Hoe kan ik een succesrijk zendeling zijn?
De auteur woont in Maine (VS).
Hoe hard mijn collega en ik ook werkten, er was niemand die interesse had in onze boodschap. Wat konden we doen om meer succes als zendeling te hebben?
Ik was iets meer dan een jaar op zending toen ik een moeilijke tijd voor mijn kiezen kreeg. We zaten midden in een troosteloos, grijs jaargetijde — ergens tussen de koude winter en de lente in. En hoe hard mijn collega en ik ook werkten, er was werkelijk niemand die ook maar enige interesse in onze boodschap had. Als we met andere zendelingen spraken, hoorden we dat ze redelijk veel succes hadden. Ik kon eigenlijk geen redenen bedenken waarom wij geen succes hadden. Ik was lang genoeg op zending om de taal goed te spreken, mijn collega en ik waren goede vriendinnen, we genoten het vertrouwen van de leden, en we probeerden de Geest te volgen en hielden ons stipt aan de zendingsregels.
Maar wat we ook deden, niemand wilde naar ons luisteren. En dat hield wekenlang aan, zolang zelfs dat de moed mij in de schoenen zonk. Tijdens onze wekelijkse planning riep ik uiteindelijk uit: ‘Wat heeft het voor zin? Er luistert toch niemand naar ons.’ Mijn collega, die een heldere kijk op de zaak had, zei eenvoudig: ‘We stellen doelen en werken aan onze doelen om ons geloof te tonen. Daarna kijken we welke doelen we bereikt hebben om onze zegeningen te tellen.’
Toen ik over haar inzichtelijke benadering nadacht, besefte ik dat ik de verkeerde maatstaf gebruikte om mijn succes als zendeling aan af te meten. In Predik mijn evangelie: handleiding voor zendingswerk staat een lijstje met attitudes van succesrijke zendelingen1 en ik realiseerde mij dat een zendeling al die attitudes zelf in de hand heeft. Hoe de mensen in mijn zending op de evangelieboodschap reageerden, had ik niet in de hand, maar wat ik wel in de hand had, was de soort zendeling die ik verkoos te zijn. Mijn collega liet mij zien dat groter geloof in Jezus Christus en dankbaarheid voor zijn zegeningen mij in staat stelden om te zien in welke opzichten ik al een succesrijk zendeling was.
Geloof maakt wonderen zichtbaar
Ik besefte nederig dat mijn geloof niet groot genoeg was. Ik keek op welke gebieden ik meer geloof zou kunnen hebben en kwam er toen achter dat ik ontmoedigd raakte als de dingen niet volgens plan verliepen. In Predik mijn evangelie staat: ‘ontmoediging verzwakt uw geloof. Als u uw verwachtingen naar beneden bijstelt, zal uw succes afnemen, het zal u aan impulsen ontbreken en u zult meer moeite hebben om de Geest te volgen.’2 Ik besefte dat ik had toegestaan dat onze tegenslagen mijn geloof ondermijnden.
Ik begon te bidden om een verandering van hart en meer geloof. Ik vertrouwde ook op de belofte die in Mormon 9:21 staat: ‘Wie gelooft in Christus, in geen enkel opzicht twijfelende, wat hij de Vader ook zal vragen in de naam van Christus, het zal hem gegeven worden; en die belofte is aan allen, zelfs tot aan de einden der aarde.’ Die belofte bracht mij ertoe om vuriger te bidden voor de zegeningen en wonderen die mijn collega en ik volgens ons nodig hadden, maar liet er altijd ‘uw wil geschiede’ op volgen. Die gebeden gaven mij de kracht om wijzigingen in onze plannen met meer geloof te accepteren, omdat ik wist dat onze hemelse Vader gelovige gebeden altijd verhoort — zelfs als onze gebedsverhoring anders uitpakt dan we verwachten. Ik ging ook meer inzien hoe de Heer ons dagelijks leidde.
