2010–2019
‘Wandel met Mij’
April 2017


18:21

‘Wandel met Mij’

Door onze priesterschapsordening nodigt de Heer ons uit om met Hem te wandelen, te doen wat Hij doet, te dienen zoals Hij dient.

Geliefde priesterschapsbroeders, Ik wil u vandaag in uw priesterschapswerk geruststellen en stimuleren. Ik denk dat de Heiland ongeveer hetzelfde wilde bereiken toen de rijke jongeman Hem vroeg: ‘Wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te hebben?’ (Mattheüs 19:16.) U bent misschien naar deze conferentie gekomen, zoals de jongeman naar de Heiland ging, met de vraag of uw inspanningen aanvaardbaar zijn. En tegelijkertijd hebt u het gevoel dat u meer kunt doen — misschien zelfs veel meer! Ik bid dat ik u de liefdevolle goedkeuring van de Heer kan laten voelen voor wat u al gedaan hebt, en u ook een idee kan geven van wat u als drager van zijn heilige priesterschap met zijn hulp kunt bereiken.

De Heiland vroeg de rijke jongeman om al zijn bezit te verkopen, aan de armen te geven en Hem te volgen. U hoeft dat wellicht niet te doen om vooruitgang te maken, maar u zult wel offers moeten brengen. Ik hoop in elk geval dat u door mijn toespraak niet, zoals de jongeman, bedroefd weg zult gaan. (Zie Mattheüs 19:20–22.) Ik vertrouw erop dat u verheugd uw weg zult vervolgen (zie LV 84:105), omdat u zich wilt verbeteren en u ervan overtuigd bent dat u dat kunt.

Maar het is logisch dat we ons een beetje onbekwaam voelen als we bedenken wat de Heer van ons verlangt. Als u me vertelde dat u zich volkomen bekwaam voelt om uw priesterschapsplichten te vervullen, zou ik me zelfs zorgen maken dat u ze niet begrijpt. Maar als u me daarentegen vertelde dat u het wilt opgeven omdat u uw opdracht niet aankunt, zou ik u laten inzien dat de Heer zijn priesterschapsdragers grootmaakt en sterkt, zodat ze dingen kunnen doen die ze alleen niet kunnen verwezenlijken.

Dat geldt voor mij in mijn roeping, maar ook voor u in de uwe. Niemand kan zijn priesterschapswerk goed uitvoeren als hij alleen op zijn eigen wijsheid en talenten vertrouwt. Dat komt omdat het niet ons werk, maar het werk van de Heer is. De enige manier waarop we in onze opdracht kunnen slagen, is door op Hem te vertrouwen. Dat geldt voor een kersverse diaken die de verordening van het avondmaal met geestelijke kracht dient te verrichten. Het geldt voor een jonge huisonderwijzer die de goddelijke taak heeft om een gezin lief te hebben dat hij niet kent en dat zijn liefde en hulp niet lijkt te willen. En het geldt voor een vader die weet dat hij zijn gezin in rechtschapenheid dient te presideren, maar niet weet hoe hij dat moet doen. En de tijd lijkt bijna om te zijn, want zijn kinderen groeien snel op en de wereld lijkt zo hard en vijandig.

Het is dus een goed teken dat u zich overstelpt voelt. Dat geeft aan dat u beseft dat God u een grote verantwoordelijkheid gegeven heeft. Het geeft aan dat u in zekere mate beseft wat het priesterschap echt inhoudt.

Er zijn maar weinig mensen die dat besef hebben. Ook al kunnen ze het priesterschap omschrijven, dat betekent nog niet dat ze het begrijpen. Er zijn Schriftteksten die meer ontzag voor het heilige priesterschap bij ons teweegbrengen door de macht van de Geest die erin vervat is. Hier volgen er enkele van:

‘De macht en het gezag van het […] Melchizedeks priesterschap bestaat in het dragen van de sleutels van alle geestelijke zegeningen van de kerk —

‘het voorrecht te hebben om de verborgenheden van het koninkrijk van de hemel te ontvangen, de hemelen voor zich geopend te hebben, deel te hebben aan de algemene samenkomst en kerk van de Eerstgeborene, en de gemeenschap en tegenwoordigheid te genieten van God de Vader, en Jezus, de Middelaar van het nieuwe verbond.

