2010–2019
Daarom onderdrukten zij hun vrees
April 2015


16:21

Daarom onderdrukten zij hun vrees

Wereldse vrees wekt onrust en angst op, maar godvrezendheid is een bron van innerlijke vrede, zekerheid en vertrouwen.

Ik herinner me nog goed wat me ooit als kleine jongen is overkomen. Op een dag speelde ik met mijn vriendjes buiten en brak per ongeluk een winkelruit bij ons in de buurt. Het versplinterde glas en het loeiende beveiligingsalarm verlamden me van angst. Ik besefte meteen dat ik de rest van mijn leven in de gevangenis door zou moeten brengen. Mijn ouders kregen me uiteindelijk zover dat ik onder mijn bed vandaan kroop en hielpen me het met de winkelier goed te maken. Gelukkig hoefde ik mijn gevangenisstraf niet uit te zitten.

De angst die ik die dag voelde was torenhoog en echt. U hebt ongetwijfeld veel heftigere angsten uitgestaan toen u hoorde dat u iets ernstigs mankeerde, ontdekte dat een gezinslid in moeilijkheden of gevaar verkeerde, of wanneer u ziet wat er allemaal in de wereld gebeurt. In dergelijke gevallen komen de verontrustende angstgevoelens voort uit dreigend gevaar, onzekerheid of pijn, en uit gebeurtenissen die zich onverwacht en soms plotseling voordoen en waarschijnlijk negatief zullen uitpakken.

In ons dagelijks leven kunnen de eindeloze verhalen over misdaad en geweld, hongersnood, oorlogen, corruptie, terrorisme, afbrokkelende waarden, ziekte en de verwoestende krachten van de natuur angst en ongerustheid inboezemen. We leven inderdaad in een tijd die de Heer voorspeld heeft: ‘En te dien dage [zal] de gehele aarde […] in beroering zijn en het hart van de mensen zal bezwijken’ (LV 45:26).

Ik wil graag uiteenzetten hoe vrees verdwijnt door de juiste kennis van en geloof in de Heer Jezus Christus. Ik bid oprecht dat de Heilige Geest ieder van ons zal zegenen als we dit belangrijke onderwerp samen overwegen.

Menselijke vrees

Toen Adam en Eva de stem van God hoorden nadat zij van de verboden vrucht hadden genomen, verborgen zij zich in de hof van Eden. God riep Adam en vroeg: ‘Waar bent u? En [Adam antwoordde]: Ik hoorde Uw stem […] en ik werd bevreesd’ (Genesis 3:9–10). Opmerkelijk genoeg was een van de eerste gevolgen van de val dat Adam en Eva vrees ervoeren. Dat krachtige gevoel is een belangrijk element van ons aardse bestaan.

Een voorbeeld uit het Boek van Mormon beklemtoont de kracht van de kennis van de Heer (zie 2 Petrus 1:2–8; Alma 23:5–6) om vrees te verjagen en gemoedsrust te bieden, zelfs in tijden van grote tegenspoed.

In het land Helam was het volk van Alma zeer bang voor een oprukkend Lamanitisch leger.

‘Maar Alma trad naar voren en stond in hun midden en spoorde hen ertoe aan niet bang te zijn, maar aan de Heer, hun God, te denken, en Hij zou hen verlossen.

‘Daarom onderdrukten zij hun vrees’ (Mosiah 23:27–28).

Er staat niet dat Alma de vrees van het volk onderdrukte. Nee, Alma gaf de gelovigen de raad aan de Heer te denken en aan de verlossing die alleen Hij kon bieden (zie 2 Nephi 2:8). En kennis van de bescherming en waakzame zorg van de Heiland bracht het volk ertoe hun eigen vrees te onderdrukken.

Juiste kennis van en geloof in de Heer stellen ons in staat onze vrees te onderdrukken omdat Jezus Christus de enige bron van blijvende vrede is. Hij verklaarde: ‘Leer van Mij en luister naar mijn woorden; wandel in de zachtmoedigheid van mijn Geest, en u zult vrede hebben in Mij’ (LV 19:23).

