2010–2019
Een stem tot waarschuwing
April 2017


15:15

Een stem tot waarschuwing

Hoewel vooral profeten zich uitermate bewust zijn van hun waarschuwende taak is het een taak die ook anderen hebben.

De profeet Ezechiël werd ongeveer twintig jaar vóór het vertrek van Lehi en zijn gezin uit Jeruzalem geboren. Toen Ezechiël in 597 v.C. 25 jaar was, bevond hij zich onder de velen die gevankelijk naar Babylon gevoerd werden. En voor zover wij weten, heeft hij daar de rest van zijn leven doorgebracht. Hij was een nakomeling van de priester Aäron en werd op dertigjarige leeftijd profeet.

Toen Jehova hem riep, trok Hij een vergelijking met een wachter.

‘[De wachter] ziet het zwaard over het land komen, en blaast op de bazuin en waarschuwt het volk,

als dan hij die het geluid van de bazuin hoort, die wel hoort, maar zich niet laat waarschuwen, en het zwaard komt en neemt hem weg, dan zal zijn bloed op zijn eigen hoofd rusten.’

‘Als de wachter echter het zwaard ziet komen en niet op de bazuin blaast, zodat het volk niet gewaarschuwd wordt, en het zwaard komt en neemt een leven onder hen weg, […] zijn bloed eis Ik van de hand van de wachter.’

Vervolgens sprak Jehova rechtstreeks tot Ezechiël: ‘En u, mensenkind, Ik heb u aangesteld tot wachter over het huis van Israël. U zult een woord uit Mijn mond horen en u moet hen namens Mij waarschuwen.’ De waarschuwing was om zich van zonde af te keren.

‘Als Ik tegen de goddeloze zeg: Goddeloze, u zult zeker sterven, en u hebt niet gesproken om de goddeloze te waarschuwen voor zijn weg, dan zal die goddeloze in zijn ongerechtigheid sterven, maar zijn bloed zal Ik van uw hand eisen.

‘Maar […] als u de goddeloze voor zijn weg gewaarschuwd hebt om hem daarvan te bekeren en hij zich niet van zijn weg bekeert, dan zal híj in zijn ongerechtigheid sterven, maar ú hebt uw leven gered. […]

‘Als Ik tegen de goddeloze zeg: U zult zeker sterven, en hij zich van zijn zonde bekeert, en recht en gerechtigheid doet […].

‘Al zijn zonden, die hij begaan heeft, zullen hem niet in herinnering gebracht worden: hij heeft recht en gerechtigheid gedaan, hij zal zeker in leven blijven.’

Het is interessant dat deze waarschuwing ook voor de rechtschapenen geldt. ‘Als Ik tegen de rechtvaardige zeg dat hij zeker in leven zal blijven, maar híj op zijn gerechtigheid vertrouwt, en onrecht doet, dan zullen geen van zijn gerechtigheden in herinnering gebracht worden, maar in zijn onrecht, dat hij gedaan heeft, daarin zal hij sterven.’

God geeft Ezechiël deze smeekbede voor zijn kinderen: ‘Zeg tegen hen: Zo waar Ik leef, spreekt de Heere Heere, Ik vind geen vreugde in de dood van de goddeloze, maar daarin dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft! Bekeer u, bekeer u van uw slechte wegen, want waarom zou u sterven, huis van Israël?’

Onze hemelse Vader en onze Heiland, die ons liefst niet veroordelen, streven naar ons geluk en smeken ons om ons te bekeren, omdat Ze weten dat ‘goddeloosheid […] nooit geluk [heeft] betekend’, en dat zal het ook nooit betekenen. Dus Ezechiël, en iedere profeet voor en na hem, waarschuwde namens God uit de grond van zijn hart allen die daartoe bereid waren om zich af te keren van Satan, de vijand van hun ziel, en ‘vrijheid en eeuwig leven […] kiezen door de grote Middelaar van alle mensen’.

Hoewel vooral profeten zich uitermate bewust zijn van hun waarschuwende taak is het een taak die ook anderen hebben. In feite ‘betaamt [het] eenieder die gewaarschuwd is zijn naaste te waarschuwen.’ Wij die kennis hebben ontvangen van het heilsplan — en van de geboden waardoor het in werking treedt — zouden een verlangen moeten hebben om die kennis aan anderen door te geven, daar het zowel hier als in de eeuwigheid zo veel verschil uitmaakt. En als we ons afvragen ‘Wie is mijn naaste die ik moet waarschuwen?’, kunnen we het antwoord toch zeker vinden in een gelijkenis die als volgt begint: ‘Een man ging van Jeruzalem naar Jericho en viel in de handen van rovers’ [enzovoorts].

