Jaarlijkse uitzendingen
We zijn niet helemaal tot hier gekomen om niet verder dan hier te komen


19:39

We zijn niet helemaal tot hier gekomen om niet verder dan hier te komen

Jaarlijkse instructie-uitzending S&I voor 2020

Dinsdag 9 juni 2020

Het is geweldig om bijeen te zijn. We hopen dat het u en uw gezin goed gaat. Dit jaar vieren we het tweehonderdste jubileum van het eerste visioen. Ik ben dankbaar voor Joseph Smith en zijn voorbeeld van geloof en verlangen naar waarheid. Ik ben ook dankbaar dat onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, hun liefde voor ons lieten blijken door Josephs nederige gebed te beantwoorden. We hebben de kracht van de woorden gevoeld bij het horen van ‘Ere de man tot wie sprak weer Jehova’.1 Ik zou daar aan willen toevoegen: ere Jehova die weer tot de mens spreekt. Ik ben erg dankbaar voor wat Joseph in het heilige bos heeft meegemaakt.

Joseph keerde na zijn visioen naar huis terug, waar hij tegen zijn moeder zei: ‘Alles is in orde […]. Ik ben [het] nu zelf te weten gekomen.’2 Het patroon dat Joseph in zijn zoektocht naar waarheid volgde, is hetzelfde patroon dat onze cursisten moeten volgen. En net zoals Joseph het uit eigen ervaring zelf te weten kwam, hopen wij dat al onze cursisten zelf te weten komen dat onze hemelse Vader ze kent en liefheeft, dat Jezus de Christus is en dat Hij in deze laatste dagen aan het hoofd van zijn kerk staat.

Sinds het begin van het seminarie en instituut is er veel over onderwijzen en leren gezegd. Van de uitgezette koers tot de huidige basisprincipes voor evangelieonderwijs en -studie heeft geïnspireerde leiding ons geholpen om doeltreffend in het herstelde evangelie zoals dat in de Schriften en de leringen van profeten uiteengezet wordt te onderwijzen. We moeten die basis nooit aan de kant schuiven. Maar we moeten ook niet bang zijn om nieuwe dingen te leren of ons begrip te verruimen, zodat we onze cursisten optimaal kunnen helpen om dingen zelf te weten te komen.

Ik ben dankbaar voor de vooruitgang die we maken. Ik heb in sommige opzichten het gevoel dat we samen een berg aan het beklimmen zijn. We hadden niet zo ver kunnen komen zonder de ervaringen en openbaringen in het verleden, maar we mogen nooit laks worden en vergeten opwaarts te gaan. Ik moet aan de woorden van ouderling Jeffrey R. Holland in de afgelopen algemene conferentie denken: ‘[We zijn] niet helemaal tot hier gekomen om niet verder dan hier te komen.’ [Judith Mahlangu (conferentie voor meerdere ringen nabij Johannesburg [Zuid-Afrika], 10 november 2019), in Sydney Walker, ‘Elder Holland Visits Southeast Africa during “Remarkable Time of Growth”’, Church News, 27 november 2019, thechurchnews.com].3 We zijn halverwege de berg en de Heer staat klaar om ons nog meer te geven.

Met dat voor ogen heeft ouderling Kim B. Clark ons gevraagd om niet alleen stil te staan bij wat en hoe we onderwijzen, maar ook bij de leerling, het leerproces en de leerresultaten. Hij opperde de volgende vraag: ‘Wat voor leerervaringen hebben mijn cursisten nodig die hun leervermogen en vaardigheden vergroten en ze tot een dieper leerproces brengen?’ Als we onze opmerkelijke geschiedenis met recente richtlijnen combineren, is de vraag wellicht: ‘Hoe kunnen we Christus en de leerling nog meer centraal stellen?’

