2013
Doe jouw deel goed
oktober 2013


Doe jouw deel goed

Uit een CES-haardvuuravond voor jongvolwassenen, gehouden op 4 maart 2012 aan de Brigham Young University–Idaho. Zie voor de volledige Engelstalige tekst speeches.byu.edulds.org/broadcasts/archive/ces-devotionals/2012/01?lang=eng.

Ouderling Quentin L. Cook

Wees rechtschapen. Sticht een gezin. Zoek een geschikte kostwinning. Vervul kerkroepingen. Bereid je voor om God te ontmoeten.

President David O. McKay (1873–1970) vertelde vaak een anekdote uit zijn zending in Schotland. Hij had op zending een tijdje heimwee en bezichtigde op een dag het nabijgelegen Stirling Castle. Toen hij met zijn collega terugkeerde van het bezoek aan het kasteel passeerden ze een gebouw met een inscriptie in een steen boven de deur — een tekst die doorgaans aan Shakespeare wordt toegeschreven: ‘Wat u ook doet, doe uw deel goed.’

Naar aanleiding van die ervaring legde president McKay uit: ‘Ik zei tegen mezelf, of misschien deed de Geest in mij dat: je bent lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Bovendien ben je hier als vertegenwoordiger van de Heer Jezus Christus. En als vertegenwoordiger van de kerk heb je verantwoordelijkheid aanvaard. Toen bedacht ik wat we die ochtend hadden gedaan. We hadden een bezienswaardigheid bekeken, we hadden historische informatie gekregen, dat was waar, en ik vond het fantastisch. […] Maar dat was geen zendingswerk. […] Ik aanvaardde de boodschap in die steen, en vanaf dat moment probeerden we onze zendingstaak in Schotland goed te vervullen.’1

Die boodschap was zo belangrijk en had zo’n grote uitwerking op ouderling McKay dat hij zich er de rest van zijn leven door heeft laten inspireren. Hij besloot dat wat voor taak hij ook had, hij zijn uiterste best zou doen.

Toon je ware identiteit

Wat zijn mijn zorgen over jullie toekomst, gezien het enorme potentieel van de jongere generatie van de kerk om iets goeds tot stand te brengen? Welke raad kan ik jullie geven? Ten eerste is er de druk op ieder van jullie om je ware identiteit te verbergen — als het ware een masker op te zetten — en iemand te worden die je niet bent of wilt worden.

In het begin van de kerkgeschiedenis bevonden de profeet Joseph, Emma en hun elf maanden oude tweeling, Joseph en Julia, zich in Hiram (Ohio, VS), in het huis van John en Alice Johnson. Beide kinderen hadden de mazelen. Joseph en zijn zoontje sliepen op een onderschuifbed bij de voordeur.

In de nacht drong een groep mannen met zwartgeschilderde gezichten het huis binnen en sleepte de profeet naar buiten, waar ze Sidney Rigdon en hem met teer insmeerden.

Het tragische gevolg was dat de kleine Joseph aan de nachtlucht werd blootgesteld en een ernstige kou vatte toen zijn vader naar buiten werd gesleept. Hij overleed enkele dagen later.2

Zij die de profeet Joseph en zijn broer, Hyrum, de martelaarsdood injoegen, beschilderden ook hun gezicht om hun ware identiteit te verbergen.3

In onze tijd, waarin het makkelijker dan ooit is om anoniem te blijven, zijn er belangrijke beginselen gemoeid met geen masker opzetten en ‘trouw [zijn] aan ’t geloof waar de mart’laars voor streden’.4

Een van de beste manieren om je te beschermen tegen slechte keuzes is je niet achter een anoniem masker te verbergen. Als je ooit merkt dat je dat doet, weet dan dat dat een signaal is dat je je op gevaarlijk terrein begeeft en dat het een van de trucjes van de boze is om je iets te laten doen wat niet mag.

Het is tegenwoordig normaal om je identiteit te verbergen en anoniem hatelijke, sarcastische, kleingeestige berichten op het internet te zetten. Sommigen noemen dat flamen.

