Echt zijn
Ik bid dat we de verleiding zullen weerstaan om de aandacht op onszelf te vestigen en in plaats daarvan naar een veel grotere eer zullen streven, namelijk: nederige, echte volgelingen van Jezus Christus worden.
Tegen het eind van de achttiende eeuw kondigde Catharina de Grote van Rusland aan dat ze vergezeld van enkele buitenlandse ambassadeurs een rondreis in het zuidelijke deel van haar rijk wilde maken. De gouverneur van dat gebied, Grigori Potemkin, wilde erg graag een goede indruk op deze bezoekers maken. En dus deed hij zijn uiterste best om de prestaties van het land tentoon te stellen.
Als onderdeel van de reis voer Catharina de Dnjepr af terwijl ze de ambassadeurs trots op de welvarende gehuchten aan de oever met hun ijverige en gelukkige bewoners wees. Maar er was één probleem: het was allemaal schijn. Men zegt dat Potemkin kartonnen gevels van winkels en huizen opgetrokken had. Hij had er zelfs boeren geplaatst die deden alsof ze het druk hadden om zo de indruk van een welvarende economie te wekken. Zodra het gezelschap uit het zicht verdwenen was, braken Potemkins mannen het nepdorp af en haastten ze zich stroomafwaarts om het klaar te zetten voor Catherina’s volgende passage.
Hoewel hedendaagse historici de waarachtigheid van dit verhaal in twijfel trekken, is de term potemkindorp wereldwijd bekend. Hij verwijst naar een poging om ons beter voor te doen dan we echt zijn.
Hebben we het hart op de juiste plaats?
Het ligt in de menselijke aard om er opperbest uit te willen zien. Daarom werken velen van ons zo hard aan de buitenkant van ons huis en zorgen onze jongemannen ervoor dat elk haartje goed ligt. Ze zouden zomaar eens dat ene bijzondere meisje tegenkomen. Er is niets mis met onze schoenen opblinken, wat deodorant gebruiken of zelfs de vuile vaat verstoppen voordat de huisonderwijzers aanbellen. Maar als we er te ver in gaan, kan dit verlangen om indruk te maken bedrieglijk in plaats van nuttig worden.
De profeten van de Heer hebben altijd gewaarschuwd voor wie tot de Heer naderen ‘met [hun] mond en [Hem] eren met hun lippen, maar hun hart ver van [Hem] houden.’
De Heiland had begrip en medeleven voor zondaars wier hart nederig en oprecht was. Maar zijn toorn tegen huichelaars was gerechtvaardigd, zoals tegen de schriftgeleerden, Farizeeën en Sadduceeën, die zich rechtschapen voordeden om wereldse lof, invloed en rijkdom te krijgen, terwijl ze het volk onderdrukten dat ze tot zegen hadden moeten zijn. De Heiland vergeleek hen met ‘witgepleisterde graven, die vanbuiten wel mooi lijken, maar vanbinnen zijn ze vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid.’
In deze tijd heeft de Heer ook krachtig gesproken tegen priesterschapsdragers die trachten hun ‘zonden te bedekken, of [hun] hoogmoed, [of hun] ijdele eerzucht te bevredigen.’ Als ze dat doen, zei Hij, ‘dan trekken de hemelen zich terug; de Geest des Heren is gegriefd; en wanneer die zich heeft teruggetrokken, vaarwel dan het priesterschap of het gezag van die man.’
Waarom komt dit voor? Waarom proberen we ons soms actief, welvarend en toegewijd voor te doen, terwijl we vanbinnen — zoals de openbaarder over de Efeziërs gezegd heeft — onze ‘eerste liefde [hebben] verlaten’?
Soms concentreren we ons gewoon niet meer op de kern van het evangelie en verwarren we de ‘schijn van godsvrucht’ met ‘de kracht daarvan’. Dat is vooral gevaarlijk als we met ons voorgewend discipelschap indruk willen maken om eigen gewin of gezag te verkrijgen. Dan lopen we het gevaar als de Farizeeën te worden en is het hoog tijd om ons hart onder de loep te nemen en onmiddellijk onze koers te wijzigen.
Potemkinprogramma’s
De verleiding om ons beter voor te doen dan we zijn, komt niet alleen in ons persoonlijk leven, maar ook in onze kerkroeping voor.
Ik ken bijvoorbeeld een ring waar de leiders enkele ambitieuze jaardoelen stelden. Hoewel de doelen allemaal de moeite waard leken, richtten ze zich op imposante en indrukwekkende verklaringen of op cijfers en percentages.