Als we de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan in deze context overwegen, worden we eraan herinnerd dat de vraag ‘Wie is mijn naaste?’ ook met de twee grote geboden was verbonden: ‘U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ De motivatie om een stem tot waarschuwing te verheffen, is liefde — liefde voor God en liefde voor onze medemens. We waarschuwen uit zorg voor een ander. De Heer zegt dat dit moet gebeuren ‘in mildheid en zachtmoedigheid’ en ‘door overreding, door lankmoedigheid […] en door ongeveinsde liefde.’ Het kan dringend zijn, net als we een kind waarschuwen om zijn hand niet in het vuur te steken. Het moet duidelijk zijn, en soms resoluut. Soms moet een waarschuwing in de vorm van een berisping worden gegeven, ‘wanneer daartoe gedreven door de Heilige Geest’, maar altijd door liefde ingegeven. Denk bijvoorbeeld aan de liefde die het dienstbetoon en de opoffering van onze zendelingen motiveert.

Het is beslist liefde die ouders ertoe aanzet om hun dichtstbijzijnde ‘naasten’, hun eigen kinderen, te waarschuwen. Dit betekent in evangeliewaarheden te onderwijzen en ervan te getuigen. Het betekent kinderen de leer van Christus te leren: geloof, bekering, doop, en de gave van de Heilige Geest. De Heer herinnert ouders hieraan: ‘Ik heb u geboden uw kinderen in licht en waarheid groot te brengen.’

Een cruciaal element van de ouderlijke plicht om te waarschuwen, is dat we niet alleen de ontmoedigende gevolgen van zonde beschrijven, maar ook de vreugde van de geboden naleven. Denk maar aan wat Enos zei dat hem ertoe bracht om God vergiffenis van zonden te vragen en zich te bekeren:

‘Zie, ik ging op dieren jagen in de wouden; en de woorden die ik mijn vader dikwijls had horen spreken aangaande het eeuwige leven en de vreugde der heiligen drongen tot diep in mijn hart door.

‘En mijn ziel hongerde; en ik knielde voor mijn Maker neer en ik riep Hem aan in machtig gebed en smeking voor mijn eigen ziel.’

Vanwege zijn onvergelijkelijke liefde en zorg voor anderen en hun geluk aarzelde Jezus niet om te waarschuwen. Aan het begin van zijn bediening ‘begon Jezus te prediken en te zeggen: Bekeer u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’ Omdat Hij weet dat niet zomaar elk pad naar de hemel voert, heeft Hij geboden:

‘Ga binnen door de nauwe poort, want wijd is de poort en breed is de weg die naar het verderf leidt, en velen zijn er die daardoor naar binnen gaan;

‘want eng is de poort en smal is de weg die tot het leven leidt, en weinigen zijn er die hem vinden.’

Hij besteedde tijd aan zondaars en zei: ‘Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars.’

Jezus was onverzettelijk in zijn veroordeling van de huichelarij van de schriftgeleerden, farizeeën en sadduceeën. Hij wond er met zijn waarschuwingen en geboden geen doekjes om: ‘Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars, want u geeft tienden van de munt, de dille en de komijn, en u laat het belangrijkste van de Wet na: het recht, en de barmhartigheid en het geloof. Deze dingen zou men moeten doen en die andere dingen niet nalaten.’ Niemand kan toch de Heiland ervan beschuldigen dat Hij deze schriftgeleerden en farizeeën niet liefhad — zeker niet nadat Hij had geleden en was gestorven om ook hen te verlossen. En omdat Hij hen liefhad en niet wilde dat ze in zonden volhardden, kon Hij niets anders dan ze duidelijk te corrigeren. Een waarnemer heeft geschreven: ‘Jezus leerde zijn volgelingen om te doen wat Hij deed: iedereen met open armen ontvangen, maar ze ook leren wat zonde inhoudt, daar liefde vergt dat we mensen waarschuwen voor wat hen kan schaden.’

Soms worden zij die een waarschuwende stem verheffen verworpen omdat zij zouden oordelen. Maar de tegenstelling hier is dat zij die stellen dat waarheid relatief is en dat morele normen een kwestie van persoonlijke voorkeur zijn, vaak dezelfde mensen zijn die anderen het hardste veroordelen omdat zij de geldende norm voor de ‘juiste denkwijze’ niet accepteren. Een auteur heeft dit ‘de schaamtecultuur’ genoemd:

‘In een schuldcultuur onderscheid je goed en kwaad door de ingevingen van je geweten. In een schaamtecultuur onderscheid je goed en kwaad door wat de gemeenschap over je zegt, en doordat die je looft of buitensluit. […] [In de schaamtecultuur] is het morele leven niet op het geheel van goed en fout gebaseerd, maar op het geheel van insluiting en uitsluiting. […]

‘In een moreel systeem dat op insluiting en uitsluiting is gebaseerd, is iedereen voortdurend onzeker. Er zijn geen blijvende normen, alleen maar de steeds veranderende mening van de menigte. Het is een cultuur van overgevoeligheid, overdreven reacties en herhaaldelijke morele paniek, waarbij iedereen zich gedwongen voelt om erin mee te gaan. […]

‘De schuldcultuur kon al keihard zijn, maar je kon tenminste een hekel hebben aan de zonde en toch de zondaar liefhebben. De hedendaagse schaamtecultuur zou zogenaamd insluiting en tolerantie op waarde schatten, maar kan opmerkelijk genadeloos zijn voor hen die een afwijkende mening hebben en hen die niet bij de meute passen.’