De apostel Paulus heeft geschreven:

‘Dwaal niet: boze berichten bederven de goede manieren.

‘Word op de juiste manier nuchter en zondig niet, want sommigen hebben geen kennis van God.’ (1 Korintiërs 15:33–34, naar KJV).

Het is duidelijk dat boze berichten niet slechts een kwestie van slechte manieren zijn. Als heiligen der laatste dagen zich er schuldig aan maken, kan het een negatieve uitwerking hebben op hen die geen kennis van God hebben of geen getuigenis van de Heiland.

Elke manier waarop het internet gebruikt wordt om te pesten, een reputatie te beschadigen of iemand in een kwaad daglicht te stellen, is verwerpelijk. Wat we in de samenleving zien, is dat als mensen een anoniem masker dragen, ze eerder dit gedrag vertonen dat een fatsoenlijke dialoog onmogelijk maakt. Het is bovendien een overtreding van de fundamentele beginselen die de Heiland ons heeft geleerd.

De Heiland heeft uitgelegd dat Hij niet was gekomen om de wereld te veroordelen, maar om die te redden. Vervolgens beschrijft Hij wat veroordeling inhoudt:

‘Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos.

‘Want een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan de dag komen;

‘maar wie de waarheid doet, gaat tot het licht, opdat van zijn werken blijke, dat zij in God verricht zijn’ (Johannes 3:19–21; zie ook vss. 17–18).

Rechtschapen mensen hoeven hun identiteit niet achter een masker te verbergen.

Handel naar je ware geloofsovertuiging

Je handelt naar je ware geloofsovertuiging door je tijd te besteden aan dat wat je karakter zal vormen en ertoe zal bijdragen dat je christelijker wordt. Ik hoop dat geen van jullie het leven alleen maar als een lolletje zien, maar eerder als een tijd om je voor te bereiden God te ontmoeten (zie Alma 34:32).

Een fantastisch voorbeeld van je best doen en je tijd goed gebruiken, vinden we in een voorval uit het leven van ouderling L. Tom Perry, die als marinier aan het eind van de Tweede Wereldoorlog deel uitmaakte van het Amerikaanse bezettingsleger in Japan. Ouderling Perry vertelde dit verhaal toen hij zijn getuigenis van de Heiland gaf.

‘Ik maakte deel uit van een van de eerste troepen mariniers die in Japan aan wal gingen na de ondertekening van het vredesverdrag aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. De verwoeste stad Nagasaki binnentrekken was een van de droevigste momenten van mijn leven. Een groot deel van de stad was volledig verwoest. Sommige doden waren nog niet begraven. Wij als bezettingsmacht zetten een hoofdkwartier op en gingen aan de slag.

‘De situatie was erg slecht en enkelen onder ons wilden iets meer doen. We gingen naar de legerpredikant van onze divisie en vroegen toestemming om te helpen met de herbouw van de christelijke kerken. De overheid had die kerken tijdens de oorlog beperkingen opgelegd en sommige waren bijna helemaal stilgelegd. De weinige gebouwen die ze hadden, waren zwaar beschadigd. Enkelen van ons boden vrijwillig aan om deze kerkgebouwen buiten diensttijd te repareren en opnieuw te stuken zodat ze weer voor christelijke erediensten konden worden gebruikt.

‘[…] We kwamen er achter dat de predikanten tijdens de oorlogsjaren hun werk niet hadden kunnen doen en we moedigden hen aan om terug te keren naar hun preekstoel. We vonden het geweldig toen deze mensen weer de vrijheid hadden om hun christelijke geloof te praktiseren.

‘Toen we ons klaarmaakten om uit Nagasaki te vertrekken, gebeurde er iets wat ik nooit zal vergeten. Toen we in de trein stapten die ons voor onze thuisreis naar ons schip zou brengen, werden we door veel andere mariniers geplaagd. Zij hadden hun vriendinnetjes bij zich van wie zij afscheid namen. Ze lachten ons uit en zeiden dat we de pleziertjes van het verblijf in Japan hadden gemist. We hadden onze tijd verspild met hard werken en muren stuken.