De Meester zette ook uiteen dat ‘wie de werken van gerechtigheid doet, zijn loon ontvangen zal, ja, vrede in deze wereld en het eeuwige leven in de toekomende wereld’ (LV 59:23).

Geloof en vertrouwen in Christus en volkomen vertrouwen op zijn verdiensten, barmhartigheid en genade leiden, dankzij zijn verzoening, tot hoop op de opstanding en het eeuwige leven (zie Moroni 7:41). Dat geloof en die hoop bieden ons de innerlijke vrede waar we allemaal naar verlangen. De kracht van de verzoening maakt bekering mogelijk en verdrijft de wanhoop die met zonde gepaard gaat. Daardoor kunnen wij ook het goede zien en doen, en zelf goed worden op een manier die ons beperkt menselijk verstand en vermogen te boven gaat. Een van de grote zegeningen van toegewijd discipelschap is werkelijk ‘de vrede van God, die alle begrip te boven gaat’ (Filippenzen 4:7).

De vrede die Christus geeft, stelt ons in staat de sterfelijkheid in het prachtige perspectief van de eeuwigheid te zien. Dat biedt ons het geestelijke houvast (zie Kolossenzen 1:23) waardoor wij onze hemelse bestemming voortdurend voor ogen kunnen houden. Dan zullen we de kracht hebben om onze vrees te onderdrukken, omdat zijn leer aan alle aspecten van ons leven zin en richting verleent. Zijn verordeningen en verbonden bieden ons in goede en slechte tijden kracht en troost. En zijn priesterschapsgezag verzekert ons dat hetgeen er het meest toe doet, in tijd en in eeuwigheid kan voortduren.

Maar kunnen we de vrees onderdrukken die ons in de huidige wereld zo vaak en gemakkelijk overvalt? Het antwoord op die vraag is volmondig ja. Die zegen ontvangen wij als de volgende drie basisbeginselen naleven: (1) naar Christus opzien, (2) op het fundament van Christus bouwen en (3) met geloof in Christus voorwaarts streven.

Naar Christus opzien

De raad van Alma aan zijn zoon Helaman is evenzeer op ieder van ons van toepassing: ‘Ja, zie toe dat gij vertrouwt op God en leeft’ (Alma 37:47). We moeten te allen tijde en op alle plaatsen opzien naar en ons oog gefixeerd houden op de Heiland.

Denk aan de apostelen van de Heer die midden op de onstuimige zee in een schip waren. Jezus ging naar hen toe, lopend over het water; maar zij herkenden Hem niet en schreeuwden het uit van angst.

‘Jezus [sprak] hen aan en zei: Heb goede moed, Ik ben het, wees niet bevreesd.

‘Petrus antwoordde Hem en zei: Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen.

‘Hij zei: Kom!’ (Mattheüs 14:27–29.)

Toen liep Petrus over het water naar Jezus.

Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bang, begon hij te zinken en riep hij: ‘Heere, red mij!

‘Jezus stak meteen Zijn hand uit, greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?’ (Mattheüs 14:30–31.)

Ik zie Petrus voor me die enthousiast en direct op de uitnodiging van de Heiland inging. Met zijn ogen op de Heer gericht, stapte hij uit de boot en liep hij wonderlijk genoeg over het water. Pas toen zijn blik door de wind en de golven werd afgeleid, werd hij bang en begon hij te zinken.

We kunnen onze angsten overwinnen en ons geloof versterken als we de woorden van de Heer ter harte nemen: ‘Vertrouw op Mij bij iedere gedachte; twijfel niet, vrees niet’ (LV 6:36).