Nadat ze de doelen besproken en vastgelegd hadden, begon er iets de ringpresident dwars te zitten. Hij moest aan de leden van zijn ring denken, zoals de jonge moeder met kleine kinderen die onlangs weduwe geworden was. Hij moest denken aan de leden die met twijfel of eenzaamheid te kampen hadden of met ernstige gezondheidsproblemen, maar geen verzekering hadden. Hij moest denken aan de leden die met een stukgelopen huwelijk, verslaving, werkloosheid of mentale ziekte worstelden. En hoe meer hij aan hen dacht, hoe meer hij zich deze verootmoedigende vraag stelde: hebben deze leden iets aan onze nieuwe doelen?
Hij begon zich af te vragen welke doelen ze gesteld zouden hebben, als ze zich eerst afgevraagd hadden: wat houdt onze bediening in?
En dus riep deze ringpresident zijn raden opnieuw bijeen en richtte zich samen met hen op andere zaken. Ze spraken af dat ze niet zouden toelaten dat ‘de hongerigen […], de behoeftigen […], de naakten […], de zieken en de ellendigen’ aan hen zouden voorbijgaan of dat ze hen niet zouden opmerken.
Ze stelden nieuwe doelen en beseften dat het succes van deze nieuwe doelen niet altijd gemeten kon worden, in ieder geval niet door de mens — want hoe kan men een persoonlijk getuigenis, liefde voor God of medeleven met anderen meten?
Maar ze wisten ook: ‘Veel dingen die je kunt tellen, tellen niet mee. Veel dingen die je niet kunt tellen, tellen wél mee.’
Ik vraag me af of de doelen van onze organisatie en onze persoonlijke doelen soms een hedendaags potemkindorp zijn. Lijken ze van veraf indrukwekkend, maar doen ze niets aan de behoeften van onze dierbare naasten?
Geliefde vrienden en medepriesterschapsdragers, als Jezus Christus ons zou vragen om verslag van ons rentmeesterschap uit te brengen, denk ik niet dat Hij lang bij programma’s en statistieken zou stilstaan. De Heiland zou willen weten hoe ons hart ervoor staat. Hij zou willen weten hoe we de mensen liefhebben en helpen over wie we verantwoordelijk zijn, hoe we onze echtgenote en ons gezin onze liefde betuigen en hoe we hun dagelijkse lasten verlichten. En de Heiland zou willen weten hoe we dichter tot Hem en onze hemelse Vader komen.
Waarom zijn we hier?
Het is goed om ons hart eens onder de loep te nemen. We kunnen ons bijvoorbeeld afvragen waarom we in de Kerk van Jezus Christus dienen.
We kunnen ons zelfs afvragen waarom we vandaag deze bijeenkomst bijwonen.
Als ik die vraag oppervlakkig zou beantwoorden, zou ik kunnen zeggen dat ik hier ben omdat president Monson me de opdracht gegeven heeft tot u te spreken.
Dus ik had eigenlijk geen keus.
Bovendien verwacht mijn vrouw, van wie ik erg veel hou, dat ik hier ben. En ik kan haar toch niet teleurstellen?
Maar we weten allemaal dat er betere redenen zijn om onze bijeenkomsten bij te wonen en een trouwe volgeling van Jezus Christus te zijn.
Ik ben hier omdat ik met heel mijn hart mijn Meester, Jezus Christus, wil volgen. Ik verlang ernaar alles te doen wat Hij in dit grote werk van me vraagt. Ik snak ernaar door de Heilige Geest opgebouwd te worden en de stem van de Heer bij monde van zijn geordende dienstknechten te horen. Ik ben hier om een beter mens te worden, om door het inspirerende voorbeeld van mijn broeders en zusters in Christus opgebouwd te worden en te leren hoe ik hulpbehoevenden beter kan helpen.
Kortom, ik ben hier omdat ik mijn hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, liefheb.
Ik ben er zeker van dat dat ook de reden is waarom u hier bent. Daarom zijn we bereid offers te brengen in plaats van alleen maar te zeggen dat we de Heiland volgen. Daarom dragen we zijn heilig priesterschap met eer.
Van vonk tot vlammenzee
Of uw getuigenis nu bloeiend en gezond is of uw activiteit in de kerk meer op een potemkindorp lijkt, het goede nieuws is dat u op uw huidig niveau van kracht kunt voortbouwen. Hier in de Kerk van Jezus Christus kunt u geestelijk volwassen worden en dichter tot de Heiland komen door dag na dag evangeliebeginselen toe te passen.