Ouderling David A. Bednar liet op onze meest recente Avond met een algemeen autoriteit zien hoe je de leerling centraal stelt. Hij was er duidelijk niet op uit om ons iets te vertellen, maar wilde ons wel iets leren. Hij stelde vragen, was opmerkzaam en luisterde om zeker te weten dat we het begrepen. Hij liet ons ook weten hoe hij tegen onderwijzen aankijkt toen hij zei: ‘In plaats van te denken: wat ga ik tegen ze zeggen?, concentreert u zich op: wat ga ik ze vragen? En niet alleen: wat ga ik ze vragen?, maar ook: wat ga ik ze vragen te doen?’4

De vermaarde professor en rabbi Jacob Neusner zei eens: ‘Goede leerkrachten onderwijzen niet. Zij helpen studenten leren.’ Zeker, er is een symbiotische relatie tussen doeltreffend onderwijzen en leren. Maar volgens mij bedoelt Dr. Neusner dat we onze opvatting van doeltreffend onderwijs moeten verruimen. We moeten ons minder op kennisoverdracht richten en meer op leerervaringen die onze cursisten tot leren aanzetten. Dat betekent dat we onze cursisten helpen ervaren dat de Heilige Geest van waarheid en Gods liefde voor hen getuigt. Het betekent dat we een veilige omgeving scheppen waarin ze vragen durven stellen, waarheid ontdekken, leerstellige verbanden leggen, getuigenissen van medecursisten horen, en hun eigen gedachten, gevoelens en indrukken over de waarheden die ze leren, evalueren en onder woorden brengen. Het betekent dat we voor inspirerende ervaringen zorgen, zodat ze het evangelie willen naleven, weten hoe ze in geloof kunnen handelen, van hun fouten leren en het opnieuw met hoop in Christus proberen. Zo komen ze zelf dingen te weten.

We wilden meer inzicht krijgen in de ervaringen die de cursisten onder onze hoede nodig hebben. We besloten het ze gewoon zelf te vragen. Een onderzoeksteam sprak met duizenden jonge mensen op vier continenten. Ze spraken met cursisten en ook met velen die momenteel niet ingeschreven zijn. We hebben de ongelooflijke hoeveelheid gegevens samengevat en de antwoorden daarbij in drie categorieën ondergebracht.

De eerste categorie hebben we ‘Bekering’ genoemd. De jongeren en jongvolwassenen vertelden ons dat ze behoefte hebben aan leerervaringen waardoor ze Gods liefde voelen en hun band met Hem versterken. Zij willen hun geloof in en getuigenis van Jezus Christus en zijn herstelde evangelie verdiepen. Dat is uiteraard precies wat wij voor ze willen.

Het goede nieuws is dat het onderzoek aantoont dat onze lessen dat ook bewerkstelligen. Wie consequent actief van leermogelijkheden gebruikmaken, versterken hun getuigenis en hun geloof in Jezus Christus aanzienlijk. Dat is een van de vele redenen waarom we meer jonge mensen willen uitnodigen om mee te doen. Als ze samen met u leren, groeit hun geloof en getuigenis.

Bedankt voor alles wat u doet om ze te helpen hun bekering te verdiepen. We hebben veel vooruitgang geboekt, doordat we ons hebben verdiept in onderwijsbeginselen waarmee onze cursisten een dieper leerproces doormaken. En ik geloof dat de Heer ons nog meer wil leren als we om zijn leiding vragen. Als u de mogelijkheden overdenkt, overweegt u dan ook onder gebed de leerervaringen die cursisten nodig hebben, zodat ze hun vermogen en capaciteit vergroten en het plan van onze hemelse Vader en de leringen en verzoening van Jezus Christus beter begrijpen? Overweeg hoe u ze naar de invloed van de Heilige Geest kunt laten zoeken, die te herkennen en in geloof te handelen, zich te bekeren en heilige verbonden te sluiten en na te komen. En dan hopen we dat de leerervaringen die ze hebben, er uiteindelijk toe leiden dat ze Jezus Christus kennen en liefhebben, en Hem tot voorbeeld nemen.

De tweede categorie antwoorden van de deelnemers aan het onderzoek hebben we ‘Relevantie voor persoonlijke geestelijke groei’ genoemd. De geënquêteerden gaven aan dat lessen relevant aanvoelen als leerkrachten oog hebben voor verschillende omstandigheden en achtergronden van cursisten, en de leerervaring op individuele behoeften afstemmen. Ze gaven aan behoefte te hebben aan een plek waar ze oprechte vragen kunnen stellen over de leer, kerkgeschiedenis en maatschappelijke kwesties die voor hen belangrijk zijn. Ze zijn er niet op uit om over die kwesties te redetwisten. Ze hebben oprechte vragen en behoefte aan een veilige, met geloof vervulde, open omgeving om er dieper op in te gaan. Ze hebben leerkrachten nodig die niet alleen met geloof op hun vragen reageren, maar ook met openhartigheid en medeleven. Ze willen ook leren hoe leren in zijn werk gaat, en geestelijk zelfstandiger worden. Ze willen vaardigheden ontwikkelen waarmee ze denkbeelden kunnen analyseren en in een eeuwige context plaatsen. Ze willen evangeliebeginselen en kerkbeleid zelfverzekerder aan anderen kunnen uitleggen. En ze willen vaardigheden ontwikkelen om evangeliebeginselen bij dagelijkse moeilijkheden praktisch te gebruiken.