‘De macht en het gezag van het […] Aäronisch priesterschap bestaat in het dragen van de sleutels van de bediening van engelen’ (LV 107:18–20).

‘In de verordeningen [van het priesterschap] is de macht der goddelijkheid kenbaar. […]

‘want zonder dit kan niemand het aangezicht zien van God, ja, de Vader, en leven’ (LV 84:20, 22).

‘Dit hoge priesterschap is naar de orde van [Gods] Zoon, welke orde sedert de grondlegging der wereld heeft bestaan; of met andere woorden, het is zonder begin van dagen of einde van jaren, en is bereid van eeuwigheid tot alle eeuwigheid, volgens zijn voorkennis van alle dingen’ (Alma 13:7).

‘Eenieder die geordend werd naar deze orde en roeping [zou] macht hebben, door geloof, om bergen in stukken te breken, om de zeeën te scheiden, om wateren op te drogen, om ze uit hun loop te keren;

‘om de legers der natiën te trotseren, om de aarde te verdelen, om elke band te verbreken, om in de tegenwoordigheid van God te staan; om alle dingen te doen naar zijn wil, naar zijn gebod, vorstendommen en machten te onderwerpen; en dit door de wil van de Zoon van God die was van voor de grondlegging der wereld’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Genesis 14:30–31 [in de Gids bij de Schriften]).

We kunnen van zulke ontzagwekkende beschrijvingen van de macht van het priesterschap denken dat die niet op ons van toepassing zijn. Maar we kunnen ook een gewetensonderzoek uitvoeren en onszelf de volgende vragen stellen: zijn de hemelen ooit voor mij geopend geweest? Zijn er mensen die mijn priesterschapswerk ‘de bediening van engelen’ zouden noemen? Laat ik de mensen die ik dien ‘de macht der goddelijkheid’ voelen? Heb ik ooit een berg in stukken gebroken, een leger getrotseerd, iemands banden verbroken of wereldse machten onderworpen — al is het maar figuurlijk — om Gods wil te volbrengen?

Zo’n zelfanalyse geeft ons altijd het gevoel dat we meer kunnen doen voor de Heer. Ik hoop dat u daardoor ook meer wilt doen; dat u verlangt naar nog meer betrokkenheid bij het wonderbare werk van de Heer. Zulke gevoelens vormen de eerste stap om het soort man te worden waartoe we ons door priesterschapswerk moeten ontwikkelen.

De volgende stap staat in een gesprek tussen Jehova en Henoch beschreven. Henoch staat bekend als een machtige profeet die Zion te midden van grote goddeloosheid stichtte. Maar vóór hij die machtige profeet was, beschouwde Henoch zichzelf als ‘maar een knaap’ die niet welbespraakt was en door alle mensen gehaat werd (Mozes 6:31). Luister naar de woorden waarmee de Heer Henoch moed insprak. Hij richt die woorden ook tot u die geroepen bent om anderen als priesterschapsdrager te dienen:

‘En de Heer zeide tot Henoch: Ga heen en doe zoals Ik u geboden heb, en niemand zal u doorsteken. Doe uw mond open, en hij zal gevuld worden en Ik zal u te spreken geven, want alle vlees is in mijn handen en Ik zal doen zoals het Mij goeddunkt. […]

‘Zie, mijn Geest rust op u, daarom zal Ik al uw woorden rechtvaardigen; en de bergen zullen vlieden voor uw aangezicht en de rivieren zullen hun loop veranderen; en gij zult in Mij verblijven en Ik in u; daarom, wandel met Mij’ (Mozes 6:32, 34).

