Kampeervrienden
Edison had eerst het gevoel dat hij er niet bij hoorde.
Edison schopte een steentje weg. Alle andere jongens waren aan het praten en hun tenten aan het opzetten. Maar hij kende niemand.
Sinds hun verhuizing naar Spanje ging Edisons familie niet meer naar de kerk. Maar toen kwamen de jongens uit de wijk op bezoek en nodigden hem uit voor hun kampeertocht. Hij had meteen ja gezegd, maar nu twijfelde Edison over die keuze. Hij had het gevoel dat hij er niet bij hoorde.
Twee jongens, Diego en Juan, kwamen naar Edison toe. ‘Wil je bij ons in de tent slapen?’ vroeg Diego.
Edison zuchtte van opluchting en glimlachte. ‘Graag.’
‘Tof!’ zei Juan. ‘En dan kunnen we gaan zwemmen.’
De jongens zetten hun tent op en renden naar de rivier. Het water was koud, maar Edison had zo veel plezier dat hij dat nauwelijks merkte. Na de lunch gingen de jongens en hun leiders op wandeltocht. Ze kwamen net voor zonsondergang terug, waarna ze hielpen om een kampvuur aan te leggen.
‘Vertel eens wat over je familie’, zei Juan.
Edison liet een stapel twijgjes bij het vuur vallen. ‘Mijn ouders zijn gewoon top. En mijn zus is mijn beste vriendin. We komen uit Ecuador.’
Diego en Juan keken elkaar met een grote glimlach aan.
‘Wij komen ook uit Ecuador!’ zei Juan.
Diego deed zijn jas uit en liet zijn T-shirt zien. Daar stond het logo van de nationale voetbalploeg van Ecuador op!
‘Wauw!’ zei Edison. ‘Wat missen jullie het meeste van Ecuador?’
Diego en Juan lachten. ‘Het eten!’ riepen ze allebei.
De jongens praatten over de dingen die ze misten en wat ze in Spanje leuk vonden. Edison vond het fijn dat het zo makkelijk was om met Diego en Juan te praten.
Toen ging broeder Cisneros, een van de leiders, staan. ‘Hoi, iedereen! We willen de avond afsluiten met een getuigenisdienst.’
Een voor een gingen de jongens en leiders staan en gaven hun getuigenis. Hun woorden gaven Edison het gevoel dat zijn hart in een warme deken werd gewikkeld.
Diego ging staan. ‘Ik weet dat de kerk waar is. Ik weet dat God mijn Vader is en dat Jezus Christus mijn Heiland is.’
Edison kreeg het steeds warmer. Dat wil ik ook weten, dacht hij.
Toen Edison van de reis thuiskwam, bleven Diego’s woorden door zijn hoofd spoken. Hij wou dat hij met Diego en Juan naar de kerk kon gaan om meer over Jezus te weten te komen.
Die avond vroeg papa tijdens het eten: ‘Hoe was de kampeertocht?’
‘Geweldig!’ zei Edison. ‘We hebben gezwommen en gewandeld en een kampvuur gemaakt. En ik heb nu twee nieuwe vrienden uit Ecuador!’
‘Fantastisch! We moeten ze een keer uitnodigen’, zei mama.
Edison dacht even na. ‘Kunnen we weer naar de kerk gaan?’
Mama en papa keken elkaar even aan. Toen schraapte mama haar keel. ‘Als jij wilt gaan, houden we je niet tegen’, zei mama. ‘Maar papa en ik gaan niet met je mee.’
Edison zakte in zijn stoel onderuit. Hij wilde niet in zijn eentje naar de kerk gaan. Misschien moest hij ook maar thuis blijven.
Maar toen dacht Edison aan het warme gevoel tijdens de getuigenisdienst. Edison wilde naar de kerk gaan, ook al wilde zijn familie niet meegaan.
Hij zou trouwens niet alleen zijn. Edison glimlachte en at zijn bord leeg. Daarna pakte hij de telefoon. Hij kon met zijn nieuwe vrienden naar de kerk gaan!