Hoofdstuk 12
De verzoening
De verzoening is noodzakelijk voor ons eeuwig heil
-
Waarom is de verzoening noodzakelijk voor ons eeuwig heil?
Jezus Christus is āin de wereld (ā¦) gekomen (ā¦) om voor de wereld te worden gekruisigd en de zonden der wereld te dragen, en de wereld te heiligen en van alle ongerechtigheid te reinigen; dat door Hem allen behouden zouden wordenā (LV 76:41ā42). Het grote offer waarmee Hij voor onze zonden boette en de dood overwon, wordt de verzoening genoemd. Het is de belangrijkste gebeurtenis die ooit op aarde heeft plaatsgevonden: āWant het is noodzakelijk dat er een verzoening wordt teweeggebracht; want volgens het grote plan van de eeuwige God moet er een verzoening worden teweeggebracht, omdat anders het gehele mensdom onvermijdelijk verloren moet gaan; (ā¦) ja, allen zijn gevallen en afgedwaald, en moeten verloren gaan ware het niet voor de verzoening die noodzakelijkerwijs zal worden teweeggebrachtā (Alma 34:9).
De val van Adam bracht twee soorten dood in de wereld: De lichamelijke dood en de geestelijke dood. De lichamelijke dood is de scheiding van lichaam en geest. De geestelijke dood is de verbanning uit Gods tegenwoordigheid. Als deze twee soorten dood niet waren tenietgedaan door de verzoening van Jezus Christus, dan waren twee gevolgen een feit geweest: ons lichaam en onze geest waren nooit meer herenigd en we hadden nooit meer bij onze hemelse Vader kunnen wonen (zie 2Ā Nephi 9:7ā9).
Maar onze alwijze hemelse Vader heeft een geweldig, barmhartig plan uitgewerkt om ons te redden van de lichamelijke en de geestelijke dood. Hij zorgde voor een Heiland die ons op aarde kwam vrijkopen (verlossen) van onze zonden en van de dood. Vanwege onze zonden en onze lichamelijke gebreken, konden we onszelf niet vrijkopen (zie Alma 34:10ā12). Onze Heiland zou zonder zonde moeten zijn en macht moeten hebben over de dood.
Jezus Christus was de enige die ons van onze zonden kon verlossen
-
Waarom was Jezus Christus de enige die ons van onze zonden kon vrijkopen?
Er zijn verschillende redenen waarom Jezus Christus de enige was die onze Heiland kon zijn. De eerste reden is dat onze hemelse Vader Hem verkoos tot Heiland. Hij was de eniggeboren Zoon van God en had dus macht over de dood. Jezus legde uit: āIk [leg] mijn leven af om het weder te nemen. Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemenā (Johannes 10:17ā18).
Jezus kon ook onze Heiland zijn, omdat Hij de enige persoon op aarde is geweest die nooit heeft gezondigd. Daardoor was Hij een smetteloos offer waarmee andermans zonden konden worden vrijgekocht.
Christus leed en stierf om voor onze zonden te boeten
-
Stel uzelf, terwijl u deze paragraaf leest, voor hoe u in de hof van Getsemane of bij het kruis op Golgota getuige bent van Jezusā lijden.
De Heiland heeft met zijn lijden in Getsemane en zijn dood aan het kruis voor de zonden van alle mensen geboet. Wij kunnen niet volledig bevatten hoezeer Hij voor al onze zonden heeft geleden. In de hof van Getsemane leed Hij zo onder de last van onze zonden dat Hij uit iedere porie bloedde (zie LV 19:18ā19). Later stierf Jezus de kruisdood, een van de wreedste executies die de mens maar kan bedenken.
Jezus houdt zo veel van ons dat Hij bereid was om voor ons geestelijke en lichamelijke pijn te ondergaan! En de liefde van onze hemelse Vader voor ons was zo groot dat Hij bereid was zijn eniggeboren Zoon te sturen om voor al zijn andere kinderen te lijden en te sterven. āWant alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbeā (Johannes 3:16).
Iedereen verrijst uit de dood door Jezusā verzoening en opstanding
Op de derde dag na zijn kruisiging nam Christus zijn lichaam weer op Zich en werd Hij de eerste persoon die uit het graf herrees. Toen zijn vrienden bij zijn graf kwamen, zeiden de engelen bij het graf: āHij is hier niet, want Hij is opgewekt, gelijk Hij gezegd heeftā (MatteĆ¼s 28:6). Zijn geest had opnieuw bezit genomen van zijn lichaam, nooit zouden ze weer van elkaar worden gescheiden.
Christus overwon hiermee de lichamelijke dood. Dankzij zijn verzoening zal ieder mens opstaan (zie 1Ā KorintiĆ«rs 15:21ā22). Net zoals Jezus is opgestaan, zal onze geest met ons lichaam herenigd worden, āzodat zij niet meer kunnen stervenĀ (ā¦)Ā , om nooit meer gescheiden te wordenā (Alma 11:45). Dat noemen we onsterfelijk zijn. Alle mensen die ooit hebben geleefd zullen opstaan: āzowel jong als oud, zowel geknechten als vrijen, zowel man als vrouw, zowel goddelozen als rechtvaardigenā (Alma 11:44).