Met geduld en doorzettingsvermogen kan zelfs de kleinste daad van discipelschap of het allerkleinste vonkje van geloof een felle vlammenzee van een toegewijd leven worden. Dat is trouwens hoe de meeste vlammenzeeën ontstaan — door een klein vonkje.
Als u zich dus klein en zwak voelt, kom alstublieft dan gewoon tot Christus, die zwakke dingen sterk maakt. De zwakste onder ons kan dankzij Gods genade een geestelijke reus worden omdat God ‘iemand [niet] om de persoon aanneemt.’ Hij is onze ‘getrouwe God, Die het verbond en de goedertierenheid in acht neemt voor wie Hem liefhebben en Zijn geboden in acht nemen.’
Ik ben ervan overtuigd dat als God een arme Duitse vluchteling uit een bescheiden familie in een door oorlog verscheurd land aan de andere kant van de wereld van hieruit gezien de hand kan reiken en steunen, dan kan Hij ook u de hand reiken.
Geliefde broeders in Christus, de God van de schepping die het heelal leven ingeblazen heeft, heeft ongetwijfeld ook de macht om u leven in te blazen. Hij kan van u ongetwijfeld het echte, geestelijke wezen van licht en waarheid maken dat u verlangt te zijn.
Gods beloftes zijn betrouwbaar. We kunnen vergeving van onze zonden krijgen en van alle goddeloosheid gereinigd worden. En als we als persoon en met ons gezin ware beginselen blijven aannemen en toepassen, zullen we uiteindelijk het punt bereiken waarop we ‘geen honger of dorst meer [zullen] hebben. […] Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal [ons] weiden en zal [ons] geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van [onze] ogen afwissen.’
De kerk is een genezingsoord, geen schuilplaats
Maar dat kan niet gebeuren als we ons achter persoonlijke, dogmatische of organisatorische façades verschuilen. Zo’n kunstmatig discipelschap weerhoudt ons er niet alleen van onszelf te zien zoals we echt zijn, maar verhindert ook dat we dankzij het wonder van de verzoening van de Heiland echt veranderen.
De kerk is geen autoshowroom — een plek waar we onszelf tentoonstellen zodat anderen onze geestelijke instelling, vaardigheden of welvaart kunnen bewonderen. Het is eerder een garage waar voertuigen die stuk zijn voor onderhoud en herstelling heengaan.
En hebben we niet allemaal behoefte aan onderhoud en herstelling?
We gaan niet naar de kerk om onze problemen te verbergen, maar ze te genezen.
En als priesterschapsdrager hebben we een extra taak: ‘Hoed de kudde van God […], niet gedwongen, maar vrijwillig; niet uit winstbejag, maar bereidwillig; ook niet als mensen die heerschappij voeren over het erfdeel van de Heere, maar als mensen die voorbeelden voor de kudde geworden zijn.’
Broeders, onthoud goed: ‘God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar aan de nederigen geeft Hij genade.’
De grootste, bekwaamste, meest volleerde man die ooit geleefd heeft, was ook de nederigste. Hij verrichtte zijn indrukwekkendste dienstbetoon op privémomenten met slechts enkele toeschouwers die Hij vroeg om niemand te vertellen wat Hij gedaan had. Als iemand Hem ‘goed’ noemde, weigerde Hij het compliment meteen en zei dat alleen God echt goed is. Wereldse lof deed Hem duidelijk niets; zijn enige doel was zijn Vader te dienen en ‘altijd [te doen] wat Hem welgevallig is.’ We doen er goed aan het voorbeeld van onze Meester te volgen.
Laten we liefhebben zoals Hij liefhad
Broeders, dit is onze hoge en heilige roeping: Jezus Christus vertegenwoordigen, liefhebben zoals Hij liefhad, dienen zoals Hij diende, ‘de handen die slap neerhangen [verheffen] en […] de knikkende knieën [sterken],’ ons ‘om de armen en behoeftigen bekommeren,’ en voor de weduwen en wezen zorgen.
Broeders, ik bid dat we, als we in ons gezin, ons quorum, onze wijk, onze ring, onze gemeenschap en ons land dienen, de verleiding zullen weerstaan om de aandacht op onszelf te vestigen en in plaats daarvan naar een veel grotere eer zullen streven, namelijk: nederige, echte volgelingen van onze Heer en Heiland, Jezus Christus worden. Als we dat doen, zullen we merken dat we het pad bewandelen dat naar ons beste, echtste en edelste zelf leidt. Daarvan getuig ik in de naam van onze Meester, Jezus Christus. Amen.