Hiertegen steekt de ‘rots van onze Verlosser’ af als een stabiel en blijvend fundament van rechtvaardigheid en deugd. Het is zoveel beter om de onveranderlijke wet van God te hebben waardoor wij zelf kunnen handelen en onze bestemming kunnen kiezen in plaats van een willoos slachtoffer te zijn van de onvoorspelbare regels en woede van de sociale mediahorde. Het is zoveel beter om de waarheid te kennen dan ‘heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer.’ Het is zoveel beter om ons te bekeren en ons op te trekken tot de evangelienorm dan voor te geven dat er geen goed of fout is en in zonde en spijt te verkeren.

De Heer heeft gezegd: ‘De waarschuwende stem zal tot alle mensen zijn gericht, bij monde van mijn discipelen die Ik heb gekozen in deze laatste dagen.’ Wij kunnen als wachters en discipelen niet neutraal tegenover deze ‘weg die dit alles nog overtreft’ staan. Wij kunnen als Ezechiël het zwaard niet over het land zien komen zonder ‘op de bazuin’ te blazen. Dat betekent niet dat we bij onze buren op de deur moeten roffelen of op een marktplein ‘Bekeert u!’ moeten schreeuwen. Echt, als je erover nadenkt, hebben we in het herstelde evangelie datgene wat mensen, diep vanbinnen, het liefst willen. De waarschuwende stem is over het algemeen dus niet alleen beschaafd, maar zij is ook, in de woorden van de psalmist, ‘vreugdevol geluid’.

Opinieredacteur Hal Boyd van Deseret News heeft met een voorbeeld aangegeven wat een slechte dienst wij bewijzen als we niets zeggen. Hij schrijft dat hoewel het huwelijk in Amerika onder de elite nog onderwerp van ‘intellectuele discussie’ is, het huwelijk zelf voor hen in de praktijk helemaal niet ter discussie staat. ‘De elite trouwt en blijft getrouwd, en zorgt ervoor dat hun kinderen baat bij een stabiel huwelijk hebben. […] Maar het probleem is dat [ze] niet geneigd zijn om hun eigen woorden in praktijk te brengen.’ Ze willen hun die hun morele leiderschap echt goed kunnen gebruiken niets ‘opleggen’, maar ‘het is misschien tijd voor geschoolde mensen en sterke gezinnen om hun schijn van neutraliteit op te geven en te verkondigen wat ze op het gebied van huwelijk en ouderschap in de praktijk doen [en] hun medeburgers helpen hetzelfde te doen.’

Wij vertrouwen erop dat vooral jullie van de opkomende generatie, jongeren en jongvolwassenen op wie de Heer in toekomende jaren voor het slagen van zijn werk moet vertrouwen, de evangelieleringen en de kerknormen zowel privé als in het openbaar zullen steunen. Laat hen die de waarheid zouden omarmen niet aan hun lot over, zodat ze in onwetendheid rondtasten en de plank misslaan. Bezwijk niet voor de valse denkbeelden van tolerantie of angst — angst voor ongemak, afkeuring of zelfs lijden. Denk aan de belofte van de Heiland:

‘Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij.

‘Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.’

Uiteindelijk zijn wij allemaal verantwoording aan God verschuldigd voor onze keuzes en het leven dat we leiden. De Heiland heeft gezegd: ‘En mijn Vader heeft Mij gezonden opdat Ik aan het kruis zou worden verhoogd; en opdat Ik, na aan het kruis te zijn verhoogd, alle mensen tot Mij zou kunnen trekken, zodat evenals Ik door de mensen was verhoogd, ook de mensen zouden worden verhoogd door de Vader, om voor Mij te staan, om naar hun werken te worden geoordeeld, hetzij die goed, hetzij die kwaad zijn.’

Met erkenning van de almacht van God, smeek ik met de woorden van Alma:

‘En nu, mijn broeders [en zusters], wens ik uit het diepst van mijn hart, ja, met grote bezorgdheid, ja, zelfs met pijn, dat gij […] uw zonden afwerpt en de dag van uw bekering niet uitstelt;

‘maar dat gij u voor het aangezicht des Heren verootmoedigt en zijn heilige naam aanroept en voortdurend waakt en bidt dat gij niet zult worden verzocht boven hetgeen gij kunt verdragen, en aldus door de Heilige Geest zult worden geleid, […];

‘met geloof in de Heer; met de hoop dat gij het eeuwige leven zult ontvangen; met de liefde voor God altijd in uw hart, opdat gij ten laatsten dage zult worden verhoogd en zult ingaan tot zijn rust.’

Moge het ieder van ons gegeven worden om net als David tegen de Heer te zeggen: ‘Uw gerechtigheid verberg ik niet diep in mijn hart, Uw waarheid en Uw heil verkondig ik. Uw goedertierenheid en Uw trouw verzwijg ik niet in de grote gemeente. Heere, Ú zult mij Uw barmhartigheid niet onthouden.’ In de naam van Jezus Christus. Amen.