Kom dan en volg Mij
Welke invloed heeft mijn taalgebruik op mij en de mensen om mij heen?


Welke invloed heeft mijn taalgebruik op mij en de mensen om mij heen?

Uit onze manier van communiceren blijkt ons begrip van wie we als kind van God zijn. Onze woorden kunnen anderen opbouwen en aanmoedigen, of hen pijn doen en beledigen. Met opbouwend taalgebruik nodigen we de Heilige Geest uit om bij ons te zijn.

Uw geestelijke voorbereiding

Hoe laat u door uw taalgebruik blijken dat u weet wie u bent? Hoe gebruikt u woorden om te inspireren, onderwijzen, troosten en communiceren? In hoeverre zijn de normen voor gepast taalgebruik in de wereld tijdens uw leven veranderd?

Is het taalgebruik van de jongemannen opbouwend en aanmoedigend, of kwetsend en aanstootgevend voor anderen? Hoe kunnen de jongemannen anderen om hen heen aanmoedigen taal te gebruiken die de Geest van de Heer uitnodigt?

Welke Schriftteksten en toespraken zullen de jongemannen het belang doen inzien van hun taalgebruik in de omgang met anderen?

Spreuken 15:1–4; 16:24; 1 Timoteüs 4:12; Jakobus 3:2–10; Alma 31:5; LV 108:7 (onze woorden kunnen grote invloed hebben op anderen)

Matteüs 12:36; 15:11; Efeziërs 4:29–32; Mosiah 4:30 (we dienen onze woorden zorgvuldig te kiezen)

Jean B. Bingham, ‘Ik zal thuis het licht van het evangelie uitstralen’, Liahona, november 2016, 6–9

Jeffrey R. Holland, ‘De taal der engelen’, Liahona, mei 2007, pp. 16–18

W. Craig Zwick, ‘Wat vind jij?Liahona, mei 2014

Taalgebruik’, Voor de kracht van de jeugd (2011), pp. 20–21

Vloeken’, Trouw aan het geloof (2004), pp. 185–186

Video’s: ‘Club tegen vloeken’; ‘Pesten — stop ermee’

4:57
10:14

Onderwijzen naar het voorbeeld van de Heiland

In elke situatie was de Heiland ons voorbeeld en onze raadsman. Hij leerde zijn volgelingen bidden door met hen te bidden. Hij leerde hen liefhebben en dienen door de manier waarop Hij hen liefhad en diende. Hij leerde hen hoe zij in zijn evangelie moesten onderwijzen door de manier waarop Hij onderwees. Denk bij de voorbereiding van uw lessen aan de manier waarop de Heer communiceerde en hoe wij op opbouwende en aanmoedigende wijze met anderen kunnen communiceren, waarbij de Heilige Geest wordt uitgenodigd.

Laat de jongemannen leiden

Een lid van het quorumpresidium (of een assistent van de bisschop in het priestersquorum) leidt de quorumvergadering. Hij leidt de jongemannen in hun overleg over quorumaangelegenheden, leert ze hun priesterschapstaken (uit de Schriften en uit het boekje Plicht jegens God), moedigt ze aan over hun ervaringen met de vervulling van hun plicht jegens God te vertellen en hij laat een evangelieles geven door een adviseur of ander quorumlid. Hij kan zich hierop voorbereiden door tijdens de presidiumvergadering een agenda voor de quorumvergadering in te vullen.

De leerervaring beginnen

Kies een van deze ideeën of bedenk er zelf een om de vorige les te herhalen en de les van deze week in te leiden:

  • Laat een aantal jongemannen vertellen wat indruk op ze heeft gemaakt in de les van vorige week.

  • Zet de volgende zinsneden op het bord:Woorden die we lezen. Woorden die we horen. Woorden die we schrijven. Woorden die we spreken. Laat de jongemannen Efeziërs 4:29–32 lezen en uitleggen wat de vier zinsneden op het bord met die passage te maken hebben. Nodig de jongemannen uit om over de volgende vragen na te denken: hoe voel je je over de taal die je leest, hoort en gebruikt? Hoe bevorderen of belemmeren onze woorden de leiding van de Heilige Geest?

Samen leren

Elk van de onderstaande leeractiviteiten zal de jongemannen meer inzicht geven in het belang van goed taalgebruik. Kies er onder inspiratie van de Geest een of meer uit die voor uw quorum het beste zijn:

  • Laat de helft van het quorum het verhaal van de kano lezen in zuster Jean B. Binghams toespraak ‘Ik zal thuis het licht van het evangelie uitstralen’. Laat de andere helft het verhaal van de jonge man lezen die als tiener gepest werd. Laat elke groep vervolgens de andere groep uitleggen wat ze over het mogelijke effect van onze woorden op anderen te weten zijn gekomen. Vraag de jongemannen aan iemand te denken die ze bewonderen. Laat ze plannen maken om hun bewondering aan die persoon kenbaar te maken.

