Jaarlijkse uitzendingen
Panelgesprek


33:27

Panelgesprek

Jaarlijkse instructie-uitzending S&I 2020

9 juni 2020

Broeder Jason Willard: Welkom bij dit panelgesprek, waar u ook bent. Ik ben Jason Willard en ik ben adjunct-bestuurder seminarie en instituut voor godsdienstonderwijs. We verwelkomen met genoegen deze bijzondere gasten: zuster Reyna Aburto, tweede raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium; zuster Michelle Craig, eerste raadgeefster in het algemeen JV-presidium; zuster Jill Johnson, echtgenote van onze commissaris, ouderling Paul V. Johnson; en S&I-adjunct-bestuurders Chad Wilkinson en Bert Whimpey. Bedankt voor uw komst.

We zullen in dit gesprek wat vragen bespreken in de hoop dat dat u zal helpen om de jongeren en jongvolwassenen meer tot zegen te zijn. We hebben bij de voorbereiding van dit gesprek om hemelse hulp gevraagd, en nodigen u uit om dat ook te doen.

Laten we beginnen met de eerste vraag. Steeds meer leerkrachten, cursisten en gezinnen kampen met stress, angst, depressie en andere emotionele problemen. Hoe kunnen we hen helpen?

Zuster Reyna I. Aburto: Ik denk dat we allemaal behoefte aan genezing hebben. Maar het is belangrijk dat we onze cursisten duidelijk maken dat er niets mis met ze is als ze met hun emoties worstelen, dat emoties deel van onze goddelijke natuur uitmaken. Maar als we voortdurend neerslachtig zijn, moeten we waarschijnlijk hulp inroepen. Volg het voorbeeld van de Heiland. Hij stelde vragen waardoor mensen hun gevoelens konden uiten. Hij liet ze hun verdriet uiten. Bijvoorbeeld: Hij stelde Maria en Martha vragen toen Lazarus gestorven was. Op de weg naar Emmaüs praatte Hij met zijn discipelen. Hij stelde hun vragen om ze hun zorgen en verdriet te laten uiten omdat ze hun Heiland kwijt waren. Hij stelde bij het graf ook vragen aan Maria Magdalena en aan verschillende andere mensen om ze hun gevoelens te laten uiten.

We behoren een sfeer te scheppen waarin de cursisten zich veilig genoeg voelen om hun gevoelens te uiten – niet noodzakelijkerwijs in de klas of aan elkaar. Dat kan schriftelijk zijn, aan een familielid, aan een vriend, maar vooral aan onze hemelse Vader. We kunnen hun vragen stellen waardoor ze hun gevoelens op de een of andere manier kunnen uiten. ‘Welke zorgen heb je over je vrienden en familieleden?’ ‘Hoe kunnen we elkaar helpen?’

Ik heb gemerkt dat mensen, als we ze vragen naar ideeën of inspiratie over anderen helpen, ze die inspiratie krijgen als ze erom bidden. Dan kunnen ze helpen. Als we dus een sfeer scheppen waarin mensen niet veroordeeld worden, dan helpen we ze. Maak ze duidelijk dat er geen verkeerde antwoorden zijn. Stel open vragen en geef ze het gevoel dat ze veilig hun gevoelens kunnen uiten. Ze staan er niet alleen voor als ze met iets worstelen. Ze kunnen onze hemelse Vader, onze Heiland en elkaar om hulp vragen. Wat ze ook meemaken, ieder is een kind van God. Ze kunnen zich tot onze hemelse Vader wenden. We zijn allemaal broeders en zusters en kunnen ons tot elkaar wenden. We zijn ook allemaal volgelingen van Christus en kunnen ons tot Hem wenden.

