18–24 september

2 Korinthe 8–13

‘God heeft een blijmoedige gever lief’

Als u geestelijke indrukken opschrijft, onthoudt u beter wat u tijdens uw Schriftstudie leert. U kunt in een studiedagboek schrijven of aantekeningen in de kantlijn van uw Schriften maken. U kunt ook notities toevoegen in uw Evangeliebibliotheek-app of een audio-opname van uw gedachten maken.

Schrijf uw indrukken op

Wat zou u doen als u hoorde dat een groep heiligen in een ander gebied met armoede te kampen had? Paulus schetste in 2 Korinthe 8–9 een dergelijke situatie aan de Korinthische heiligen. Hij hoopte de Korinthische heiligen over te halen om iets van hun overvloed aan de noodlijdende heiligen te schenken. Maar dat niet alleen, Paulus’ woorden bevatten ook waarheid over geven: ‘Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief’ (2 Korinthe 9:7). Er zijn in deze tijd nog steeds heiligen die hulp nodig hebben. Soms kunnen we niet meer voor ze doen dan vasten en vastengaven afstaan. In andere gevallen kunnen we directe en persoonlijke hulp bieden. Wat voor offers we ook brengen, we doen er goed aan onze motieven onder de loep te nemen. Brengen we onze offers uit liefde? Uiteindelijk maakt liefde een gever blijmoedig.

Ideeën voor individuele Schriftstudie

2 Korinthe 8:1–15; 9:5–15

Ik kan wat ik heb blijmoedig met de armen en behoeftigen delen.

Er zijn ontzettend veel mensen in de hele wereld behoeftig. Hoe kunnen wij daar iets aan doen? Ouderling Jeffrey R. Holland heeft deze raad gegeven: ‘Rijk of arm, wij moeten “doen wat wij kunnen” wanneer anderen noodlijdend zijn [zie Markus 14:6, 8]. [God] zal u helpen en leiden in liefdevolle daden van discipelschap als u er gewetensvol naar streeft, erom bidt en om u heen kijkt om een gebod na te komen dat Hij ons keer op keer heeft gegeven.’ (‘Zijn wij niet allen bedelaars?’, Liahona, november 2014, 41.)

Lees 2 Korinthe 8:1–15; 9:6–15. Noteer welke beginselen Paulus over de zorg voor armen en behoeftigen noemde. Wat doet Paulus’ raad met u? Zoek onder gebed naar mogelijkheden om iemand in nood tot zegen te zijn. Noteer alle indrukken die u krijgt en handel ernaar.

Zie ook Mosiah 4:16–27; Alma 34:27–29; Russell M. Nelson, ‘Het tweede grote gebod’, Liahona, november 2019, 96–100; Henry B. Eyring, ‘Is dit niet het vasten dat Ik verkies?’, Liahona, mei 2015, 22–25.

2 Korinthe 11:1–6, 13–15; 13:5–9

‘Onderzoek uzelf of u in het geloof bent.’

Nu zijn er, net als in de tijd van Paulus, mensen die ons ‘van de eenvoud die in Christus is’ willen wegleiden (2 Korinthe 11:3). Daarom is het heel belangrijk om te doen wat Paulus adviseert: ‘Onderzoek uzelf of u in het geloof bent’ (2 Korinthe 13:5). U kunt uzelf eerst afvragen wat het inhoudt om ‘in het geloof’ te zijn. Hoe weet u of u in het geloof bent? Zoek naar gelegenheden om uzelf te onderzoeken.

Als onderdeel van uw zelfonderzoek zou u ook de zinsnede ‘de eenvoud die in Christus is’ kunnen overdenken (2 Korinthe 11:3). Hoe hebt u de eenvoud van Christus en zijn evangelie gevonden? Hoe zou u kunnen worden weggeleid ‘van de eenvoud die in Christus is’? Welk nuttig advies staat er in 2 Korinthe 11:1–6, 13–15?

Overweeg ook deze raad van president Dieter F. Uchtdorf: ‘Als u ooit vindt dat het evangelie niet goed voor u werkt, vraag ik u pas op de plaats te maken, uw leven vanuit een hoger niveau te bezien en uw benadering van het discipelschap te vereenvoudigen. Concentreer u op de fundamentele leerstellingen, beginselen en toepassingen van het evangelie. Ik beloof u dat God u zal leiden en zegenen op uw pad naar een leven dat voldoening geeft, en dat het evangelie echt beter voor u zal werken.’ (‘Het werkt uitstekend!’, Liahona, november 2015, 22.)

2 Korinthe 12:5–10

De genade van de Heiland is voor mij genoeg om kracht in mijn zwakheid te vinden.

We weten niet wat Paulus’ ‘doorn in het vlees’ was, maar we hebben allemaal onze eigen doornen waarvan we zouden willen dat God ze bij ons wegnam. Denk na over uw doornen terwijl u 2 Korinthe 12:5–10 leest, en overdenk wat u uit deze verzen over Jezus Christus leert. Wat schreef Paulus in deze verzen over beproevingen en zwakheid? Wat betekent het voor u dat Gods ‘genade’ voor u ‘genoeg’ is?

Zie ook Mosiah 23:21–24; 24:10–15; Ether 12:27; Moroni 10:32–33.

Ideeën voor Schriftstudie in gezinsverband en de thuisavond

2 Korinthe 8–9.Wat lezen we in deze hoofdstukken dat ons inspireert iets voor de armen en behoeftigen te doen? Dit is een goede gelegenheid om als gezin plannen te maken om iemand in nood te helpen.

2 Korinthe 9:6–7.Kent uw gezin ‘een blijmoedige gever’? Hoe kunnen wij anderen blijmoediger van dienst zijn? Jonge gezinsleden kunnen een badge maken waarop ‘Ik ben een blijmoedige gever’ staat. U kunt een badge aan gezinsleden geven als u ziet dat ze elkaar blijmoedig dienen.

2 Korinthe 10:3–7.Wat kunt u uw gezin over onze ‘strijd’ tegen goddeloosheid vertellen? Vinden uw gezinsleden het leuk om met stoelen en dekens een muur of een fort te bouwen? Dit zou een bespreking kunnen inleiden over dingen afbreken die ons van God wegleiden en hoe we ‘elke gedachte [gevangennemen] om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus’. Met welke geestelijke ‘wapens’ beheersen we onze gedachten? (Zie Efeze 6:11–18.)

2 Korinthe 11:3.Hoe kan uw gezin zich meer richten op ‘de eenvoud die in Christus is’?

U vindt meer ideeën voor onderwijs aan kinderen in het lesschema van deze week in Kom dan en volg Mij – voor het jeugdwerk.

Aanbevolen liedje: ‘Geef, zegt het beekje klein’, Kinderliedjes, p. 116–117.

Uw individuele studie verbeteren

Noteer indrukken. Ouderling Richard G. Scott heeft gezegd: ‘Kennis die zorgvuldig wordt opgeschreven, is kennis die beschikbaar is in tijd van nood. […] [Geestelijke aanwijzingen opschrijven] verhoogt uw kansen om nog meer licht te ontvangen.’ (‘Acquiring Spiritual Knowledge’, Ensign, november 1993, 88; zie ook Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland, 12, 30.)

‘Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief’ (2 Korinthe 9:7).