Wat cursisten ons als hun wensen en behoeften aangaven, sluit aan bij de raad die we vorig jaar van ouderling Jeffrey R. Holland kregen. Hij drukte ons op het hart: ‘Een cursist is geen vat dat u moet vullen; een cursist is een vuur dat u moet aansteken.’5

Onze rol als leerkracht is bij onze cursisten de passie om te leren aan te kweken; om openbaring te ontvangen; en om de waarheid te ontdekken en begrijpen, en die verworven waarheden na te leven. We strooien niet simpelweg de kennis uit onze eigen studie en leerervaringen over ze uit. En we moeten bedenken dat wat ons relevant toeschijnt, voor onze cursisten in een andere levensfase minder toepasselijk kan zijn. We moeten dus echt naar ze luisteren, opmerkzaam zijn en om onderscheidingsvermogen bidden.

Helaas zijn veel jongeren en jongvolwassenen, vooral zij die niet meedoen, van mening dat onze lessen niet relevant genoeg zijn. Ze vinden dat we ons drukker maken over het geven van de les die we hebben voorbereid dan om hun behoeften. Ze gaven aan dat onze lessen te vaak het ideaalbeeld belichten en te weinig ingaan op het echte leven of de vragen die ze hebben.

Stel u bijvoorbeeld een instituutsleerkracht voor die de leer van het celestiale huwelijk bespreekt. Ze gaat ervan uit dat het onderwerp voor jonge alleenstaanden heel relevant is. De cursisten in de les geloven al in het belang van een tempelhuwelijk, maar sommigen weten niet goed hoe ze die leer in hun leven moeten toepassen. Sommigen komen uit een ontwricht gezin en zijn bang dat een huwelijk misschien geen succes wordt. Anderen in de les vragen zich wellicht af of ze het zich financieel wel kunnen veroorloven om te trouwen en kinderen groot te brengen. Anderen betwijfelen misschien of ze die kans ooit zullen krijgen. Weer anderen voelen zich tot hetzelfde geslacht aangetrokken en twijfelen aan hun plek in de kerk. De les verloopt volgens plan, maar biedt geen ruimte voor zinvolle deelname van de cursisten. De leerkracht meent dat ze op grond van het onderwerp op relevante manieren op de belevingswereld van de cursisten heeft ingehaakt. Maar de waarheid is dat ze weliswaar in de leer onderwees, maar daarbij niet inging op de onzekerheden en behoeften van de cursisten, en niet aansloot bij wat er werkelijk in hun leven speelde. Dit was een gemiste kans om ze het belang van de leer in hun eigen situatie te laten inzien.

Een leerkracht met oog voor de geestelijke vooruitgang van haar cursisten is bereid om ze in hun omstandigheden tegemoet te treden. Ze biedt ze hoop en inzicht in de zegeningen door naleving van het evangelie, en hoe ze daardoor hun ultieme doelen kunnen verwezenlijken. Ze kweekt bij hen het vertrouwen dat de Schriften en de leringen van de hedendaagse profeten werkelijk de antwoorden op de vragen van hun ziel verschaffen.

Laat onze cursisten het belang en de relevantie van het evangelie in hun leven inzien. Overweegt u dan ook onder gebed hoe u ze kunt stimuleren om oprechte vragen te stellen en hun inzichten en gezichtspunten aan te dragen? Ze moeten erop kunnen vertrouwen dat u ze kent en begrijpt, en dat u bereid bent om hun behoeften voorop te stellen. Zorg voor ervaringen waardoor ze de Schriften dagelijks willen bestuderen, en leiding uit de Schriften en de leringen van de hedendaagse profeten gaan putten. Leer ze de vaardigheden en patronen ontdekken waarmee ze geestelijke kennis opdoen, zodat ze het zelf te weten kunnen komen.

