‘Neal A. Maxwell tijdens de Tweede Wereldoorlog’, Liahona, december 2022.
Verhalen uit Saints, deel 3
Neal A. Maxwell tijdens de Tweede Wereldoorlog
De geallieerden vierden op 8 mei 1945 de overwinning in Europa. Neal Maxwell juichte toen hij het nieuws hoorde, net als de andere Amerikaanse soldaten die om het Japanse eiland Okinawa vochten. Maar hun vieringen werden getemperd door de realiteit van hun eigen situatie. De haven van Okinawa werd door kamikazepiloten aangevallen en de heuvels van het eiland lagen onder artillerievuur, dus de Amerikaanse troepen wisten dat hun aandeel in de strijd nog lang niet voorbij was.
‘Dit is een echte oorlog’, dacht Neal. Het slagveld was van dichtbij veel minder bekoorlijk dan wat de kranten en films hem hadden doen geloven. Hij kreeg er een dof, misselijk gevoel van.
Neal en de soldaten bij hem waren als vervanging aan een divisie toegewezen. Op 13 mei schreef hij naar zijn familie in Utah. Hij mocht zijn ouders niet vertellen over zijn taken, maar hij verzekerde ze van zijn welzijn. ‘Ik sta er helemaal alleen voor wat geestelijke metgezellen betreft, behalve Eén’, schreef hij. ‘Ik weet dat Hij altijd bij me is.’1
Neal zat bij een mortiereenheid die de opdracht had om explosieven op de landinwaartse vijandelijke posities af te vuren. Hij nam een positie in een schuttersput in en na dagen van oorlogvoering veranderde hevige regen het verschroeide landschap in een moeras. Neals schuttersput vulde zich met modder, waardoor hij bijna niet kon rusten omdat hij moest proberen staande te slapen. De schamele rantsoenen van het leger hielpen amper tegen de honger en het water dat hij kreeg kwam de heuvel op in tanks van 20 liter en smaakte altijd naar olie. Veel mannen dronken koffie om de vieze smaak van het water te maskeren, maar Neal wilde het woord van wijsheid gehoorzamen en weigerde dat. Hij deed zijn best om regenwater te verzamelen, en op zondag gebruikte hij water dat hij had bewaard en een cracker van zijn rantsoenen voor het avondmaal.2
Op een avond eind mei explodeerden drie vijandelijke granaten vlak bij Neal. Tot dan toe hadden de Japanners de locatie van zijn divisie niet kunnen vinden. Maar nu leek het erop dat de artillerie zijn positie had achterhaald en dichterbij kwam. Toen er weer een granaat maar een paar meter van hem af explodeerde, was Neal bang dat de volgende raak zou zijn.
Hij sprong uit de schuttersput en schuilde achter een kleine heuvel. Toen besefte hij dat hij nog steeds in gevaar was en rende hij terug naar de put om af te wachten wat er zou gebeuren.
In de modder en in de duisternis ging Neal op zijn knieën en begon te bidden. Hij wist dat hij geen bijzondere gunsten van God verdiende en dat veel rechtschapen mannen na vurige gebeden in de strijd waren gestorven. Toch smeekte hij de Heer om zijn leven te sparen en beloofde hij zich aan Gods dienst te wijden als hij het overleefde. Hij had een bevlekt exemplaar van zijn patriarchale zegen op zak en hij dacht aan een belofte die erin stond.
‘Ik bescherm u tegen de macht van de verwoester, opdat uw leven niet zal worden verkort’, stond in zijn zegen, ‘en opdat u niet de kans wordt ontnomen iedere taak die u in het voorbestaan is gegeven te volbrengen.’
Neal beëindigde zijn gebed en keek omhoog naar de nachthemel. De verwoestende explosies waren opgehouden en het was stil. Toen de beschieting niet verder ging, voelde hij in zijn ziel dat de Heer zijn leven had gespaard.3
Niet lang daarna schreef Neal enkele brieven naar zijn familie thuis. ‘Ik ben zo eenzaam zonder jullie dat ik soms wel kan huilen’, zei hij. ‘Ik hoef alleen maar mijn patriarchale zegen, jullie gebeden en mijn godsdienst waardig te zijn. Maar tijd en zoveel actie wegen zwaar op je ziel.’
‘Ik kan zeggen dat soms alleen God mijn dood heeft voorkomen’, schreef hij. ‘Ik heb een getuigenis dat niemand kan afbreken.’4