn devotional aan de BYU tegen de studenten op onze campus zei dat ze zich eerst op primaire vragen moeten richten en dat het antwoord op secundaire vragen na verloop van tijd zal komen. President Nelson herinnert ons er vaak aan dat we naar waarheidsgetrouwe bronnen moeten zoeken om ons getuigenis te versterken. ‘Voed [je getuigenis] met waarheid. Verontreinig het niet met de filosofieën van niet-gelovige mannen en vrouwen, om je daarna af te vragen waarom je getuigenis aan het afbrokkelen is.’ Sommige jongvolwassenen denken dat ze alleen een sterk geloof kunnen hebben door met critici en vijanden van de kerk om te gaan. Op de een of andere manier zou dat een getuigenis sterker maken. In die omstandigheden moeten we onze cursisten naar de integriteit van iemands bedoeling laten kijken. Korihor, Nehor en Sherem probeerden hun volgelingen niet op te bouwen, maar wilden alleen hun eigen verkeerde keuzes rechtvaardigen en hun persoonlijke doeleinden propageren. Leer uw cursisten: ‘Sommige bronnen zijn er zelfs op uit om wantrouwen, angst en twijfel te zaaien.’ Laat ze zich tot hedendaagse profeten, de Schriften en betrouwbare kerkleiders wenden.

Een van onze belangrijkste waarheidsgetrouwe bronnen is de Heilige Geest. Leer de cursisten inzien hoe de aanwezigheid van de Heilige Geest voelt en te herkennen wanneer die verdwijnt als de waarheid wordt verdraaid. Ik had hier een leerzame ervaring mee tijdens een recente vraag-en-antwoordbijeenkomst met president Henry B. Eyring en president Keoni Kauwe aan de BYU–Hawaii. Een student vroeg wanneer ze in hun leven de Heilige Geest nodig hadden. President Eyring haalde president Nelson aan: ‘In de komende tijd kunnen wij geestelijk niet overleven zonder de leidende, troostende en voortdurende invloed van de Heilige Geest.’ Daarna vroeg hij mij om de vraag van de student te beantwoorden. Ik had deze vraag als president van de BYU–Idaho honderden keren beantwoord. Ik zei dat de studenten de Geest nodig hebben als ze bepalen wat ze willen studeren, met wie ze willen daten, waar ze willen wonen, welke baan ze aannemen, en veel andere levenskeuzes waar onze jongvolwassenen mee geconfronteerd worden. President Eyring vroeg de student om de uitspraak van president Nelson opnieuw te lezen. Dit keer stopte hij bij het woord overleven. President Eyring zei dat de profeet heel bewust voor het woord overleven had gekozen. Hij legde uit dat de studenten leven in een tijd waarin de tegenstander zo doeltreffend de waarheid verdraait, dat zij, als ze de Heilige Geest niet hebben, over de meest fundamentele evangeliewaarheden zullen worden misleid. In zijn toespraak ‘Denk celestiaal!’ zei president Nelson: ‘Er komt geen einde aan de misleidingen van de tegenstander. Wees alstublieft voorbereid. Neem nooit advies aan van ongelovigen. Laat u leiden door stemmen waarop u kunt vertrouwen – door profeten, zieners en openbaarders, en door de influisteringen van de Heilige Geest.’

Broeders en zusters, laten wij onze cursisten leren het heft van hun getuigenis in eigen hand te nemen. Leer ze eraan te werken, het deel van zichzelf te maken, het te verzorgen en het te voeden zodat het zal groeien. Laten we dat doen door ze te leren hun keuzevrijheid te gebruiken, een licht voor anderen te zijn, in geloof vragen te stellen, en op waarheidsgetrouwe bronnen en op de Heilige Geest te vertrouwen. De leidraad Strengthening Religious Education geeft ons de opdracht om dit met overtuiging te doen. Uw inspanningen zijn effectief. Geloof de verhalen van buitenaf niet. Meer jongvolwassenen dan ooit tevoren volgen het instituut. Meer jongvolwassenen dan ooit tevoren gaan naar scholen van de kerk. Een vloed van geloof stroomt door de kerk, zelfs in deze moeilijke tijden. Onze cursisten leren het heft van hun getuigenis in eigen hand te nemen en ze komen dichter tot Jezus Christus. Ik heb een getuigenis van onze Heiland. Ik weet dat het Boek van Mormon waar is. En het getuigt dat Jezus de Christus is. Laten wij onze cursisten uitnodigen diezelfde waarheden te ontdekken. In de naam van Jezus Christus. Amen.