‘25 november–1 december. 1 en 2 Petrus: “Verheugt u […] met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde”’ Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: Nieuwe Testament 2019 (2019)
‘25 november–1 december. 1 en 2 Petrus’, Kom dan en volg Mij – voor de zondagsschool: 2019
25 november–1 december
1 en 2 Petrus
‘Verheugt u […] met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde’
Denk eraan dat uw doel is mensen te onderwijzen en niet droogweg een les te geven. Denk als u de zendbrieven van Petrus leest aan individuele leden van de klas. Welke beginselen dragen bij aan de opbouw van hun geloof?
Schrijf uw ingevingen op
Meedoen stimuleren
Schrijf de koppen 1 Petrus en 2 Petrus op het bord. Gun de deelnemers aan de les enkele minuten de tijd om deze hoofdstukken nog eens te bekijken en vraag ze onder deze kopjes betekenisvolle woorden of zinsneden te schrijven. Laat dan mensen aan de hand van deze lijsten hun inzichten bespreken.
In de leer onderwijzen
1 Petrus 1:3–9; 2:19–24; 3:14–17; 4:12–19
Ik kan vreugde ervaren in tijden van beproeving en leed.
-
Petrus raadt aan dat we vreugde in moeilijke omstandigheden vinden. Zodat de mensen in uw klas die raad beter begrijpen en kunnen toepassen, geeft u hun stukjes papier en vraagt u ze een zinsnede uit 1 Petrus 1:3–9; 2:19–24; 3:14–17; 4:12–19 op te schrijven die ze in tijden van beproeving kan helpen. Laat ze aan de andere kant van het strookje papier opschrijven wanneer ze eens tijdens een beproeving vreugde of gemoedsrust hebben ervaren. Enkele vrijwilligers kunnen hun zin en hun ervaring aan de klas vertellen en daarna kunt u met de klas bespreken wat ze hebben geleerd.
-
Een andere manier om de raad in 1 Petrus 1:3–9; 2:19–24; 3:14–17; 4:12–19 te bespreken is door de mensen in de les te vragen of ze iemand kennen die een beproeving meemaakt. Geef ze tijdens de les de tijd om een brief naar die persoon te schrijven en daar beginselen uit deze verzen in te verwerken om die persoon op te beuren (zie ook LV 121:1–8; 123:17). Daarna kunnen de klasleden de beginselen bespreken die zij gekozen hebben.
We zijn geroepen om ‘Gods volk’ te zijn.
-
We worden als leden van de kerk van Christus geroepen om Jezus Christus te volgen. Dat houdt in dat onze keuzes ten opzichte van andere mensen vaak afwijken. Hoe kunnen de leringen van Petrus in 1 Petrus 1:13–20 en 2:1–12 de zending van de Heiland aan de mensen van de klas duidelijker maken en ervoor zorgen dat ze meer zoals Hij willen zijn? Vraag de mensen in de les in deze verzen te onderzoeken wat het inhoudt om ‘Gods volk’ te zijn (1 Petrus 2:10). Laat ze daarna bespreken wat ze hebben gevonden. Hoe denkt God volgens deze verzen over ons en wat voor leefwijze verwacht Hij van ons?
Het evangelie wordt aan de doden verkondigd zodat zij rechtvaardig geoordeeld kunnen worden.
-
De eerste brief van Petrus bevat een van de weinige verwijzingen naar het bezoek van Jezus Christus aan de geestenwereld na zijn dood. Die gebeurtenis is door hedendaagse openbaring beter te begrijpen. Om uw klasleden meer inzicht over de geestenwereld te geven, kunt u ze vragen de volgende Schriftteksten te lezen en op het bord te schrijven wat ze eruit hebben geleerd: Johannes 5:25; 1 Petrus 3:18–20; 4:6; Alma 40:7–14, 21; Leer en verbonden 138:11–32.
Uit de citaten in de ‘Bijkomende leermiddelen’ blijkt dat het bezoek aan de geestenwereld door Christus niet alleen door zijn apostelen werd begrepen en onderwezen, maar ook door de vroegchristelijke leraren. Als ze weten dat deze kennis tijdens de grote afval verloren is gegaan en in onze tijd is hersteld, kan dat het getuigenis van Joseph Smith en de herstelling van het evangelie van de mensen in uw les versterken.
