2010–2019
Verbind hun wonden
Oktober 2013


16:24

Verbind hun wonden

Het is mijn gebed dat we ons mogen voorbereiden op de priesterschapstaken die de Heer ons tijdens dit sterfelijk leven geeft, wat die ook mogen zijn.

We zijn allemaal gezegend met verantwoordelijkheid voor anderen. Als priesterschapsdrager worden we door God verantwoordelijk geacht voor het eeuwige leven van zijn kinderen. Dat is echt, dat is prachtig en soms kan het overweldigend zijn.

De quorumpresidenten ouderlingen die vanavond luisteren, weten wat ik bedoel. Een van u heeft het volgende meegemaakt. Velen van u hebben dit waarschijnlijk al eens meegemaakt — en meer dan eens. De details zijn misschien anders, maar de situatie is vergelijkbaar.

Een ouderling die u niet zo goed kende, vroeg u om hulp. Hij had net gehoord dat hij die dag met zijn vrouw en kleine zoontje naar een andere flat in de buurt moest verhuizen.

Ze hadden al aan een vriend gevraagd of ze zijn wagen vandaag mochten gebruiken om hun huishoudelijke en persoonlijke spullen te verhuizen. De vriend liet hen de wagen gebruiken. De jonge vader begon heel hun hebben en houden in te laden, maar na enkele minuten bezeerde hij zijn rug. De vriend die hun de wagen had geleend, had het zelf te druk om hen te helpen. De jonge vader was ten einde raad. Hij dacht plots aan u, zijn quorumpresident ouderlingen.

Het was al vroeg in de middag toen hij u om hulp vroeg. ’s Avonds was er een vergadering in de kerk. U had uw vrouw al beloofd om haar vandaag met het huishouden te helpen. Uw kinderen hadden u om hulp gevraagd, maar u had er nog geen tijd voor vrijgemaakt.

U wist ook dat de leden van uw quorum, vooral de meest getrouwe die u meestal vroeg om te helpen, het waarschijnlijk even druk hadden als u.

De Heer wist dat u zulke dagen zou hebben toen Hij u deze roeping gaf, dus heeft Hij u een verhaal gegeven om u aan te moedigen. Het is een gelijkenis gericht tot overbelaste priesterschapsdragers. We noemen het soms het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Maar eigenlijk is het een verhaal voor een geweldige priesterschapsdrager in deze drukke, moeilijke laatste dagen.

Het verhaal past perfect bij de overbelaste dienstknecht in de priesterschap. Denk er wel aan dat u de Samaritaan bent, en niet de priester of de Leviet die de gewonde man aan zijn lot overlieten.

U hebt misschien niet aan dat verhaal gedacht toen u voor die moeilijkheden stond. Maar ik bid dat u dat nu wel zult doen als u zulke dagen meemaakt, en u zult zulke dagen beslist weer meemaken.

De Schriften vertellen ons niet waarom de Samaritaan van Jeruzalem naar Jericho reisde. Het is onwaarschijnlijk dat hij zomaar een wandeling maakte. Hij moet immers geweten hebben dat er rovers op de loer lagen. Hij ondernam een lange reis en had het gebruikelijke lastdier, maar ook olie en wijn bij zich.

In de woorden van de Heer stopte de Samaritaan omdat hij ‘met ontferming bewogen’ was toen hij de gewonde man zag liggen.

Hij was niet enkel met ontferming bewogen, hij handelde ook. Denk altijd aan de details van het verhaal:

‘En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.

‘En de volgende dag stelde hij de waard twee schellingen ter hand en zeide: Verzorg hem en mocht gij meer kosten hebben, dan zal ik ze u vergoeden, op mijn terugreis.’1

U en de priesterschapsdragers waarover u de leiding heeft, hebben minstens drie zekerheden. Ten eerste zal de Heer u zijn mededogen voor de behoeftigen geven als u daarom vraagt. Ten tweede zal Hij anderen sturen, zoals de herbergier, om hun samen met u te dienen. En ten derde zal de Heer, net als de barmhartige Samaritaan, ieder die de behoeftigen helpt overvloedig belonen.

Quorumpresidenten ouderlingen, u heeft waarschijnlijk meermaals met die zekerheden in het achterhoofd gehandeld. U vroeg andere priesterschapsdragers om hulp, wetende dat ze met mededogen zouden reageren. U was niet bang om de mensen weer te vragen die in het verleden het vaakst geholpen hebben omdat u wist dat er gemakkelijk medeleven bij ze wordt opgewekt. U sprak hen aan omdat u wist dat ze de vrijgevigheid van de Heer in het verleden gevoeld hebben toen ze besloten te helpen. U sprak enkele zwaar belaste broeders aan, wetend dat hoe groter het offer, hoe groter de beloning is die ze van de Heer ontvangen. Wie in het verleden heeft geholpen, heeft de overvloedige dankbaarheid van de Heiland gevoeld.

