Gloednieuwe diaken
‘Allen die dit priesterschap ontvangen, ontvangen Mij, zegt de Heer’ (LV 84:35).
Het avondmaal ronddienen is een grote verantwoordelijkheid. Als hij het nou verprutste?
Benji stond voor de spiegel en trok zijn stropdas recht. Zijn witte overhemd en donkerblauwe schoenen pasten precies. Hij had zijn haar gekamd. Hij was beslist klaar om tot diaken te worden geordend. Waarom was hij dan toch zo zenuwachtig?
Benji pakte zijn Schriften en verliet de kamer. Hij probeerde er niet aan te denken hoe anders alles vandaag in de kerk zou zijn. En dan was er nog de nieuwe priesterschapstaak waar hij zich zorgen over maakte als hij eraan dacht: het avondmaal ronddienen. Wat als hij de eerste keer volgende week een fout maakte? Dat probeerde hij ook van zich af te zetten toen hij van huis ging.
De avondmaalsdienst verliep zoals altijd. Maar daarna liep Benji met zijn familie naar de kamer van bisschop Salazar. Dat was absoluut anders. Normaal gesproken zou hij nu in het jeugdwerk zitten.
Benji ging zitten, waarna papa, de bisschop, de jongemannenpresident en de raadgevers van de bisschop hun handen op zijn hoofd legden. Papa verleende hem het Aäronisch priesterschap. Tijdens de zegen verdween de onrust in Benji’s buik. Hij voelde zich kalm en blij.
Benji stond op en schudde iedereen de hand. Daarna gaf hij zijn moeder, zijn broer, Jay, en zijn kleine zusje, Mirasol, een knuffel.
Toen ging hij naar de zondagsschool. Hoewel de nieuwe lessen niet hetzelfde als in het jeugdwerk waren, voelden ze wel vertrouwd aan. De les ging over gebed. Veel lessen in het jeugdwerk waren over gebed gegaan. Benji slaakte een zucht van verlichting. Misschien was het toch niet zo moeilijk om een diaken te zijn.
‘Het wordt geweldig’, zei Jay na de kerk tegen Benji. ‘Ik zegen het avondmaal en jij dient het rond.’
Opeens was al die onrust er weer. ‘Ja, geweldig’, zei hij zacht. Benji maakte zich het meeste zorgen over het avondmaal ronddienen.
Later die avond zag Benji dat zijn vader op de bank zat te lezen. ‘Wat als ik iemand oversla, die dan geen avondmaal krijgt?’, vroeg hij. ‘En wat als ik struikel?’ Hij zag het allemaal duidelijk voor zich: de schaal die op de vloer kletterde en de waterbekertjes die in het rond vlogen.
Papa kneep in Benji’s schouder. ‘Ik weet nog goed dat ik voor het eerst het avondmaal ronddiende. Ik was waarschijnlijk nog zenuwachtiger dan jij nu bent.’
Benji knipperde verbaasd met zijn ogen. ‘U? U bent voor niets bang!’
Papa lachte. ‘Ik ben vaak genoeg bang geweest. Weet je wat mij heeft geholpen om niet zenuwachtig te zijn?’
Benji dacht even na. ‘Gebed?’
Papa glimlachte. ‘Dat klopt. Gebed. En mijn vader heeft mij een zegen gegeven. Wil je dat ik jou er een geef?’
Benji knikte snel. ‘Ja! Dat zou ik fijn vinden.’
Het gezin kwam bijeen in de huiskamer. Papa legde zijn handen op Benji’s hoofd. Terwijl papa de zegen uitsprak, voelde Benji dat er tranen in zijn ogen kwamen. ‘Denk eraan,’ zei papa in de zegen, ‘je hebt het priesterschap ontvangen in een heilige verordening. Onze hemelse Vader heeft ons het priesterschap gegeven, zodat wij anderen kunnen dienen. Als je dat met je hele hart doet, zul je daarin en in al het andere worden gezegend.’
Benji bad de hele week om kracht. De volgende zondag voegde hij zich bij de diakenen voor in de kapel. Hij luisterde aandachtig toen Jay de zegen over het brood uitsprak.
Plotseling begon hij zich weer zorgen te maken. Kon hij het wel? Het was heel belangrijk! Toen herinnerde hij zich de belofte uit papa’s zegen. Zijn angstige gevoelens verdwenen, omdat de Geest op hem neerdaalde.
Hij nam de schaal aan en liep vol vertrouwen naar de rijen die hem waren toegewezen. Voorzichtig gaf hij de schaal door aan een vrouw op de eerste rij.
Ze glimlachte naar hem. Benji glimlachte terug. Hij wist dat hij de Heer diende.