  • Zet op het bord: ‘Wie in zijn spreken niet struikelt, is in staat ________.’ Laat de jongemannen de zin op basis van Jakobus 3:2–10 verder aanvullen. Laat elke jongeman een van de vergelijkingen lezen die Jakobus gebruikt (toom, vss. 2-3; schip, vs. 4; bosbrand, vss. 5–6; dodelijk venijn, vss. 7–8; zuivere bron, vss. 10–11). Laat de jongemannen, na zich daarop te hebben voorbereid, aan de rest van het quorum uiteenzetten wat hun vergelijking over de beheersing van ons taalgebruik vertelt. Vraag ze wat ze kunnen doen om op hun taalgebruik te letten.

  • Vraag de jongemannen een paar dagen vóór de les om een inspirerend citaat dat ze mooi vinden mee te nemen naar de quorumvergadering. Laat elke jongeman zijn citaat voorlezen en vertellen welke invloed het op hem heeft. Laat het quorum zoeken naar voorbeelden in de Schriften die de krachtige positieve invloed van onze woorden op anderen illustreren (bijvoorbeeld opperbevelhebber Moroni en het vaandel der vrijheid [zie Alma 46:11–22], de Heiland en de overspelige vrouw [zie Johannes 8:1–11] of Abinadi en Alma [zie Alma 5:9–12]). Wat komen de jongemannen uit deze voorbeelden te weten over de uitwerking die hun woorden op anderen kunnen hebben?

  • Geef elke jongeman een gedeelte van de toespraak ‘De taal der engelen’ van ouderling Jeffrey R. Holland en laat ieder de kernboodschap van zijn gedeelte markeren (geef de jongemannen niet de titel van de toespraak). Laat iedere jongeman op het bord zetten wat hij heeft gemarkeerd en toelichten waarom. Vraag de quorumleden naar mogelijke titels voor de toespraak op basis van de kernboodschap die ze hebben vastgesteld. Vraag een paar jongemannen wanneer ze iets opbouwends tegen iemand anders zeiden of een ander tegen hen.

  • Vertoon een van de video’s in dit overzicht en laat de jongemannen bespreken wat zij uit de video over bekering leren. Laat ze overwegen hoe zij invloed op anderen kunnen uitoefenen om zo te communiceren dat de Geest van de Heer wordt uitgenodigd. Hoe zouden ze bijvoorbeeld een vriend of vriendin kunnen helpen die gewend is grove taal in de mond te nemen? Of hoe kunnen zij anderen met behulp van elektronische communicatie opbeuren en aanmoedigen? Laat ze naar antwoorden zoeken in ‘Taalgebruik’ in  Voor de kracht van de jeugd. Vraag ze hun gedachten te uiten.

  • Laat de jongemannen 1 Nephi 5:1–7 doorlezen en vertellen wat ze uit het voorbeeld van Sariah en Lehi leren over de invloed van onze woorden op onszelf en anderen. Vraag ze in dat verband de opmerkingen van ouderling W. Craig Zwick te lezen in zijn toespraak ‘Wat vind jij?’ Wat komen de jongemannen nog meer uit die toespraak te weten? Vraag hoe ze in hun omgang met familieleden en anderen Lehi’s voorbeeld kunnen volgen.

Vraag de jongemannen wat ze vandaag hebben geleerd. Begrijpen zij het belang van goed en opbouwend taalgebruik? Wat voor gevoelens of ingevingen hebben ze gekregen? Hebben ze nog vragen? Zou het de moeite waard zijn om meer tijd aan deze leer te besteden?

Onderwijstip

‘Als u zich met een gebed in het hart op de les voorbereidt, […] wordt u misschien geleid om bepaalde beginselen te benadrukken. U begint misschien te begrijpen hoe u bepaalde beginselen het best kunt presenteren. U ontdekt wellicht voorbeelden, aanschouwelijk onderwijs en inspirerende verhalen in het dagelijks leven. U krijgt misschien het gevoel dat u een bepaald iemand moet uitnodigen om u bij de les te helpen. U wordt wellicht aan een persoonlijke ervaring herinnerd waar u over kunt vertellen.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 48.)

Video’s: ‘Op het geleerde terugkomen’

1:40

Meer bekijken

Uitnodiging om in actie te komen

De jongeman die de leiding heeft, sluit de vergadering. Hij kan het volgende doen:

  • Getuigen van hoe gepast taalgebruik anderen kan opbouwen en bemoedigen en het gezelschap van de Heilige Geest uitnodigt.

  • De jongemannen laten toezeggen dat ze taal gaan gebruiken die passend is voor hun heilige roeping als Aäronisch-priesterschapsdrager.