Op het fundament van Christus bouwen

Helaman spoorde zijn zonen, Nephi en Lehi, als volgt aan: ‘Bedenkt, bedenkt, het is op de rots van onze Verlosser, die Christus is, de Zoon Gods, dat gij uw fundament moet bouwen; zodat, wanneer de duivel zijn krachtige winden zendt, ja, zijn pijlen in de wervelwind, ja, wanneer al zijn hagel en zijn hevige storm u zullen striemen, die geen macht over u zullen hebben om u neer te sleuren in de afgrond van ellende en eindeloos wee, wegens de rots waarop gij zijt gebouwd, die een vast fundament is; en als de mensen op dat fundament bouwen, kunnen zij niet vallen’ (Helaman 5:12).

Verordeningen en verbonden zijn de bouwstenen waarmee we ons leven op het fundament van Christus en zijn verzoening bouwen. We staan veilig en vast in verbinding met de Heiland als we oprecht verordeningen ontvangen en verbonden sluiten, die heilige beloften trouw indachtig zijn en nakomen, en ons best doen in overeenstemming te leven met de verplichtingen die we op ons genomen hebben. Die band is de bron van geestelijke kracht en stabiliteit in alle fasen van onze leven.

We kunnen onze vrees gelukkig onderdrukken als we onze verlangens en daden door onze verordeningen en verbonden op het vaste fundament van de Heiland vestigen.

Met geloof in Christus voorwaarts streven

Nephi verklaarde: ‘Daarom moet gij standvastig in Christus voorwaarts streven, met volmaakt stralende hoop, en liefde voor God en voor alle mensen. Welnu, indien gij voorwaarts streeft, u vergastend aan het woord van Christus, en tot het einde volhardt, zie, zo zegt de Vader: Gij zult het eeuwige leven hebben’ (2 Nephi 31:20).

De in dit vers genoemde gedisciplineerde volharding is het resultaat van geestelijk begrip en visie, doorzettingsvermogen, geduld en Gods genade. Geloof in en door de heilige naam van Jezus Christus oefenen, ons leven bereidwillig naar zijn wil en timing voegen en nederig zijn hand in alles erkennen, leveren ons de vredige dingen van Gods koninkrijk op die vreugde en eeuwig leven brengen (zie LV 42:61). Zelfs wanneer we met moeilijkheden en onzekerheden te maken krijgen, kunnen we met goede moed volharden en een ‘rustig en stil leven […] leiden, in alle godsvrucht en waardigheid’ (1 Timotheüs 2:2).

We kunnen onze vrees gelukkig onderdrukken als we kracht putten uit kennis en naleving van evangeliebeginselen en vastberaden op het verbondspad voorwaarts streven.

De vreze des Heeren

De Schriften spreken over een andere vrees dan die wij vaak voelen, maar die er wel verband mee houdt, namelijk godvrezendheid (zie Hebreeën 12:28) ofwel ‘de vreze des Heeren’ (Job 28:28; Spreuken 16:6; Jesaja 11:2–3). Wereldse vrees wekt onrust en angst op, maar godvrezendheid is een bron van innerlijke vrede, zekerheid en vertrouwen.

Maar hoe kan iets wat of iemand die vrees inboezemt nu opbouwend of geestelijk van nut zijn?

De godvrezendheid die ik bedoel, omvat een diep gevoel van eerbied, respect en ontzag voor de Heer Jezus Christus (zie Psalmen 33:8; 96:4), gehoorzaamheid aan zijn geboden (zie Deuteronomium 5:29; 8:6; 10:12; 13:4; Psalmen 112:1) en besef van het laatste oordeel en gerechtigheid door zijn hand. Godvrezendheid of ontzag voor God komt dus voort uit een juist begrip van de goddelijke natuur en zending van de Heer Jezus Christus, de bereidheid onze wil aan die van Hem te onderwerpen, en het besef dat iedere man en vrouw op de dag des oordeels rekenschap verschuldigd zal zijn van zijn of haar eigen zonden (zie LV 101:78; Geloofsartikelen 1:2).

Godvrezendheid of ontzag voor God is volgens de Schriften ‘het beginsel van de kennis’ (Spreuken 1:7), ‘vermaning tot wijsheid’ (Spreuken 15:33), een ‘sterk vertrouwen’ (Spreuken 14:26) en ‘een bron van leven’ (Spreuken 14:27).

