Mantelzorgsters
U zult de kracht en de nodige inspiratie ontvangen om in te zien tot hoever u in staat bent om hulp te bieden.
Ik ben dankbaar dat ik vanavond in uw gezelschap ben. De vrouwen van de kerk van Jezus Christus zijn op weg de vereniging van zusters te worden die de moeder van de profeet Joseph Smith, Lucy Mack Smith, als volgt omschreef: ‘We moeten elkaar liefhebben, voor elkaar zorgen, elkaar troosten en instructie krijgen, opdat wij straks allemaal met elkaar in de hemel aanzitten.’1
Er zijn drie aspecten aan die opmerkelijke beschrijving van de kwalificaties om samen in een staat van geluk bij God te verkeren. De eerste is voor elkaar zorgen. De tweede is van en met elkaar leren. En de derde is samen aanzitten bij God.
Ik wil u vanavond graag de lof en waardering van God laten voelen voor wat u al met en voor elkaar hebt gedaan om dat verheven doel te verwezenlijken. Daarnaast wil ik een beeld schetsen van wat er in uw verenigde hulpbetoon nog te doen valt.
Net als de zusters van weleer hebt u gehoor gegeven aan de oproep van de Heer om anderen hulp te bieden. In 1856 deed de profeet Brigham Young een beroep op de heiligen om gestrande handkarrenpioniers in de bergsneeuw te hulp te komen. Hij vertelde de leden in die tijd van nood tijdens de algemene conferentie: ‘Uw geloof, uw godsdienst en uw godsdienstoefeningen zullen uw ziel nooit in het celestiale koninkrijk van God brengen als u niet precies de beginselen uitvoert die ik u nu leer. Ga en breng de mensen die nu op de vlakten zijn hierheen, en schenk nauwgezet aandacht aan die zaken die materieel van aard zijn, […] anders zal uw geloof u niets baten.’2
Honderden vrouwen in Utah kwamen daarop in actie. Ondanks hun armoede laadden zij wagens vol met alles wat ze konden missen en konden inzamelen om de noodlijdenden verlichting te brengen. Een van deze heldhaftige zusters schreef: ‘Ik heb nooit van mijn leven meer voldoening en, laat ik zeggen, plezier gehad dan met deze taak, zo groot was de eensgezindheid onder ons.’3
Toen de reddingsactie tot een goed einde was gebracht en de sneeuw was gesmolten, tekende diezelfde trouwe zuster de vraag van haar hart op: ‘Is er nog meer voor bereidwillige handen te doen?’4
In onze tijd hebben groepen kloekmoedige zusters over de hele wereld hun geloof op honderden plaatsen in daden omgezet. En in hun hart en gebeden stellen zij zich dezelfde vraag over hun verdere dienstbetoon in dit leven.
Ieder van u bevindt zich op een unieke plek in uw reis naar het eeuwige leven. Sommigen hebben al jarenlange ervaring, anderen staan nog aan het begin van hun aardse discipelschap. Ieder van u heeft een eigen levensverhaal met bijbehorende uitdagingen. Maar u bent allemaal zusters van elkaar en dochters van onze hemelse Vader. Hij kent en waakt over ieder van u.
U hebt elkaar uitzonderlijk goed liefgehad, voor elkaar gezorgd en elkaar getroost. Ik was een maand geleden nog getuige van dit drieledige wonder van uw hulp aan een bepaalde zuster. Als haar vader dank ik u en wil ik God danken, die een huisbezoekster stuurde.
Onze dochter Elizabeth, die in een andere staat en tijdzone vertoeft dan wij, was thuis met haar driejarige dochtertje. Haar andere kind zat net haar eerste week op de kleuterschool. Elizabeth was zes maanden zwanger en keek uit naar de geboorte van haar derde kind, dat volgens de artsen weer een meisje zou zijn. Haar man, Joshua, was op zijn werk.
Toen ze zag dat ze bloed verloor en steeds heftiger begon te vloeien, belde ze haar man op. Hij vertelde haar een ambulance te bellen en dat ze elkaar in het ziekenhuis zouden treffen, twintig minuten rijden vanaf haar huis. Voordat ze het telefoontje kon plegen, hoorde ze iemand op de voordeur kloppen.
Tot haar verrassing zag ze haar ZHV-huisbezoekcollega voor de deur staan. Ze hadden geen afspraak voor die ochtend staan. Haar collega had gewoon het gevoel dat ze bij Elizabeth langs moest gaan.
