Het Nieuwe Testament in context
Het dorpsleven in Galilea in de tijd van Jezus Christus
Kennis van het dorpsleven in de eerste eeuw op de plek waar Jezus woonde, geeft ons meer inzicht in zijn leringen en brengt ons dichter tot Hem.
In de evangeliën van het Nieuwe Testament staat dat Jezus het grootste deel van zijn leven en bediening in de Joodse dorpen bij de zee van Galilea doorbracht. Dit zoetwatermeer ten noorden van Judea was omgeven door lage heuvels en landbouwvlakten.1
Dit gebied vormde de fysieke, culturele en godsdienstige omgeving van Jezus’ jeugdjaren. Daar riep Hij ook zijn eerste discipelen, verrichtte Hij veel van zijn wonderen en begon Hij het ‘goede nieuws’ van het koninkrijk te verkondigen.2
Kennis van het dorpsleven in de eerste eeuw in dat gebied geeft ons meer inzicht in zijn leringen en brengt evangelieverhalen tot leven. Dat alles brengt ons dichter tot Hem.
Bevolking
Hoewel dit gebied eens door enkele noordelijke stammen van Israël werd bewoond,3 blijkt uit Schriftteksten, historische bronnen en archeologische opgravingen bij de zee van Galilea dat de Galilese dorpen in de tijd van Jezus, zoals Nazareth, Kana, Naïn, Kapernaüm, Chorazin en andere, in de eerste twee eeuwen v.C. zijn gevestigd, toen Judese families, als onderdeel van het zich uitbreidende Hasmonese koninkrijk, naar het noorden trokken.
In de tijd van het Nieuwe Testament varieerde de bevolking van deze dorpen van enkele honderden tot enkele duizenden inwoners. De meesten hielden zich bezig met landbouw, visserij en handel, waar Jezus in zijn gelijkenissen en redevoeringen vaak naar verwees.4
Gebouwen
Men leidde in de dorpen van Galilea een relatief bescheiden leven, vooral in vergelijking met de grotere steden in het gebied (zoals Jeruzalem) met hun Romeinse stadsinrichting, bouwtechniek en voorzieningen.
In de Galilese dorpen was bijvoorbeeld doorgaans geen sprake van een centrale planning, verharde wegen of pleinen, monumentale architectuur of stromend water. Ze bestonden meestal uit kleine groepjes huizen met eenvoudige woonkamers rondom een gezamenlijke binnenplaats (waardoor er weinig privéruimte was). Ze waren gemaakt van gestapelde veldstenen die met mortel op elkaar werden gemetseld. De rieten daken werden met een laag pleisterwerk bedekt.5 In die huizen woonden grote families die samen aan landbouw, visserij, ambachtelijk werk of voedselbereiding deden.6
Hoe meer grotere huizen er kwamen, hoe meer er als vanzelf zanderige paadjes en steegjes ontstonden. Die waren in de hete zomers erg stoffig en werden in de regenachtige winters modderig.
Gezinsleven
Omdat de belasting in die tijd hoog was en de meeste gezinnen amper boven het bestaansminimum leefden, zag je in de huizen in de Galilese dorpen geen interieur, weinig meubilair en geen luxeartikelen.
Men bereidde doorgaans maaltijden met maalstenen en ovens; zat en sliep op rietmatten die de stampleemvloer van het huis bedekten; en at uit pannen en gedeelde schalen door brood in soep of stoofpotten te dippen.
De gebruikelijke maaltijden bestonden vaak ook uit lokale wijn, olijfolie, peulvruchten (linzen, bonen en kikkererwten), vruchten (druiven, olijven, vijgen en dadels), groente (uien, prei en kool), vis en zuivelproducten (geitenkaas, boter en melk).
Omdat die nederzettingen geen stromend water en sanitaire voorzieningen hadden, was de hygiëne onder de Galilese dorpelingen waarschijnlijk aanzienlijk slechter dan wij tegenwoordig gewend zijn.
Gebruiken
In de Galilese dorpen in de eerste eeuw woonden vooral gelovige Joodse families.
Ze spraken Aramees (misschien vermengd met enkele Hebreeuwse woorden en uitdrukkingen), namen heilige dagen zoals de sabbat in acht (die werd ingeluid door kleine olielampen aan te steken), hielden zich aan de koosjere spijswetten die in de Thora worden voorgeschreven,7 spraken Joodse gebeden uit, zoals het Sjema,8 deden aan bepaalde reinheidsrituelen,9 kwamen samen in bescheiden synagogen,10 en gaven mondeling verhalen en leringen uit de Schriften door.
Kleding
De meeste dorpelingen konden het zich niet veroorloven om lange gewaden of meerdere lagen kleding te dragen. Ze droegen in plaats daarvan de gebruikelijke kleding van het Romeinse Palestina: een eenvoudig knielang tuniek zonder mouwen, met een riem, leren sandalen en een mantel rond de schouders voor extra warmte in de wintertijd.
Joodse mannen droegen daarnaast heilige kwastjes aan de hoeken van hun mantel (er is geen bewijs voor godsdienstige hoofdbedekkingen in deze periode). Getrouwde vrouwen droegen hun opgestoken haar in een netje.11
Door deze en andere aspecten van het Joodse dagelijkse leven in Galilea in de eerste eeuw krijgen we een waardevol kijkje in de wereld waarin Jezus leefde. Als we deze dingen in gedachten houden bij het lezen van de evangeliën, kan dat ons begrip van zijn bediening, leringen en aansporingen tot discipelschap enorm verruimen.