Godvrezendheid is onlosmakelijk verbonden met begrip van het laatste oordeel en onze individuele rekenschap voor onze verlangens, gedachten, woorden en daden (zie Mosiah 4:30). De vreze des Heeren betekent niet dat we vrezen vóór Hem te verschijnen om geoordeeld te worden. Ik geloof niet dat we enige angst voor Hem zullen hebben. Het gaat veeleer om het vooruitzicht om in zijn tegenwoordigheid dingen over onszelf onder ogen te zien zoals ze werkelijk zijn en ‘een volmaakte kennis’ te hebben (2 Nephi 9:14; zie ook Alma 11:43) van al onze rationalisaties, voorwendselen en zelfbedrog. Uiteindelijk zijn er geen uitvluchten meer.

Ieder die op aarde heeft geleefd of nog zal leven, zal ‘voor het gerecht van God worden gebracht om door Hem te worden geoordeeld naar [zijn of haar] werken, hetzij die goed, hetzij die kwaad zijn’ (Mosiah 16:10). Als we naar rechtvaardigheid verlangd hebben en onze werken goed zijn geweest, dan zal het oordeel voor het gerecht aangenaam zijn (zie Jakob 6:13; Enos 1:27; Moroni 10:34). En op die laatste dag zullen wij ‘met rechtvaardigheid worden beloond’ (Alma 41:6).

Omgekeerd geldt: als we naar het kwade verlangd hebben en onze werken slecht zijn geweest, dan zal het oordeel voor het gerecht ons angst inboezemen. ‘Wij [zullen] niet naar onze God durven opzien; en wij zouden het liefst willen dat wij de rotsen en de bergen konden gebieden op ons te vallen om ons voor zijn tegenwoordigheid te verbergen’ (Alma 12:14). En op die laatste dag zullen wij ‘[onze] beloning van het kwaad ontvangen’ (Alma 41:5).

In Prediker staat de slotsom:

‘Vrees God, en houd u aan Zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen.

‘God zal namelijk elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad’ (Prediker 12:13–14).

Geliefde broeders en zusters, godvrezendheid verdrijft menselijke angsten. Zij tempert zelfs de hardnekkige vrees dat we in geestelijk opzicht nooit goed genoeg kunnen zijn en nooit aan de vereisten en verwachtingen van de Heer zullen voldoen. We kunnen inderdaad nooit alleen op eigen kracht goed genoeg zijn of aan alle eisen voldoen. Onze werken en verlangens alleen redden ons niet en kunnen dat ook niet. ‘Na alles wat wij kunnen doen’ (2 Nephi 25:23), worden wij alleen door de barmhartigheid en genade volmaakt dankzij het oneindige en eeuwige zoenoffer van de Heiland (zie Alma 34:10, 14). Inderdaad, ‘wij geloven dat door de verzoening van Christus de gehele mensheid kan worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie’ (Geloofsartikelen 1:3).

God vrezen betekent Hem liefhebben en vertrouwen. Hoe meer we God vrezen, hoe volmaakter we Hem liefhebben. En ‘de volmaakte liefde drijft alle vrees uit’ (Moroni 8:16). Ik beloof u dat het heldere licht van godvrezendheid de donkere schaduwen van menselijke angsten zal verdrijven (zie LV 50:25). Maar dan moeten we wel naar de Heiland opzien, ons fundament op Hem bouwen en met toegewijde volharding op zijn verbondspad voorwaarts streven.

Getuigenis en belofte

Ik heb liefde en eerbied voor de Heer. Zijn macht en vrede zijn echt. Hij is onze Verlosser, en ik getuig dat Hij leeft. Dankzij Hem hoeft ons hart niet in beroering of bevreesd te raken (zie Johannes 14:27), en zullen wij de kracht hebben om onze vrees te onderdrukken. Daarvan getuig ik in de heilige naam van de Heer Jezus Christus. Amen.