De derde categorie op grond van de reacties van onze cursisten, met name van hen die niet meedoen, geeft de behoefte om erbij te horen aan. Erbij horen uit zich in een goede band en verbondenheid met onze hemelse Vader, met de leerkracht en met de andere cursisten. Het gevoel erbij te horen ontstaat in een omgeving waar iedereen zich welkom, gesteund, nodig en gewaardeerd weet. Het gevoel erbij te horen neemt ook toe als cursisten zich onderdeel van een zinvolle zaak voelen.

Ik wil u wederom bedanken. Ik waardeer uw reactie op de training ‘Die ene zien’ enorm, en ook uw inspanningen om iedere cursist zich geliefd en gerespecteerd te laten voelen. Daar moeten we mee doorgaan, omdat velen die momenteel niet ingeschreven zijn nog steeds menen dat ze er niet bij horen. Ze meldden vaak dat seminarie- en instituutscursussen alleen zijn voor wat ze als volmaakte heiligen der laatste dagen beschouwen die nooit problemen of vragen hebben gehad. Dat valse beeld geeft ze het idee dat ze er niet tussen passen. Sommigen hebben zelfs het idee dat ze om een oprechte vraag of een welgemeend gezichtspunt veroordeeld of als afvallig weggezet worden. Ze gaven ook aan dat ze eerder mee zouden doen als iedereen welkom was, ongeacht iemands innerlijke geloof of uiterlijke verschijning.

Broeder Linford zag onlangs een jonge vrouw voor een van onze gebouwen staan. Hij stelde zichzelf voor en vroeg of ze voor een cursus was ingeschreven. Ze antwoordde dat ze lid van de kerk was en van het instituut afwist, maar er niet aan meedeed. Ze zei verder: ‘Als u mij en mijn verleden kende, zou u weten dat ik daar niet thuis hoor. Ik zou er niet tussen passen.’ Gelukkig accepteerde deze jonge vrouw de uitnodiging van broeder Linford om binnen te komen. Ze werd hartelijk verwelkomd. Ze schreef zich in voor een cursus en deed gelijk mee. Maar ik vraag me af hoeveel honderden, misschien wel duizenden, jonge mensen buiten onze gebouwen hebben gestaan die precies nodig hebben wat onze cursussen bieden, maar het gevoel hadden dat ze er niet bij hoorden.

Ze hebben niet alleen nodig wat wij te bieden hebben, maar wij hebben hen ook nodig. Leerkrachten die het gevoel van erbij horen aanwakkeren, zien oprecht in dat iedere cursist iets kan bijdragen dat van de les een betere leerervaring maakt.

Ik zag daar een prachtig voorbeeld van toen ik in broeder Andre’s les een jonge man ontmoette. Michael was om gezondheidsredenen vervroegd van zending teruggekeerd. Toen hij zich weer op het zendingsveld voorbereidde, werd hij door een auto geschept. Hij lag lang met diverse gebroken botten in het ziekenhuis. Tegen de tijd dat hij het ziekenhuis verliet, had hij zijn droom om zijn zending af te maken opgegeven. Hij ging aan extreme sporten doen en dwaalde van de kerk af. Op een dag was hij alleen en besloot zonder vangnet via een lang slap koord een ravijn over te steken. Na de oversteek wilde hij juichen en een vreugdedans maken, maar toen keek hij omlaag en besefte dat zijn leven bij een valpartij voorbij was geweest.

Op dat moment dacht hij aan zijn moeder en zusje, hoe kapot ze zouden zijn als hij dood was. Vervolgens dacht hij aan de Heiland en alles wat Hij voor hem had gedaan, en de Geest vervulde zijn hart. Hij daalde de rotswand af en begon zijn terugkeer naar de kerk. Via opmerkelijke wegen kreeg hij inzicht in de barmhartigheid, liefde en macht tot verlossing van de Heiland.

