2011
Ik had een brandend gevoel
oktober 2011


Ik had een brandend gevoel

Claudia Williams (Florida, VS)

In mijn jeugd ging ik altijd naar de zondagsschool in een kerk naast ons huis in Michigan (VS). Ik had een geweldige leerkracht die me veel liefde voor Jezus Christus bijbracht.

Elke week deelde ze kaartjes uit met plaatjes van gebeurtenissen uit het leven van de Heiland, waaronder de beginselen die Hij leerde en wonderen die Hij verrichtte. Elke week plakte ik de kaartjes in een plakboek en las ik de verhalen in de Bijbel nog een keer. Ik bleef ook op latere leeftijd de evangeliën in het Nieuwe Testament bestuderen.

Jaren later, in de zomer van 1968, bezochten zendelingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen een familielid van mij. Zij sloeg de uitnodiging van de zendelingen om de kerk te onderzoeken af, maar verwees ze door naar mijn huis.

Bij onze eerste ontmoeting leerden de zendelingen me dat er een ‘afval’ had plaatsgevonden van de kerk die Jezus Christus had gevestigd (zie 2 Tessalonicenzen 2:3). Wat zij leerden strookte met mijn persoonlijke studie, dus toen ze me vroegen of ze terug konden komen, stemde ik daarin toe.

Bij hun volgende bezoek had ik een lijst met vragen. Doopten de heiligen der laatste dagen door onderdompeling? Geloofden zij in priesterschapsgezag? Geloofden zij in het genezen van zieken? Hun antwoorden kwamen overeen met wat ik in het Nieuwe Testament had bestudeerd. Aan het einde van hun bezoek lieten ze een boek achter dat volgens hen van Jezus Christus getuigde.

Ik legde het boek op de televisie neer en ging naar bed. Maar midden in de nacht werd ik wakker met een sterk gevoel dat ik later als de Heilige Geest herkende. Ik kreeg de ingeving om in het boek te gaan lezen, wat ik dan ook anderhalf uur deed, waarna ik weer naar bed ging. Even later werd ik weer met hetzelfde gevoel wakker, dus las ik nog wat verder.

Dit ging de volgende twee nachten net zo. Wat ik las sprak mij erg aan. Ik zag in dat het Boek van Mormon van Jezus Christus getuigde.

Ik besloot God om leiding te vragen. Voor het eerst sinds ik een klein meisje was, knielde ik in gebed. Ik vroeg mijn hemelse Vader me te laten weten wat ik met dat brandende gevoel moest doen. Na mijn gebed kreeg ik de ingeving om het verhaal van de bekering van de Lamanieten in 3 Nephi 9 nog een keer te lezen. Ik las dat zij ‘werden gedoopt met vuur en met de Heilige Geest; en zij wisten het niet’ (vers 20).

De woorden ‘zij wisten het niet’ spraken tot mij. Ik dacht: de kerk van Jezus Christus is werkelijk op aarde! Ik wilde dolgraag met de zendelingen praten over wat ik had gelezen en wat ik nu wist. Maar toen ze op mijn vragen reageerden met een uitnodiging om me te laten dopen, zei ik dat ik dat niet kon. Mijn man zou dat niet begrijpen.

Toen ik echter verder nadacht over dat vers, besefte ik dat er duidelijk in stond dat ik als offer een ‘gebroken hart en een verslagen geest’ moest brengen. Ik ging in gebed en vroeg mijn hemelse Vader om hulp, wat Hij me ook gaf. Nadat mijn man de zendelingenlessen had ontvangen, stemde hij erin toe dat ik me liet dopen.

Ik ben onze liefdevolle hemelse Vader dankbaar voor die kostbare en krachtige ervaring die ik als jonge moeder met het lezen in het Boek van Mormon had. Daardoor ben ik met het herstelde evangelie van Jezus Christus in aanraking gekomen. Als gevolg daarvan is de invloed van de Heilige Geest die ik die nachten in 1968 voelde nu een voortdurende gave — iets wat me in de ruim veertig jaar dat ik nu lid van de kerk ben steeds tot leiding is geweest.

Afdrukken