‘Net toen hun geplaag een hoogtepunt bereikte, kwamen er over een heuveltje bij het treinstation ongeveer tweehonderd van die fijne Japanse christenen van wie we de kerken hadden gerepareerd, aangelopen. Ze zongen “Voorwaarts christenstrijders.” Ze kwamen de heuvel af en overlaadden ons met geschenken. En toen gingen ze op een rij langs het spoor staan. Toen de trein op gang kwam, staken we onze handen uit en raakten bij het langsrijden hun vingertoppen aan. We waren niet in staat om iets te zeggen; we waren overmand door emotie. Maar we waren dankbaar dat we op een bescheiden manier iets hadden kunnen doen om het christendom in de naoorlogse situatie van een natie weer op poten te helpen.’5

Denk daar eens over na en kies er actief voor om je tijd goed te besteden. Zoals je uit het voorbeeld van ouderling Perry kunt concluderen, bedoel ik niet dat je met je godsdienst te koop moet lopen of net moet doen of je heel gelovig bent. Dat kan zowel jou als de kerk in verlegenheid brengen. Ik bedoel dat je wordt wat je zou moeten worden.

Stel gepaste doelen

Mijn derde raad heeft betrekking op de doelen die je zou moeten overwegen. Rond dezelfde tijd dat ouderling Perry met de mariniers in Japan was gelegerd, was president Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog met de luchtmacht in Japan.

In 2004 ging ik met president Packer en anderen naar Japan. Hij was toen in de gelegenheid om op zijn voetschreden terug te keren en na te denken over enkele ervaringen die hij toen had gehad en zaken die hij zich toen voor had genomen. Met zijn toestemming vertel ik jullie ook nog over enkele andere gedachten en gevoelens die hij had.

President Packer beschreef wat er gebeurde op een eilandje voor de kust van Okinawa. Hij beschouwt dit als zijn berg in de wildernis. Door zijn voorbereiding en zijn omgang met andere leden was zijn geloof in de evangelieleringen toegenomen. Maar hij had nog bevestiging nodig, de zekere wetenschap dat wat hij al voelde, waar was.

President Packers biograaf vertelt wat er gebeurde: ‘In plaats van gemoedsrust te krijgen over de bevestiging die hij wilde hebben, kwam hij oog in oog te staan met de hel van de strijd tegen onschuldigen. Op zoek naar stilte en tijd om na te denken, beklom hij op een dag een heuvel die uitkeek over de oceaan. Hij vond de resten van een boerenwoninkje met daarbij een verwaarloosde akker met zoete aardappelen. En tussen de afstervende planten zag hij de lijken van een afgeslachte moeder en haar twee kinderen. Die aanblik vervulde hem met grote droefenis, vermengd met de gevoelens van liefde voor zijn eigen familie, en voor gezinnen in het algemeen.’6

Vervolgens betrad hij een provisorische bunker, waar hij nadacht, peinsde en bad. Toen president Packer terugkeek op dit voorval, beschreef hij wat ik een geestelijke bevestiging zou noemen. Hij voelde zich geïnspireerd in wat hij met zijn leven moest doen. Uiteraard had hij geen idee dat hij zou worden geroepen tot de hoge en heilige roeping die hij nu bekleedt. Hij had het idee dat hij leraar wilde worden en dat hij de leringen van de Heiland onder de aandacht wilde brengen. Hij besloot een rechtschapen leven te leiden.

Op een moeilijk te doorgronden wijze kreeg hij het gevoel dat hij een rechtschapen vrouw moest vinden en dat ze samen een groot gezin zouden krijgen. Deze jonge soldaat zag in dat zijn beroepskeuze slechts een bescheiden salaris zou opleveren en dat zijn lieve metgezellin dezelfde prioriteiten moest hebben en bereid moest zijn om te leven zonder bepaalde materiële zaken. Zuster Donna Packer was en is de volmaakte metgezellin voor president Packer. Er was nooit veel geld over, maar ze voelden zich nooit misdeeld. Ze voedden tien kinderen op, wat opoffering met zich meebracht. Ze hebben nu zestig kleinkinderen en meer dan tachtig achterkleinkinderen.