Een tijdje later was Michael op het strand. Hij herinnerde zich opeens dat hij vóór zijn zending het instituut bijwoonde. Hij verliet meteen het strand en wandelde het instituutsgebouw binnen, enkele minuten voordat er een les zou beginnen. Broeder Andre wist op dat moment vrijwel niets van wat ik u net heb verteld. Hij wist wél dat Michael daar op zijn plek was en dat hij veel te bieden had. Broeder Andre nodigde Michael uit om te blijven, maar Michael had het gevoel dat men hem waarschijnlijk niet zou verwelkomen. Hij had alleen een zwembroek en tanktop aan. Zijn armen waren van zijn polsen tot op zijn schouders met tatoeages bedekt. Hij zei dat hij zich liever wilde omkleden en een hemd met lange mouwen aandoen voordat hij aan de les meedeed. Broeder Andre’s reactie was: ‘Daar zal echt niemand op letten.’ Michael bleef. Maar toen de andere cursisten binnenkwamen, ging niemand bij hem zitten. Na de opening vroeg broeder Andre Michael naar voren te komen, waar hij hem aan de klas voorstelde. Hij zei tegen de andere cursisten dat hij van Michael hield, dat Michael veel te bieden had, dat hij een goed hart had. Daarna vroeg hij of Michael zijn getuigenis wilde geven. Met tranen in zijn ogen sprak Michael over Gods liefde, over zijn goedheid en goedertierenheid, en bereidheid om te vergeven. Michaels getuigenis was ieder van ons die er die dag bij waren, tot zegen.

Broeder Andre zag iets in Michael wat anderen misschien niet zagen. Hij heeft als leerkracht oog voor een verscheidenheid aan achtergronden en omstandigheden, en begrijpt dat iedereen iets bij te dragen heeft. Hij zorgt dan ook voor leerervaringen die zijn cursisten de kans bieden om kracht bij elkaar op te doen en samen te verlangen naar de vrede, genezing en genade van de Heiland. Na de les volgde nog een mooi moment toen diverse cursisten om Michael heen gingen staan om hem te verwelkomen en te verzekeren dat hij nodig was.

Zoals ik al eerder zei, krijgen mensen ook het gevoel erbij te horen als ze bij een zinvolle zaak betrokken zijn. Onze cursisten willen graag iets op humanitair vlak betekenen, en anderen tot een waardig, gelijkwaardig en kansrijk bestaan verheffen. Over het algemeen koppelen ze wat ze leren of de gelegenheden die ze krijgen niet aan een dergelijke zaak. Hoewel de grootste zaak op aarde de zaak van Christus en de vergadering van Israël aan beide kanten van de sluier is, koppelen de meesten hun ervaringen in het seminarie en instituut niet aan die zaak.

Overweegt u de mogelijke veranderingen in uw onderwijs, uw interacties en zelfs uw klasindeling, zodat alle kinderen van onze hemelse Vader zich welkom voelen? U zou af en toe eens een blauw overhemd aan kunnen doen. Maar belangrijker nog: gaat u onder gebed voor leerervaringen zorgen waardoor de cursisten de liefde van hun hemelse Vader voelen en hun goddelijke identiteit en potentieel inzien? Laat ze weten dat u om ze geeft en hun waarde als individu kent. Stel ze in staat om aansluiting bij andere cursisten te vinden, en geef ze het gevoel dat ze veilig en nodig zijn. Stimuleer ze om aan de zaak van Christus mee te werken door anderen op het verbondspad vooruit te helpen. Als u dergelijke ervaringen aanwakkert, weten ze dat ze erbij horen.

Ik begrijp dat we al die dingen niet elke dag kunnen doen. Maar we kunnen er wel bij stilstaan in onze voorbereiding, ons onderwijs en onze interacties met onze cursisten. Het maakt niet uit of u in het seminarie of instituut lesgeeft, in een klaslokaal of online, vroeg in de ochtend of laat in de avond – met deze beginselen bent u uw cursisten tot zegen en zorgt u voor de leerervaringen die ze nodig hebben.

Er gebeurt al heel veel goeds, en het beste moet nog komen. Bedenk: we zijn niet helemaal tot hier gekomen om niet verder dan hier te komen. Ik weet dat de Heer ons zal ingeven hoe we zijn kinderen tot zegen kunnen zijn, als we oprecht naar openbaring streven. Hij staat klaar om ons individueel en als groep van ervaringen te voorzien die voor diepgaande bekering zorgen, relevant voor persoonlijke groei zijn en het gevoel van erbij horen bevorderen. Hij staat klaar om ons meer te geven. Mogen wij ons in geloof tot Hem blijven wenden en weten hoe we onze cursisten kunnen helpen om zelf tot leren te komen. Dat is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.