-
Hoe heeft uw begrip van de opstanding u geholpen?
Door de verzoening wordt het mogelijk dat zij die in Christus geloven van hun zonden worden gered.
-
Overdenk hoe de gelijkenis in deze paragraaf ons meer begrip geeft van de verzoening. Wie stellen de mensen in de gelijkenis voor in ons leven?
Dankzij de verzoening van Christus kunnen we de geestelijke dood overwinnen. Hoewel alle mensen zullen opstaan, zullen alleen zij die de verzoening aanvaarden van de geestelijke dood gered worden (zie Geloofsartikelen 1:3).
Wij aanvaarden Christusā verzoening door ons geloof in Hem te stellen. Dit geloof brengt ons ertoe om ons van onze zonden te bekeren, ons te laten dopen, de Heilige Geest te ontvangen en zijn geboden te gehoorzamen. Wij worden gelovige discipelen van Jezus Christus. Wij worden van zonden gereinigd en ontvangen vergeving. Wij gaan ons voorbereiden om naar onze hemelse Vader terug te keren en eeuwig bij Hem te zijn.
De Heiland heeft gezegd: āWant zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden (ā¦) zoals Ikā (LV 19:16ā17). Christus heeft zijn deel gedaan door voor onze zonden te boeten. Als we willen dat zijn verzoening zijn volle uitwerking heeft op ons, moeten we bereid zijn om Hem te gehoorzamen en ons van onze zonden bekeren.
President BoydĀ K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen maakte gebruik van de volgende illustratie om aan te tonen hoe Christusā verzoening het mogelijk maakt om van onze zonden te worden gered als wij ons deel doen.
āIk zal jullie een verhaal vertellen ā een gelijkenis.
āEr was eens een man die iets heel graag wilde hebben. Het leek belangrijker te zijn dan al het andere. Hij ging een grote schuld aan om het te krijgen.
āAnderen hadden hem gewaarschuwd voor grote schulden, en in het bijzonder voor de geldschieter. Maar het was zo belangrijk voor hem om te kunnen doen wat hij wilde doen en te hebben wat hij graag wilde hebben. Hij was zeker dat hij het geld later terug kon betalen.
āDus tekende hij een overeenkomst. Hij zou het geld ergens in de toekomst terugbetalen. Hij maakte zich er niet al te veel zorgen om, want de looptijd leek oneindig. Hij had wat hij wilde hebben en dat was het enige wat belangrijk was.
āHij was zich uiteraard wel bewust van het bestaan van de schuldeiser, en zo nu en dan loste hij wel wat af voor de vorm, maar hij had geen oog voor de naderende afrekening.
āMaar, zoals altijd, brak de dag waarop de overeenkomst afliep aan. De schuld was niet volledig afgelost. Zijn schuldeiser kwam langs en eiste het volledige bedrag.
āPas toen drong het tot hem door dat de schuldeiser het recht had al zijn bezittingen in beslag te nemen, en zelfs het recht om hem in de gevangenis te laten gooien.
ā āIk kan u niet betalen, want ik heb geen geldā, moest hij bekennen.
ā āIk zal uā, zei de schuldeiser, āaan de overeenkomst houden, uw bezittingen in beslag nemen en u zult een gevangenisstraf moeten uitzitten. Dat hebben we afgesproken. Dat was uw keus. U hebt het contract ondertekend en u zit eraan vast.ā
ā āKunt u de termijn niet verlengen of de schuld kwijtschelden?ā, smeekte de schuldenaar. āValt er niets te regelen, zodat ik kan behouden wat ik heb en niet naar de gevangenis hoef? U gelooft toch in barmhartigheid? Kunt u niet barmhartig zijn?ā
āDe schuldeiser antwoordde: āBarmhartigheid is nogal eenzijdig. U zou ermee gebaat zijn. Maar met barmhartigheid krijg ik mijn geld niet terug. Ik eis gerechtigheid. Gelooft u in gerechtigheid?ā
ā āIk geloofde in gerechtigheid toen ik de overeenkomst ondertekendeā, sprak de schuldenaar. āDie stond toen aan mijn kant, want ik dacht erdoor beschermd te worden. Toen had ik geen barmhartigheid nodig, noch dacht ik die ooit nodig te hebben. Ik dacht dat gerechtigheid ons beiden evenzeer ten goede zou komen.ā
ā āDe gerechtigheid eist dat u de schuld terugbetaalt of de straf ondergaatā, antwoordde de schuldeiser. āDat is de wet. Dat zijn we overeengekomen en het recht zal geschieden. Barmhartigheid kan de gerechtigheid niet beroven.ā
āDaar stonden ze dan: de een wilde gerechtigheid, de ander smeekte om genade. Ze bevonden zich in een impasse, waaruit ze geen uitweg zagen.