Ik vertel dit ware verhaal aan jullie omdat onze doelen maar al te vaak gebaseerd zijn op wereldse waarden. De belangrijkste elementen zijn eigenlijk heel eenvoudig voor leden die de verlossende verordeningen hebben ontvangen. Wees rechtschapen. Sticht een gezin. Zoek een geschikte kostwinning. Vervul kerkroepingen. Bereid je voor om God te ontmoeten.

Jezus heeft gezegd: ‘Want ook als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit’ (Lucas 12:15).

Bouw je land en gemeenschap op

Om de generatie te zijn die jullie moeten zijn, moet je niet alleen karaktereigenschappen ontwikkelen en de juiste beslissingen nemen, maar moet je ook het land en de gemeenschap waartoe je behoort opbouwen. Jullie generatie moet rechtschapenheid en godsdienstvrijheid beschermen. Het joods-christelijke erfgoed dat we hebben gekregen is niet alleen erg waardevol, maar is onmisbaar voor het plan van onze Vader in de hemel. We moeten het behouden voor toekomstige generaties. We moeten de handen ineenslaan met goede mensen, ook die van andere kerken, met name hen die vinden dat zij voor hun gedrag rekenschap verschuldigd zijn aan God. Dat zijn mensen die begrijpen waarom we het vanavond hebben over ‘wat u ook doet, doe uw deel goed’. Jullie generatie zal als een geweldige generatie worden bestempeld als zij met succes nadruk legt op de joods-christelijke waarden.

Met de problemen die in de samenleving bestaan, vinden het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen het vooral belangrijk dat je op gepaste wijze deelneemt aan de politiek in het land waar je woont. De kerk neemt bij politieke verkiezingen een neutraal standpunt in en steunt geen kandidaten of partijen. Maar we verwachten wel van onze leden dat ze volledig bij de verkiezingen betrokken zijn door de kandidaat en partij van hun keuze te steunen in beginselen die een goed overheidsbestuur zullen beschermen. Onze leer is duidelijk: ‘er [moet] ijverig naar eerlijke mensen en wijze mensen worden gezocht’ (LV 98:10).

Wij hebben veel vertrouwen in jullie. De leiders van de kerk geloven echt dat jullie het koninkrijk als geen andere generatie kunnen opbouwen. We hebben jullie lief, we hebben vertrouwen in jullie, en onze gebeden en zegen zijn met jullie. We weten dat het succes van jullie generatie onmisbaar is voor het voortzetten van de vestiging van de kerk en de groei van het koninkrijk. We bidden dat jullie het goed zullen doen. Draag geen masker, handel naar je ware identiteit, stel gepaste doelen, en bouw je land en gemeenschap op.

Noten

  1. David O. McKay. In: Francis M. Gibbons, David O. McKay: Apostle to the World, Prophet of God (1986), p. 45.

  2. Zie Mark L. Staker, ‘Remembering Hiram, Ohio’, Ensign, oktober 2002, pp. 32, 35.

  3. Zie Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 25.

  4. ‘Trouw aan ’t geloof’, lofzang 170.

  5. L. Tom Perry. In: ‘Joy—for Us and Others—Comes by Following the Savior’, http://lds.org/prophets-and-apostles/what-are-prophets-testimonies?lang=eng.

  6. Lucile C. Tate, Boyd K. Packer: A Watchman on the Tower (1995), pp. 58–59.

Foto ouderling Quentin L. Cook Craig Dimond; foto-illustraties Scott Davis

Ouderling L. Tom Perry deed zijn deel goed terwijl hij in Japan was.

Foto ouderling L. Tom Perry © IRI

President Boyd K. Packer heeft rechtvaardige doelen gesteld en dat is hem tot zegen geweest.

Foto president Boyd K. Packer, kopiëren niet toegestaan