-
Een bespreking van 1 Petrus 3:18–20; 4:6 kan de mensen in uw klas inspireren om zich meer in te zetten voor familiegeschiedenis en tempelwerk. U kunt hiertoe de klas in drie groepen verdelen en elke groep een van de vragen over de verlossing van de doden geven: Wat is de rol van de Heiland bij de verlossing van de doden? Welke rol hebben de doden – zowel de getrouwen als wie zonder kennis van het evangelie gestorven is? Wat is onze rol? Vraag elke groep 1 Petrus 3:18–20; 4:6; Leer en verbonden 128:17–18; 138:11–32, 57–59 te lezen en daarin naar antwoorden op hun vraag te zoeken. Vraag elke groep wat ze hebben geleerd. Lees zelf eventueel het citaat van ouderling D. Todd Christofferson voor of toon een video uit de ‘Bijkomende leermiddelen’. Welke zegeningen hebben we ervaren toen we mee hebben gewerkt aan de verlossing van onze overleden voorouders?
Door de macht van Jezus Christus kunnen we onze eigen goddelijke aard ontwikkelen.
-
Om uw cursisten aan te moedigen in hun streven zoals Christus te worden, kunt u ze vragen de christelijke eigenschappen in 2 Petrus 1:1–11 te beschrijven. Schrijf deze eigenschappen op het bord en vraag de aanwezigen ze te definiëren. De leden van de klas kunnen bespreken hoe één eigenschap ontwikkelen leidt tot de ontwikkeling van de andere eigenschappen. Gun ze de tijd om te bedenken welke eigenschap ze verder willen ontwikkelen. (Zie ook Predik mijn evangelie, 137.)
Thuisstudie stimuleren
Vertel de deelnemers aan de les dat ze in de loop van de week de brieven van Johannes gaan bestuderen. Deze brieven helpen de verkeerde leringen over Jezus Christus de wereld uit en kunnen ons getuigenis van de levende werkelijkheid van de Heiland versterken.
Bijkomende leermiddelen
Het verlossende werk voor de doden getuigt van de zending van Christus.
Ouderling D. Todd Christofferson heeft gezegd:
‘Christelijke theologen hebben lang met de volgende vraag geworsteld: wat is de toekomst van de miljarden mensen die geleefd hebben en zijn gestorven zonder kennis van Jezus? Door de herstelling van het evangelie van Jezus Christus zijn we gaan begrijpen hoe de ongedoopte doden worden verlost en hoe God “een volmaakt, rechtvaardig en tevens een barmhartig God” (Alma 42:15) kan zijn.
‘Al tijdens zijn leven profeteerde Jezus dat Hij ook tot de doden zou prediken (zie Johannes 5:25). Petrus zegt dat dit tussen de kruisiging en de opstanding van de Heer heeft plaatsgevonden (zie 1 Petrus 3:18–19). President Joseph F. Smith heeft in een visioen gezien dat de Heiland de geestenwereld bezocht (zie LV 138:30, 33). […]
‘Ons verlangen om de doden te verlossen, en de tijd en de middelen die we daarin investeren, zijn bovenal een uiting van ons getuigenis van Jezus Christus. Het is een krachtig getuigenis over zijn goddelijke karakter en zending. Het is een getuigenis van ten eerste zijn opstanding; ten tweede de oneindige omvang van zijn verzoening; ten derde dat Hij de enige bron van het eeuwig heil is; ten vierde dat Hij de voorwaarden voor het eeuwig heil heeft vastgesteld; en ten vijfde dat Hij zal wederkomen.’ (‘The Redemption of the Dead and the Testimony of Jesus’, Ensign of Liahona, november 2000, 9–10.)
Geschriften van vroegchristelijke leraren (van de eerste tot de derde eeuw) over de verkondiging van het evangelie aan de doden.
Origen: ‘Toen [Jezus] een ziel [een geest] werd, zonder de bedekking met een lichaam, verbleef Hij onder die zielen zonder bedekking met een lichaam, en bekeerde de gewilligen onder hen tot Hem.’(In The Ante-Nicene Fathers, red. Alexander Roberts and James Donaldson [1907], 4:448.)
Hermas: ‘De apostelen en de leerkrachten die de naam van de Zoon van God predikten, predikten nadat ze in de macht en het geloof van de Zoon van God waren ingeslapen, ook tot wie voor hen waren ingeslapen.’ (In The Apostolic Fathers, vert. J. B. Lightfoot [1898], 472.)
Video’s over familiehistorisch werk (zie LDS.org).
-
‘Their Hearts Are Bound to You’
-
‘All the Families of the Earth’
-
‘Will I Do My Part?’