Ze hielp haar in de auto. Ze kwamen een paar minuten vóór Joshua van zijn werk arriveerde bij het ziekenhuis aan. De artsen besloten in nog geen twintig minuten om de baby door een chirurgische ingreep te halen om Elizabeth en haar baby te redden. Zo kwam er, vijftien weken te vroeg, een piepklein meisje ter wereld, dat haar stem luid liet horen. Ze woog net boven de anderhalve pond (765 gram). Maar ze leefde, en Elizabeth ook.
De woorden van Lucy Mack Smith gingen die dag deels in vervulling. Een trouw lid van de ZHV schonk, ingegeven door de Heilige Geest, de benodigde zorg, liefde en troost aan haar zuster in Gods koninkrijk. Zij en de tienduizenden anderen die dergelijke geïnspireerde hulp generaties lang geboden hebben, krijgen niet alleen de dank van wie ze geholpen hebben plus hun dierbaren, maar ook van de Heer.
U herinnert zich de waarderende woorden die Hij sprak tot wie maar weinig wereldse erkenning oogsten voor hun liefdadigheid: ‘En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’5
Maar het wonder van een ZHV-zuster die net op tijd met hulp komt aanzetten, wordt verveelvoudigd door de vereende krachten van zusters van de ZHV. Ik lees een stuk voor uit het bericht dat Elizabeths bisschop enkele uren na de geboorte van de baby naar Elizabeth en Joshua in het ziekenhuis stuurde: ‘De ZHV-presidente heeft alles onder controle. We zijn al bezig met een plan om te helpen met de meisjes thuis, zodat Elizabeth naar het ziekenhuis heen en weer kan reizen zolang jullie poppetje daar verblijft. We hebben dat vaker gedaan, langdurig, en [onze] mensen popelen om bij te springen.’
De bisschop vervolgde, daarbij sprekend voor zichzelf en de wijk: ‘We zijn zelfs naar het ziekenhuis meegegaan om de kinderen bezig te houden wanneer moeders ze niet ergens anders wilden onderbrengen.’
En: ‘We gaan ons plan uiteraard eerst aan jullie voorleggen en jullie instemming vragen. Wilde jullie gewoon even laten weten je geen zorgen te maken over wat we allemaal kunnen [en zullen] doen.’
Door wat zij voor mijn dochter deden, kon zij genieten van dat kostbare moment toen ze haar petieterige dochtertje voor het eerst mocht vasthouden.
En toen sloot de bisschop zijn bericht aan Joshua en Elizabeth af met een boodschap die zusters over de hele aardbol uitzenden van hun toewijding om anderen namens de Meester te dienen: ‘Laat het geloof niet los.’
Uw persoonlijke omstandigheden en ervaringen zijn allemaal verschillend, maar ik kan u iets vertellen over wat u nog te wachten staat. Als u het geloof niet loslaat, zult u zich vaak door de Heer uitgenodigd weten om iemand in nood te helpen wanneer dat eigenlijk ongelegen komt. Het lijkt misschien een onaangename en wellicht zelfs onmogelijke taak. Wanneer de oproep komt, denkt u misschien dat u niet nodig bent of dat een ander de benodigde hulp wel kan bieden.
Vergeet niet dat wanneer de Heer iemand in nood op ons pad plaatst, de barmhartige Samaritaan net zozeer te prijzen viel voor wat hij niet deed als voor wat hij wel deed. Hij ging niet aan de overkant voorbij, ook al was de in elkaar geslagen reiziger op zijn pad een vreemdeling en misschien wel een vijand. Hij deed wat hij kon voor de toegetakelde man en werkte vervolgens een specifiek plan uit om anderen meer te laten doen. Hij deed dat omdat hij begreep dat helpen soms meer vereist dan wat iemand alleen kan doen.
De lessen in dat verhaal kunnen u tot gids zijn bij wat de toekomst u ook brengt. Diezelfde lessen waren in uw eigen kinderjaren en recente ervaringen voorhanden.
U bent vast wel eens, en wellicht veel vaker, verrast dat u met iemand te maken kreeg die hulpbehoevend was. Dat kan een door ziekte of handicap getroffen ouder, grootouder, zus of kind zijn. Uw gevoelens van medeleven waren sterker dan uw menselijke verlangens. Dus bent u hulp gaan bieden.