Terwijl ik aan het vergroten van mijn geloof werkte, kwam ik erachter dat de positieve versie van de verklaring in Predik mijn evangelie waar was: als u uw verwachtingen naar boven bijstelt, zal uw succes toenemen, u zult meer impulsen hebben en u zult u geen moeite hebben om de Geest te volgen. Ook werd ik optimistischer over zendingswerk en mijn zendingsarbeid, doordat ik de wonderen die er dagelijks gebeurden, begon te zien en te waarderen.
Dankbaarheid doet jaloezie teniet
De Heer liet mij zien dat Hij elke dag wonderen voor ons had verricht — ik kon dat echter pas te zien toen ik moeite had gedaan om oprecht dankbaar te zijn. Dankbaarheid uiten is meer dan louter een goede gewoonte of goede manieren. Toen ik jegens de Heer en anderen mijn dank uitte, vloeide mij kracht toe. Ik was oprecht blij als andere zendelingen succes hadden en was daar niet langer jaloers over (zie Alma 29:14, 16). Ik concentreerde mij meer op wat ik had en wat er goed was gegaan in plaats van op wat er ontbrak en verkeerd was gegaan.
Ik ontdekte dat dankbaarheid het tegengif is tegen ons met anderen vergelijken. De keren dat ik mij geen succesrijk zendeling voelde, was gewoonlijk als ik mijzelf wijsmaakte ‘dat ik niet zo goed was als zij’ of ‘dat zij er beter in waren dan ik’. Ook zag ik in dat de Heer ons goede voorbeelden geeft die we kunnen navolgen en evenaren. Satans vervalsing is daarentegen dat hij ons ertoe wil brengen om die voorbeelden als maatstaf te gebruiken en er onze waarde of ons succes aan op te hangen. Maar Predik mijn evangelie is hier duidelijk over: ‘Vergelijk uzelf niet met andere zendelingen. En laat u er ook niet toe verleiden om uw resultaten met die van andere zendelingen te vergelijken.’3 En mijn dankbaarheid hielp ook goed tegen hoogmoed, want zij herinnerde mij eraan dat de Heer dit werk leidt. Ik hoefde niet jaloers te zijn op mijn medezendelingen die meer succes leken te hebben.4
De ware maatstaf van succes
Voordat ik deze verandering van perspectief had, was ik zo gericht geweest op een specifieke soort zegening dat ik vergeten was oog te hebben voor de andere manieren waarop de Heer onze gebeden verhoorde en ons zendingswerk zegende. Uiteindelijk begon de Heer het zendingswerk in ons gebied op mooie en onverwachte manieren te zegenen. We vonden mensen die bereid waren om naar onze boodschap te luisteren, maar ik had tegen die tijd geleerd om mijn succes niet af te meten aan de keuzes van anderen.
President Gordon B. Hinckley (1910–2008) citeerde de raad van een zendingspresident over zendingswerk: ‘doe uw uiterste best. Bid, werk hard en laat de oogst aan de Heer over.’5 In Predik mijn evangelie staat iets vergelijkbaars over succesrijke zendelingen: ‘[Doe] uw uiterste best […] om zielen tot Christus te brengen, en [streef] er oprecht naar […] om er iets bij te leren en u te verbeteren.’6
Zo lang ik bereid was mij te bekeren, zo lang ik de Heer kon zeggen dat ik mijn best deed, kon ik erop vertrouwen dat ik een succesrijk zendeling was — ongeacht of mensen onze boodschap accepteerden of niet. De mate van mijn succes als zendeling kan in grote mate worden afgelezen aan mijn bereidheid om mij te bekeren en om hard te blijven werken.
In mijn dagboek staan veel wonderen uit die tijd van mijn zending genoteerd. Naarmate ik ernaar streefde om getrouwer en dankbaarder te zijn, kreeg ik een beter perspectief, gaf ik ontmoediging geen kans, en voelde ik de Geest in het werk in ruimere mate. Ik kwam erachter dat wat er in Predik mijn evangelie staat waar is: ‘Als u uw uiterste best doet, kunt u nog steeds met teleurstelling te maken krijgen, maar zult u niet teleurgesteld in uzelf zijn. U kunt ervan uitgaan dat de Heer tevreden over u is als u voelt dat zijn Geest bij u is.’7 En als ik voelde dat de Heer tevreden over mij was, kon ik elke beproeving aan.