Broeders, door onze priesterschapsordening nodigt de Heer ons uit om met Hem te wandelen. Wat betekent het om met de Heer te wandelen? Het betekent dat we doen wat Hij doet, dienen zoals Hij dient. Hij bracht offers om mensen in nood te helpen. Dat proberen wij dus ook te doen. Hij leek vooral aandacht te besteden aan mensen die door de maatschappij vergeten en zelfs gemeden werden. Dat dienen wij dus ook te proberen. Hij getuigde krachtig maar liefdevol van de ware leer die Hij van zijn Vader ontvangen had, ook al was dat niet populair. Dat moeten wij ook doen. Hij zei tot iedereen: ‘Kom naar Mij toe’ (Mattheüs 11:28). En wij sporen iedereen aan tot Hem te komen. Als priesterschapsdrager zijn we zijn vertegenwoordiger. We handelen niet uit eigenbelang, maar dienen zijn belangen. We uiten niet onze woorden, maar de zijne. De mensen die we dienen, leren Hem beter kennen door ons werk.

Vanaf het moment dat we de uitnodiging van de Heer aanvaarden om met Hem te wandelen, verandert de aard van ons priesterschapswerk. Dan wordt het plots verhevener en edeler, maar ook mogelijk, doordat we weten dat we niet alleen staan. Ik voelde dat het krachtigst toen president Thomas S. Monson zijn handen negen jaar geleden op mijn hoofd legde en me voor mijn huidige roeping zegende. Hij citeerde in die zegen de Heiland: ‘En wie u ontvangt, daar zal Ik eveneens zijn, want Ik zal voor uw aangezicht uit gaan. Ik zal aan uw rechter- en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te schragen’ (LV 84:88).

Ik heb vaak op die belofte vertrouwd en ik heb ze in mijn 72-jarige dienst als priesterschapsdrager op veel manieren in vervulling zien gaan. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen ik als kersvers Aäronisch-priesterschapsdrager het avondmaal moest ronddienen. Ik was doodsbang om een fout te maken en verliet vóór de bijeenkomst de kapel om God wanhopig om hulp te smeken. Ik ontving een antwoord. Ik voelde dat de Heer bij me was. Ik voelde dat Hij me vertrouwde. Daardoor wist ik dat ik mijn deel in zijn werk kon doen.

Het gebeurde weer toen ik bisschop was. Een vrouw die een ernstige fout begaan had en daardoor een moeilijke, ingrijpende beslissing moest nemen, belde me op. Tijdens mijn gesprek met haar wist ik het antwoord op haar probleem. Maar ik voelde ook heel duidelijk dat ik haar dat antwoord niet mocht geven. Ze moest er zelf achter komen. Ik zei: ‘Ik geloof dat God u zal vertellen wat u moet doen als u het aan Hem vraagt.’ Later liet ze me weten dat ze het gevraagd had en dat Hij geantwoord had.

Een andere keer, toen ik als bisschop diende, werd ik door de politie opgebeld. Men zei me dat een dronken man met zijn auto door het raam een bank ingereden was. Toen de verwarde bestuurder de veiligheidsagent met getrokken wapen zag, riep hij: ‘Niet schieten! Ik ben mormoon!’

De dronken bestuurder bleek een pasgedoopt lid van mijn wijk te zijn. Toen ik in mijn kantoor op hem zat te wachten, bedacht ik hoe ik bij hem berouw zou opwekken over het feit dat hij zijn verbonden had geschonden en de kerk in verlegenheid gebracht had. Maar toen ik hem in de ogen keek, hoorde ik in mijn hoofd een stem, net zo duidelijk als iemand die tot me sprak, die zei: ‘Ik ga je laten zien hoe Ik hem zie.’ En heel even veranderde voor mij zijn hele voorkomen. Ik zag geen versufte jonge man, maar een stralende, edele zoon van God. Plots voelde ik de liefde van de Heer voor hem. Dat beeld veranderde ons gesprek. En het heeft mij ook veranderd.

Ik heb belangrijke lessen getrokken uit deze ervaringen waarbij ik met de Heer wandelde en zijn werk deed. Ik wil er u graag drie uitleggen. Ten eerste, God kent en steunt zelfs de nieuwste, jongste diaken. Denk niet dat u te klein of onbeduidend bent. Hij zal u en het werk dat u in zijn naam doet altijd zien.