Net als bij de reiziger in het Schriftuurlijke verhaal van de barmhartige Samaritaan, is het waarschijnlijk dat de benodigde hulp omsloeg in langduriger zorg dan u alleen zou kunnen geven. De Samaritaan moest de reiziger overdragen aan de zorg van de herbergier. Het plan van de Heer om anderen in nood te helpen voorziet in teams.
Bisschoppen en ZHV-presidentes moedigen familieleden altijd aan om elkaar te helpen wanneer dat nodig is. Er zijn meerdere goede redenen voor dat beginsel. Voorop staat dat meer mensen zo met meer liefde door wederzijds hulpbetoon gezegend worden.
U hebt die zegening bemerkt en gevoeld. De keren dat u voor iemand hebt gezorgd, hoe kortstondig ook, voelde u liefde voor de persoon die u hielp. Naarmate u langer voor iemand zorgde, nam die liefde vaak alleen maar toe.
Maar die toenemende liefde leidt door onze menselijke aard ook wel eens tot frustratie en vermoeidheid. Dat is nog een reden waarom de Heer ons samen met anderen de hulpbehoevenden laat helpen. Daarom heeft de Heer verenigingen van mantelzorgsters in het leven geroepen.
Een paar weken geleden woonde ik een avondmaalsdienst bij waarin een jonge vrouw ter steunverlening werd voorgesteld als assistent-coördinatrice van het huisbezoek. Ik wist niet dat die taak bestond. Ik vroeg me af of ze wist wat een eerbetoon de Heer haar daarmee had bewezen. Haar kind werd onrustig, waardoor ze de kapel uit moest voordat ik haar kon zeggen hoezeer de Heer haar zou liefhebben en waarderen voor haar hulp bij de coördinatie van de inzet van zijn discipelen.
Zorgen voor mensen in nood vraagt om een team, een liefdevolle en eensgezinde vereniging. Dat is wat de Heer onder u aan het bewerkstelligen is. Hij heeft u lief om welk steentje u ook bijdraagt.
Zijn waardering blijkt onder meer uit de toenemende liefde die God u voor degenen die u dient laat voelen. Dat is een reden waarom u tranen moet laten bij de dood van iemand die u langdurig hebt bijgestaan. De kans verliezen om voor hem of haar te zorgen kan zelfs harder aankomen dan het tijdelijke afscheid zelf. Onlangs, in de week dat haar man overleed, hoorde ik een vrouw — die ik al heel lang ken — vol dankbaarheid getuigen voor de kans om hem tot het einde van zijn leven bij te staan. Er waren geen tranen zichtbaar, maar haar blijde glimlach wel.
Hoewel langdurige en liefdevolle zorg voor mensen rijkelijk beloond wordt, bent u gaan inzien dat er lichamelijke, emotionele en financiële grenzen zijn aan wat u kunt doen. De persoon die lang genoeg zorg verleent, kan zelf hulpbehoevend worden.
De Heer, die de meesterhulpverlener voor mensen in nood is, gaf mantelzorgers de volgende geïnspireerde raad die in het Boek van Mormon is opgetekend: ‘Ter wille van het […] behouden van de vergeving van uw zonden […] zou ik willen dat gij van uw bezit aan de armen geeft, ieder naar hetgeen hij heeft, en wel door de hongerigen te voeden, de naakten te kleden, de zieken te bezoeken en in hun behoeften te voorzien, zowel de geestelijke als de stoffelijke, naar hun noden.’6
Maar dan laat Hij een waarschuwing klinken aan degenen onder u die wellicht niet willen erkennen dat u te ver en te lang doorgaat in uw liefdevolle zorg: ‘En ziet toe dat al deze dingen in wijsheid en ordelijkheid worden gedaan, want het is niet nodig dat iemand [ook een mantelzorger] harder loopt dan hij kracht heeft. En voorts is het noodzakelijk dat hij ijverig is om daardoor de prijs te kunnen behalen; daarom moeten alle dingen ordelijk worden gedaan.’7
Die raad kan moeilijk uitvoerbaar zijn als u een balans moet zoeken tussen een verlangen om alles te doen wat u kunt om anderen te helpen en de wijsheid om op uw eigen behoeften te letten zodat u de kracht behoudt om hulp te blijven bieden. U hebt anderen misschien zien worstelen met dergelijke dilemma’s. Een voorbeeld daarvan is de keuze om iemand in zijn of haar laatste levensfase thuis te verzorgen of in een zorginstelling te plaatsen wanneer u nagenoeg uitgeput bent.