Misschien werd u geïnspireerd om iemand niet te vragen die wagen in en uit te laden. Als leider kent u uw quorumleden en hun gezin goed. De Heer kent ze door en door.

Hij weet wiens vrouw een inzinking nabij was omdat haar man geen tijd had om in haar noden te voorzien. Hij weet welke kinderen gezegend zouden worden door hun vader nogmaals anderen te zien helpen of welke kinderen moesten voelen dat ze belangrijk zijn doordat hun vader die dag tijd met hen doorbracht. Maar Hij weet ook wie de uitnodiging om te dienen nodig heeft, maar er misschien niet uitziet als een waarschijnlijke of gewillige kandidaat.

U kunt uw quorumleden niet allemaal door en door kennen, maar God kan dat wel. Dus bad u zoals u al zo vaak had gebeden om te weten te komen wie u moest vragen anderen te helpen. De Heer weet wie gezegend wordt als hij wordt gevraagd om te helpen, en wie gezegend wordt als hij niet gevraagd wordt. Dat is de openbaring die u mag verwachten als u priesterschapsleider bent.

Ik heb dat als jongeman mogen ervaren. Ik was de eerste assistent van de bisschop in het priestersquorum. Mijn bisschop belde me op een dag thuis op. Hij vroeg mij om mee te gaan naar een behoeftige weduwe. Hij zei dat hij me nodig had.

Toen ik thuis wachtte tot hij me op kwam halen, was ik bezorgd. Ik wist dat de bisschop goede en wijze raadgevers had. Een ervan was een bekende rechter. De ander leidde een groot bedrijf en zou later algemeen autoriteit worden. De bisschop zelf zou later algemeen autoriteit worden. Waarom zei de bisschop tegen een onervaren priester: ‘Ik heb je hulp nodig’?

Nu begrijp ik beter wat hij toen misschien tegen me wilde zeggen: ‘De Heer wil je zegenen.’ Bij de weduwe thuis zei hij tot mijn verbazing tegen de vrouw dat de kerk haar pas zou helpen als ze het formulier over haar begroting, dat hij haar eerder had gebracht, had ingevuld. Op weg naar huis zag hij dat ik gechoqueerd was. Hij lachte om mijn verbazing en zei: ‘Hal, als ze haar uitgaven in de hand heeft, kan ze anderen helpen.’

Een andere keer nam mijn bisschop me mee naar een gezin waarvan de ouders drankproblemen hadden. Ze stuurden twee bange meisjes om de deur voor ons open te doen. Toen we met de meisjes gesproken hadden, gingen we weg. Hij zei tegen me: ‘We kunnen het drama in hun leven nog niet veranderen, maar ze kunnen wel voelen dat de Heer van ze houdt.’

Op een andere avond nam hij me mee naar een man die jarenlang niet meer in de kerk geweest was. De bisschop vertelde hem dat hij hem liefhad en dat de wijk hem nodig had. Het leek hem niet echt te raken. Maar die keer, en alle andere keren dat ik de bisschop vergezelde, maakte grote indruk op mij.

Ik kan onmogelijk weten of de bisschop bad welke priester door die bezoekjes gezegend zou worden. Misschien nam hij regelmatig andere priesters mee. Maar de Heer wist dat ik op een dag een bisschop zou zijn die mensen wiens geloof bekoeld was zou uitnodigen om terug te keren naar de warmte van het evangelie. De Heer wist dat ik op een dag als priesterschapsleider de verantwoordelijkheid zou dragen over honderden en zelfs duizenden kinderen van onze hemelse Vader die in dringende materiële nood verkeerden.

Jongemannen, jullie weten niet op welke priesterschapstaken de Heer jullie voorbereidt. Maar de grotere opdracht van elke priesterschapsdrager is het geven van geestelijke hulp. Die opdracht hebben we allemaal. Die hebben we door lid te zijn van een quorum. Die hebben we door lid te zijn van een gezin. Als het geloof van iemand in je quorum of gezin door Satan wordt aangevallen, zul je mededogen hebben. Net zoals het dienstbetoon en de barmhartigheid van de Samaritaan, zul jij hun wonden verzorgen wanneer ze het nodig hebben.

