‘Les 25: Evaluatie, EnglishConnect 1 voor beginners (2022)
‘Les 25’, EnglishConnect 1 voor beginners
Lesson 25
Review
Doel: Ik evalueer EnglishConnect 1 en kijk terug op mijn ervaring.
Personal Study
Bereid je voor op de gespreksgroep door de activiteiten A t/m D te doen.
Study the Principle of Learning: Learn by Study and by Faith
Leren door studie en geloof
I can rely on God to seek learning by study and by faith.
Ik kan op God vertrouwen om door studie en geloof te leren.
De Heer heeft ons een leerpatroon gegeven:
‘[U moet] ijverig woorden van wijsheid zoeken en ze elkaar leren; ja, put woorden van wijsheid uit de beste boeken; zoek kennis, ja, door studie en ook door geloof’ (Leer en Verbonden 88:118).
Denk aan je ervaring met EnglishConnect. Hoe heb jij dit patroon toegepast? Denk na over de leerbeginselen en uitspraken die we samen bestudeerd hebben:
-
‘Je bent een kind van God’ – Ik ben een kind van God met een eeuwig potentieel en doel.
-
‘Geloof in Jezus Christus oefenen’ – Door Jezus Christus kan ik alles doen, als ik geloof in Hem oefen.
-
‘Verantwoordelijkheid nemen’ – Ik kan mijn eigen keuzes maken en ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen leerproces.
-
‘Elkaar liefhebben en onderwijzen’ – Ik kan van de Geest leren als ik anderen liefheb, onderwijs en met hen leer.
-
‘Voorwaarts streven’ – Met de hulp van God kan ik voorwaarts streven, zelfs wanneer ik met obstakels te maken krijg.
-
‘De Heer raadplegen’ – Ik leer meer door de Heer dagelijks te raadplegen over mijn leerproces.
Je EnglishConnect-groep is wel afgelopen, maar er is nog veel meer dat je volgens God moet leren en ervaren. Je hemelse Vader heeft je lief en wil dat je jouw goddelijk potentieel bereikt. Je kunt op God vertrouwen en kennis blijven zoeken, ‘door studie en ook door geloof’.
Ponder
-
In welke opzichten heb je Gods liefde en hulp ontvangen bij het leren van Engels?
-
Hoe heb je de leerbeginselen in EnglishConnect toegepast?
-
Hoe ga je die leerbeginselen in andere aspecten van je leven toepassen?
Prepare for Activity 1
Lees de instructies voor activiteit 1. Kijk naar de lijst met onderwerpen. Noteer voor elk onderwerp een vraag die je kunt stellen. Lees de vragen hardop voor.
Onderwerpen
Prepare for Activity 2
Lees de instructies voor activiteit 2. Kijk naar de lijst met onderwerpen. Noteer voor elk onderwerp een vraag die je kunt stellen. Lees de vragen hardop voor.
Onderwerpen
Prepare for Activity 3
Lees de instructies voor activiteit 3. Denk aan je stad. Noteer drie vragen en antwoorden over je woonplaats. Lees ze hardop voor. Zie les 21 en les 22 voor woorden en patronen.
Conversation Group
Activity 1: Create Your Own Conversations
(10–15 minutes)
Stel en beantwoord vragen over je naam, hoe het vandaag met je gaat, waar je vandaan komt, je familie en je woning. Wissel elkaar af.
Example
-
A: Hi. My name is Ana. What’s your name?
-
B: Hi, Ana. My name is Niko. How are you?
-
A: I am great. Thanks. How about you?
-
B: I am well. Thanks for asking.
-
A: Where are you from?
-
B: I’m from Brazil. And you?
-
A: Nice. I’m from Guatemala. How many people are in your family?
-
B: There are seven people in my family.
-
A: That’s a big family. Do you live in a house or in an apartment?
-
B: I live in an apartment.
Activity 2: Create Your Own Conversations
(10–15 minutes)
Stel en beantwoord vragen over wat je leuk vindt, je dagelijkse routine en wat je eet. Wissel elkaar af. Wissel van partner en oefen opnieuw.
New Vocabulary
banana |
banaan |
blender |
mixer |
orange |
sinaasappel |
peach |
perzik |
smoothie |
smoothie |
strawberry |
aardbei |
Example
-
A: What do you like to do?
-
B: I like to read. Do you like to read?
-
A: Yes, I like to read too. Do you read every day?
-
B: Yes, I read every day. Before I go to bed, I read. What food do you like?
-
A: I like fruit because it’s delicious.
-
B: Me too! I eat a smoothie for breakfast every morning.
-
A: Wow! How do you make it?
-
B: First, put an orange, a banana, strawberries, and peaches in a blender. Then, mix all the fruit together.
Activity 3: Create Your Own Conversations
(10–15 minutes)
De situatie naspelen. Partner A stelt vragen. Partner B beantwoordt vragen. Wissel elkaar af.
Partner A
Je bezoekt de stad waar partner B woont.
Vraag je partner:
-
Om je over zijn of haar stad te vertellen.
-
Om je de weg te wijzen naar andere locaties in de plaats.
Partner B
Je woont in deze plaats.
Vertel je partner:
-
Over je woonplaats.
-
Hoe je bepaalde locaties in je woonplaats kunt bereiken.
Example
-
A: This is my first time in this city. Tell me about the city.
-
B: It is big and busy.
-
A: Where is the train station?
-
B: It’s on D Street.
-
A: How do I get there from the grocery store?
-
B: Turn right on Main Street. Go straight. Turn left on D Street. The train station is across from the bank.
Je volgende stap
Nu je EnglishConnect 1 hebt afgemaakt, kun je met EnglishConnect 2 verdergaan. Ga naar join.englishconnect.org voor meer informatie.
Ben je nog niet klaar voor EnglishConnect 2? Blijf dan Engels in EnglishConnect 1 leren.
Wat je verder ook doet, bedenk dat je een kind van God bent en dat Hij je vooruitgang kan helpen maken.