Uw kennis van het heilsplan kan u tot gids zijn bij dergelijke hartverscheurende keuzes. Dat is een van de redenen waarom Lucy Mack Smith wijselijk zei dat de zusters ‘instructie [moesten] krijgen’.
Het helpt om een zekere overtuiging te hebben van het doel van de Heer voor ieder kind van God in de smeltkroes van het sterfelijk bestaan. Hij leerde de essentie van het heilsplan aan de profeet Joseph als volgt toen deze worstelde om zijn eindeloos lijkende beproevingen te begrijpen: ‘En dan, indien gij het goed doorstaat, zal God u ten hemel verhogen.’8
Onze keuze om iemand het beste door zware beproevingen heen te helpen, wordt dan: ‘Wat kan ik het beste doen zodat de persoon die ik liefheb alles “goed doorstaat”?’ Het is onze taak om hem of haar de kans te geven om geloof in Christus te oefenen, een stralende hoop op het eeuwig leven te koesteren en naastenliefde, de reine liefde van Christus, te betonen tot aan het einde van zijn of haar leven.
Ik heb zusters in het koninkrijk die focus op de Heiland en zijn doeleinden zien leggen. Denk aan de keren dat u een leslokaal betrad waar de ZHV, het jeugdwerk of de jongevrouwen net klaar waren met de les.
Een plaat van de Heiland of zijn woorden zijn misschien niet zichtbaar, maar u weet dat het getuigenis van de kracht van zijn verzoening dat uur, net als in deze bijeenkomst, werd gevoeld. Er zijn misschien geen platen van een heilige tempel of de woorden ‘Ons gezin kan eeuwig zijn’, maar in hun glimlach bespeurt u hoop.
En u hebt, net als ik, een verstandige huisbezoekster het zelfvertrouwen van een strubbelende zuster zien versterken dat, ondanks haar beperkingen, juist haar hulpbetoon aan iemand anders nodig en waardevol is. Wijze ZHV-presidentes vinden manieren om de zorgbehoevenden in te schakelen bij de zorg voor anderen. Zij scheppen gelegenheden om zusters beproevingen goed te laten doorstaan wanneer zij voor elkaar in de reine liefde van Christus zorgen. Dat kan onder meer door de vermoeide mantelzorgster vriendelijk aan te sporen om rust te nemen en hulp van anderen te accepteren.
De zusters maken dat mogelijk door niet klaar te staan met hun oordeel over wie beproevingen doormaken. De meeste mensen met een zware last beginnen aan zichzelf en aan hun eigenwaarde te twijfelen. We verlichten hun last als we hun zwakheden met geduld benaderen en de goedheid benadrukken die we bij hen opmerken. De Heer doet dat ook. En wij kunnen zijn voorbeeld volgen — van Hem, de grootste hulpverlener voor mensen in nood.
We spreken vaak van de kracht die uitgaat van de kring van zusters in de kerk van Jezus Christus. We moeten gaan inzien dat de Heiland altijd tot die kring behoort als wij Hem uitnodigen.
Meer en meer zullen we dochters van God zusters bij hen in de kring zien uitnodigen. Zusters die op een bijeenkomst een zitplaats zoeken, zullen de zacht uitgesproken woorden ‘kom maar naast mij zitten’ horen.
We zullen die woorden op die toekomstige dag horen die Lucy Mack Smith voorzag wanneer de zusters ‘met elkaar in de hemel aanzitten’. We kunnen ons niet in een oogwenk op die dag voorbereiden. Dat vergt dagen en jaren van zorg voor elkaar en de nodige tijd om de woorden van eeuwig leven diep in ons hart te laten bezinken.
Ik bid dat velen van ons samen zullen zijn in de heerlijke toekomst die voor ons ligt. Ik getuig tot u dat uw hoop op die tijd gerechtvaardigd is. De Heer Jezus Christus heeft dat door zijn oneindige verzoening voor u allen mogelijk gemaakt. Onze hemelse Vader hoort en verhoort uw gelovige gebed om leiding en hulp om te volharden in uw liefdeswerk voor Hem.
De Heilige Geest wordt naar u gezonden en naar degenen voor wie u zorgt. U zult de kracht en de nodige inspiratie ontvangen om in te zien tot hoever u in staat bent om hulp te bieden. De Geest zal u troosten wanneer u zich mocht afvragen of u wel genoeg hebt gedaan.
Ik getuig dat de Heer met u zal zijn en dat Hij uw pad zal bereiden voor de zorg die u zult verlenen om de behoeften en beproevingen te lenigen van wie Hij liefheeft. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.