ā āAls u mijn schuld niet kwijtscheldt, is er geen sprake van barmhartigheidā, sprak de schuldenaar.
āAls ik dat doe, is er geen sprake van gerechtigheidā, reageerde de schuldeiser.
āAan beide wetten kon, zo leek het, niet voldaan worden. Het zijn twee eeuwige idealen die met elkaar in strijd lijken te zijn. Is er geen manier om zowel de gerechtigheid als de barmhartigheid volledig te geven wat hun toekomt?
āJazeker! Aan de wet van gerechtigheid kan volledig worden voldaan en barmhartigheid kan volledig worden verleend ā maar daar is wel iemand anders voor nodig. En zo ging het deze keer.
āDe schuldenaar had een vriend. Hij schoot te hulp. Hij kende de schuldenaar goed. Hij wist dat hij kortzichtig was. Hij vond het dwaas van hem dat hij in een dergelijke situatie was verzeild. Niettemin wilde hij helpen, omdat hij van hem hield. Hij ging tussen hen in staan, keek de schuldeiser aan en deed een aanbod.
ā āIk zal de schuld betalen als u de overeenkomst ontbindt, zodat mijn vriend zijn bezittingen behoudt en niet naar de gevangenis hoeft.ā
āTerwijl de schuldeiser nadacht over het aanbod, vervolgde de middelaar: āU eiste gerechtigheid. Omdat hij u niet kan betalen, zal ik dat doen. Op die manier wordt u eerlijk behandeld en kunt u niets meer eisen. Dat zou niet billijk zijn.ā
āEn dus ging de schuldeiser akkoord.
āDe middelaar richtte zich tot de schuldenaar. āAls ik je schuld betaal, accepteer je mij dan als je schuldeiser?ā
ā āO ja, jaā, huilde de schuldenaar. āJij hebt mij uit de gevangenis gehouden en hebt mij barmhartigheid verleend.ā
ā āGoed,ā zei de weldoener, āJe betaalt de schuld aan mij en ik stel de voorwaarden. Het wordt niet makkelijk, maar het is wĆ©l mogelijk. Ik zal je erbij helpen. Je hoeft de gevangenis niet in.ā
āEn zo kreeg de schuldeiser al zijn geld terug. Hij was billijk behandeld. De overeenkomst was nagekomen.
āDe schuldenaar was barmhartigheid verleend. Aan beide wetten was voldaan. Omdat er een middelaar was, kreeg de gerechtigheid waar zij recht op had en werd er ten volle barmhartigheid verleendā (Conference Report, april 1977, pp. 79ā80; of Ensign, mei 1977, pp. 54ā55).
Onze zonden zijn onze geestelijke schulden. Zonder Jezus Christus, die onze Heiland en Middelaar is, zouden we allemaal de geestelijke dood moeten sterven om voor onze zonden te boeten. Maar dankzij Hem kunnen we, als wij ons aan zijn voorwaarden houden ā ons bekeren en ons aan zijn geboden houden ā naar onze hemelse Vader terugkeren.
Het is geweldig dat Christus ons de mogelijkheid biedt om van onze zonden gered te worden. Hij heeft gezegd:
āZie, Ik ben tot de wereld gekomen (ā¦) om de wereld van de zonde te redden.
āDaarom, wie zich bekeert en als een klein kind tot Mij komt, die zal Ik aannemen, want uit zodanigen bestaat het koninkrijk Gods. Zie, voor zodanigen heb Ik mijn leven afgelegd, en het wederom opgenomen; daarom, bekeert u, en komt tot Mij, gij einden der aarde, en laat u reddenā (3Ā Nephi 9:21ā22).
-
Overdenk hoe we onze dank kunnen tonen voor de verzoening.
Aanvullende teksten
-
Alma 34:9ā16 (verzoening noodzakelijk; offerande van God)
-
2Ā Nephi 9:7ā12 (de verzoening redt ons van de lichamelijke en geestelijke dood)
-
Romeinen 5:12ā17 (door Ć©Ć©n mens is de dood gekomen, door Ć©Ć©n mens het leven)
-
Helaman 14:15ā18 (doel van Jezusā dood)
-
Geloofsartikelen 1:3 (iedereen kan worden gered)
-
1Ā Petrus 1:18ā20 (Jezus is voorgeordend)
-
MatteĆ¼s 16:21 (Jezusā offer was noodzakelijk)
-
Lucas 22:39ā46 (Jezusā lijden in de hof)
-
1Ā Johannes 1:7 (Jezus reinigt van zonde)
-
2Ā Nephi 9:21ā22 (de Heiland heeft voor alle mensen geleden)
-
Mosiah 16:6ā8 (de opstanding is alleen mogelijk door Jezus)
-
Alma 11:40ā45; Mormon 9:12ā14 (iedereen zal opstaan)
-
Jesaja 1:18 (zonden worden wit gemaakt)
-
1Ā KorintiĆ«rs 15:40ā44; Alma 40:23 (omschrijving van de opstanding)