Als voltijdzendeling zul je duizenden mensen in grote geestelijke nood bezoeken. Tot je ze onderwijst, zullen velen niet eens weten dat ze geestelijke wonden hebben die eindeloze ellende zullen veroorzaken als ze niet verzorgd worden. Je zult in dienst van de Heer zijn om hen te redden. Alleen de Heer kan hun geestelijke wonden verbinden als ze de verordeningen aanvaarden die tot het eeuwig leven leiden.

Als quorumlid, huisonderwijzer en zendeling kunt u de mensen alleen helpen met het herstellen van geestelijke schade als uw eigen geloof sterk is. Dat vergt veel meer dan regelmatig in de Schriften lezen en voor hen bidden. Een schietgebedje en de Schriften even bekijken zijn ontoereikend als voorbereiding. In afdeling 84 van de Leer en Verbonden staat wat er nodig is: ‘Evenmin moet gij u van tevoren bezorgd maken over wat gij zult zeggen; maar verzamelt de woorden des levens steeds als een schat in uw gedachten, en in die ure zal u het deel worden gegeven dat eenieder moet worden toegemeten.’2

We kunnen enkel aanspraak maken op deze belofte als we de woorden des levens steeds ‘als een schat verzamelen’. Als een schat verzamelen, betekent voor mij dat de woorden mij een bepaald gevoel geven. Als ik bijvoorbeeld iemand probeer te helpen die twijfelt aan zijn of haar geloof in de goddelijke roeping van de profeet Joseph Smith, krijg ik bepaalde gevoelens.

Het zijn niet enkel de woorden van het Boek van Mormon. Het is een gevoel van zekerheid over de waarheid wanneer ik zelfs maar een paar regels in het Boek van Mormon lees. Ik kan niet beloven dat elke persoon die aan de profeet Joseph Smith of het Boek van Mormon twijfelt deze gevoelens zal krijgen. Maar ik weet dat Joseph Smith de profeet van de herstelling is. Ik weet dat het Boek van Mormon het woord van God is, omdat ik het als een schat verzameld heb.

Door mijn eigen ervaringen weet ik dat de Geest u de waarheid kan bevestigen. U en ik moeten die zekerheid hebben voor de Heer ons op het pad brengt van een reiziger die we liefhebben en die door de vijanden van de waarheid verwond is.

We moeten ons ook op een andere manier voorbereiden. Het ligt in onze aard om ongevoelig te zijn voor het lijden van anderen. Daarom vertelde de Heiland zo uitvoerig over zijn verzoening en hoe Hij de pijnen en het lijden van alle kinderen van onze hemelse Vader op Zich heeft genomen opdat Hij zou weten hoe hen te hulp te komen.

Zelfs de beste sterfelijke priesterschapsdragers van onze hemelse Vader vinden het moeilijk om die norm van mededogen te bereiken. Het ligt in onze menselijke aard om ongeduldig te zijn met iemand die de waarheid, die voor ons zo duidelijk is, niet inziet. We moeten oppassen dat ons ongeduld niet als veroordeling of verwerping geïnterpreteerd wordt.

Er is een tekst die ons raad geeft voor onze voorbereiding om namens de Heer als priesterschapsdrager hulp te bieden. De tekst bevat een gave die we nodig hebben op onze reis, waar de Heer ons ook naartoe mag sturen. De barmhartige Samaritaan had die gave. We hebben die nodig en de Heer heeft ons verteld hoe we hem kunnen vinden:

‘Daarom, mijn geliefde broederen, indien gij geen naastenliefde hebt, zijt gij niets, want de naastenliefde vergaat nimmer. Houdt daarom vast aan de naastenliefde, die het voornaamste van alles is, want alle dingen moeten vergaan —

‘Maar de naastenliefde is de reine liefde van Christus en zij houdt eeuwig stand; en wie ook ten laatsten dage in het bezit daarvan wordt bevonden, met hem zal het wel zijn.

‘Welnu, mijn geliefde broeders, bidt tot de Vader met alle kracht van uw hart dat gij met die liefde — die Hij heeft geschonken aan allen die ware volgelingen zijn van zijn Zoon Jezus Christus — vervuld zult zijn, opdat gij zonen van God zult worden; opdat wij, wanneer Hij verschijnt, Hem gelijk zullen zijn, want wij zullen Hem zien zoals Hij is; opdat wij die hoop zullen hebben; opdat wij gereinigd zullen worden zoals Hij rein is.’3

Het is mijn gebed dat we ons mogen voorbereiden op de priesterschapstaken die de Heer ons tijdens dit sterfelijk leven geeft, wat die ook mogen zijn. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.