Ten tweede, het werk van de Heer draait niet slechts om het oplossen van problemen, maar ook om het opbouwen van mensen. Als u in het priesterschapswerk met Hem wandelt, zult u zien dat de doeltreffendste oplossing niet altijd de keuze van de Heer is, omdat die mensen niet in staat stelt te groeien. Als u luistert, zal Hij u zijn wegen leren. God wil niet gewoon een doeltreffende organisatie leiden. Het is zijn werk en heerlijkheid ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ (Mozes 1:39). Daarom geeft Hij zijn priesterschapsgezag aan onvolmaakte stervelingen zoals u en ik en vraagt ons om aan zijn werk deel te nemen. Onze vooruitgang is zijn werk!

Ten derde, als u in uw priesterschapswerk met de Heiland wandelt, zult u uw naasten anders zien. Hij zal u leren om ze met zijn ogen te zien. Dat betekent dat u het uiterlijk negeert en naar het hart kijkt (zie 1 Samuel 16:7). Zo was de Heiland in staat om Simon niet als impulsieve visser te zien, maar als Petrus, de uiterst betrouwbare toekomstige leider van zijn kerk (zie Lukas 5:1–11). Zo was Hij in staat om Zacheüs niet als de corrupte tollenaar te zien die anderen zagen, maar als een eerlijke, oprechte zoon van Abraham (zie Lukas 19:1–9). Als u lang genoeg met de Heiland wandelt, zult u iedereen als kind van God met onbeperkt potentieel zien, ongeacht zijn verleden. En als u met de Heiland blijft wandelen, zult u nog een gave ontwikkelen die Hij heeft. Namelijk de gave om mensen hun potentieel te laten zien en zich zo te bekeren.

Geliefde priesterschapsbroeders, we lijken in veel opzichten op de twee discipelen die op die eerste paaszondag op de weg naar Emmaüs liepen. Het was de ochtend van de opstanding, maar ze wisten nog niet zeker of er een opstanding geweest was en wat die inhield. Ze hadden gehoopt ‘dat [Jezus van Nazareth] Israël zou verlossen’, maar waren traag van hart en geloofden niet alles wat in de Schriften over de opstanding stond. Terwijl ze samen van gedachten wisselden, gebeurde het ‘dat Jezus Zelf bij hen kwam en met hen meeliep. En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden.’ (Zie Lukas 24:13–32.)

Ik getuig dat als wij het pad van priesterschapswerk bewandelen, de Heiland, Jezus Christus, ons vergezelt. Want het is zijn pad, zijn weg. Zijn licht gaat ons voor en zijn engelen zijn rondom ons. In tegenstelling tot Hem begrijpen wij misschien niet volkomen wat het priesterschap is of hoe we het moeten gebruiken. Maar als we goed opletten wanneer ons hart in ons brandt (zie Lukas 24:32), worden onze ogen geopend en zien we zijn hand in ons leven en werk. Ik getuig dat we Hem het beste leren kennen door met Hem samen te werken en Hem in dit grote werk voor het heil van Gods kinderen te dienen. ‘Want hoe kent iemand de meester die hij niet heeft gediend, en die een vreemde voor hem is, en ver is van de gedachten en overleggingen van zijn hart?’ (Mosiah 5:13.) Jezus Christus is onze Meester. Dit is zijn kerk. We dragen zijn priesterschap. Laten wij ervoor kiezen om met Hem te wandelen en te zien hoe Hij met ons wandelt.

Ik getuig plechtig dat Jezus de Christus is, onze herrezen Heer. Ik getuig dat het priesterschap, dat Hij ons toevertrouwd heeft, de macht is om in zijn naam te spreken en te handelen. Wij zijn kinderen van een liefdevolle hemelse Vader die onze gebeden verhoort. Hij stuurt de Heilige Geest om ons in al onze priesterschapstaken te sterken. Joseph Smith heeft de Vader en de Zoon gezien. Hij heeft de sleutels van het priesterschap ontvangen die aan president Thomas S. Monson doorgegeven zijn. President Monson gebruikt die sleutels in deze tijd. Dat getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.