‘Alma 37–38: “Leer in je jeugd”’, Boek van Mormon – leerkrachtenboek (2024)
‘Alma 37–38’, Boek van Mormon – leerkrachtenboek
Alma 37–38
‘Leer in je jeugd’
Welke lessen heb je zoal van je ouders of kerkleiders geleerd? Wat hoop je later aan jouw kinderen mee te geven? Alma begrijpt dat ouders de heilige taak hebben om hun kinderen te onderwijzen. Na zijn zending onder de Zoramieten roept Alma zijn zonen bijeen om ze te onderwijzen en aan te moedigen. Hij geeft ze de raad om de geboden van God te onderhouden. In deze les leer je dat de geboden nu naleven je je hele leven tot zegen kan zijn.
Mogelijke leeractiviteiten
Advies van een ouder
President Thomas S. Monson (1927–2018) heeft het volgende verhaal verteld:
In een interview in een Amerikaans tijdschrift werd de bekende NCAA-basketballer Jabari Parker, die lid is van de kerk, gevraagd wat de beste raad is die zijn vader hem had gegeven. Jabari antwoordde: ‘[Mijn vader] zei altijd: Wees zowel in het licht als in het donker dezelfde man.’ Belangrijk advies voor ons allen. (Thomas S. Monson, ‘Wees sterk en moedig’, Liahona, mei 2014, 68.)
Stel je voor dat je tijdens een interview de volgende vragen worden gesteld:
-
Wat is het beste advies dat je van een ouder of kerkleider hebt gekregen?
-
Hoe is dat advies je tot zegen?
Alma 36–42 beschrijft de raad die Alma na zijn zending onder de Zoramieten aan zijn zonen geeft. Je hebt je al verdiept in wat hij zijn zoon Helaman zoal vertelt (Alma 36–37). In deze les bestudeer je de rest van zijn raad aan Helaman, plus de beginselen waarin hij zijn zoon Shiblon onderwijst (Alma 38). Let bij je studie van Alma 37–38 op raad van Alma die je in jouw leven kunt gebruiken of met andere jongeren delen.
‘Leer wijsheid in je jeugd’
Lees in Alma 37:35 wat Alma wil dat Helaman in zijn jeugd leert. Je kunt wat je vindt eventueel markeren.
-
Wat wil Alma dat Helaman weet en doet?
-
Waarom is het volgens jou beter om ‘in je jeugd de geboden van God te [leren] onderhouden’ en niet te wachten tot je ouder bent?
President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft over het planten van een boom verteld:
Ik plantte [de boom] op de hoek waar de wind uit de vallei in het oosten het hardste woei. Ik groef een gat, zette de kale wortel erin, deed er grond omheen, goot er water over en dacht er nauwelijks meer aan. Het was maar een iel boompje, met een diameter van hooguit twee centimeter. Het boompje was zo flexibel dat ik het met gemak in alle richtingen kon buigen. Ik besteedde er in de loop der jaren weinig aandacht aan.
Totdat ik op een winterdag […] merkte dat het overhing naar het westen, vervormd en uit het lood. […] Ik ging naar buiten en duwde er tegenaan om hem rechtop te zetten. Maar de stam was nu bijna dertig centimeter dik. Mijn kracht stelde niets voor. Ik haalde uit mijn schuur een katrol en een touw. Ik bevestigde het ene eind aan de boom en het andere aan een stevige paal, waarna ik aan het touw trok. De katrol bewoog een beetje en de stam van de boom trilde enigszins. Maar daar bleef het bij. […]
Uiteindelijk pakte ik in wanhoop mijn zaag en haalde de grote, zware tak aan de westkant eraf. De zaag liet een lelijk litteken achter, meer dan twintig centimeter lang. Ik deed een stap achteruit en keek naar wat ik gedaan had. Ik had het grootste deel van de boom afgezaagd, en had slechts één tak overgelaten die hemelwaarts groeide. […]
Toen de boom pas geplant was, zou een stukje touw hem rechtop hebben gehouden, ondanks de kracht van de wind. Ik had dat touwtje moeten gebruiken; het had zo weinig moeite gekost. Maar dat deed ik niet, en hij boog mee met de wind die er tegenaan blies. (Gordon B. Hinckley, ‘Bring Up a Child in the Way He Should Go’, Ensign, november 1993, 59.)
-
In welke opzichten lijkt het onderhouden van de geboden op het steunen van een jonge boom zodat die zich recht en sterk ontwikkelt, ondanks de wind?
-
Hoe kan het aanvankelijk negeren van de geboden ons later opbreken?
Bekijk eventueel de video ‘Onze beloften en verbonden naleven’, vanaf tijdcode 7:29 tot 8:35, beschikbaar op ChurchofJesusChrist.org. Ouderling Ronald A. Rasband van het Quorum der Twaalf Apostelen vertelt hoe hij in zijn jeugd al had besloten Gods geboden te onderhouden.
Neem een paar minuten de tijd om in je dagboek op te schrijven wat je over het onderhouden van Gods geboden te weten komt. Zoek in gebed uit hoe je gezegend bent voor de wijze waarop je de geboden onderhoudt.
Overweeg een doel te stellen om al in je jeugd je gehoorzaamheid aan de geboden van de Heer in een bepaald aspect te verbeteren. Verlaat je bij het stellen van dat doel op de leiding van de Heilige Geest.
Raad voor jongeren
Alma geeft zijn zoons aanvullende raad waar wij ook iets aan kunnen hebben.
Bestudeer de volgende Schriftteksten. Markeer eventueel de raad die volgens jou nuttig is voor de jongeren in deze tijd, ook voor jezelf. Bereid je antwoorden op de onderstaande vragen voor.
-
Alma 37:33–37 (‘zachtmoedig en nederig’ = ootmoedig, onderwijsbaar, rechtschapen)
-
Alma 38:1–5 (‘van zijn tegenwoordigheid afgesneden’ = lichamelijk of geestelijk van God gescheiden)
-
Alma 38:6–9 (‘uit God geboren’ = de Geest van de Heer die een grote verandering in iemands hart teweegbrengt)
-
Alma 38:10–15 (‘matig’ = van ingetogenheid of zelfbeheersing blijk geven; ‘aanmatiging’ = overheersend gedrag; ‘beteugelt’ = onder controle houden)
-
Wat wil Alma zijn zonen laten doen of weten? In welk vers vind je dat terug?
-
Hoe kan kennis of naleving van dit beginsel een jongere helpen om Jezus Christus beter te volgen?
-
Hoe kan een jongere deze toepassen? Kun je voorbeelden bedenken waarbij je dit in je leven hebt zien gebeuren? (Noem geen dingen die te persoonlijk zijn.)
Denk nog even na en schrijf eventuele gedachten of ingevingen op over andere manieren, waarop je de raad kunt toepassen die vandaag behandeld is. Denk bijvoorbeeld aan iets waartoe een ouder of kerkleider je onlangs heeft aangespoord om te gaan doen of mee te stoppen. Je kunt ook de Heer raadplegen en zijn leiding zoeken.