Broeder Bert Whimpey: Ik moet denken aan de conferentietoespraak van ouderling Holland in oktober 2013. Hij sprak over zijn worsteling met depressie. Hij zei dat we ons net zo min voor psychische problemen moeten schamen als voor hoge bloeddruk of een kwaadaardige tumor.1 Het is goed om erover te praten en onze gevoelens te uiten. Hij gaf ons de goede raad om ons geloof in onze hemelse Vader niet te verliezen, leiders te raadplegen die de sleutels voor ons geestelijke welzijn dragen, en zo nodig advies van een bekwame therapeut of psycholoog in te winnen.2

Niet alleen onze cursisten, maar ook onze leerkrachten moeten weten dat het goed is om erover te praten en de nodige hulp in te roepen. We kunnen als leerkracht met personeelszaken praten om te kijken hoe en waar we hulp kunnen krijgen. De website van de kerk bevat ook nuttig materiaal.

Broeder Willard: Bedankt, broeder Whimpey. De volgende vraag gaat over onze jongeren en jongvolwassenen. Hoe kunnen we ze laten inzien dat de kerk relevant is, dat ze de kerk nodig hebben, en dat de kerk hen nodig heeft?

Zuster Michelle Craig: Dat is een erg belangrijke vraag. Onze jongeren en jonge alleenstaanden moeten beseffen dat hun lidmaatschap van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen meer inhoudt dan een lijst met regels of af te vinken taken. Het is meer dan een vereniging. Ze moeten snappen dat het evangelie van Jezus Christus om liefde draait. Liefde voor God en liefde voor anderen. Door het evangelie te bestuderen en na te leven, zullen ze hun identiteit en hun doel echt leren kennen en voelen.

Onze jongeren zijn gevoelig voor beginselen als naastenliefde en hulpverlening aan mensen aan de rand van de samenleving. Ze willen een doel, en ze willen iets betekenen in de wereld. Ik hoop dat ze beseffen dat ze door getrouwheid binnen de organisatie van de kerk meer kansen krijgen om de wereld te verbeteren dan in enige andere organisatie.

Een van de dingen die ik geweldig vind aan president Nelson en de richting die de kerk opgaat, is dat er meer dan ooit veel nadruk op jongeren en jonge alleenstaanden ligt. Als volwassene moeten we een stapje terug doen. We moeten de jongeren de kans geven om te leiden, te plannen, openbaring te zoeken en er gehoor aan te geven. We moeten hun intelligentie respecteren. En we moeten openstaan voor wat zij ons kunnen leren. We hebben ze niet nodig om onze cijfers op te krikken, maar omdat de wereld dringend behoefte heeft aan wat ze te bieden hebben. De kerk heeft de structuur om individueel in die behoeften te voorzien. Ik hoop dat alles wat onze jongeren en jonge alleenstaanden thuis, in de kerk, in het seminarie en instituut leren, hen inspireert om met hun hart en hun handen anderen hulp te bieden en lief te hebben, en om iedereen die ze tegenkomen te dienen. Want dat is het natuurlijke gevolg van liefde voor Jezus Christus en liefde voor anderen.

Uiteindelijk komt het allemaal op Jezus Christus neer. Alles wat we als leerkrachten doen, en als mensen die de jongeren, jonge alleenstaanden en kinderen liefhebben en met hen omgaan, moet hun getuigenis in het leven, de zending en de verzoening van Jezus Christus versterken. Daar draait het om. Als we dat doen, komen ze hopelijk te weten dat dit het evangelie van Jezus Christus is, dat de zegeningen van het evangelie immens zijn en dat Hij ons allemaal nodig heeft om het werk te volbrengen. Het is zijn werk.

Broeder Willard: Zo is het. Bedankt. Broeder Wilkinson, wilt u daar iets aan toevoegen?

Broeder Chad Wilkinson: Ik ben het volkomen eens met zuster Craig. Ik moest net denken aan een van mijn instituutsklassen die hoofdzakelijk uit teruggekeerde zendelingen bestond. Ze spraken over een van de grootste problemen van het thuiskomen, namelijk dat ze anderhalf of twee jaar lang op anderen gericht waren, maar dat alles schijnbaar om hen draaide toen ze thuiskwamen. In het kader van het evangelie en in onze lessen kunnen we hun vragen om daarover na te denken en manieren te bedenken om zichzelf weg te cijferen.

Broeder Willard: Zuster Johnson, wilt u daar iets aan toevoegen?

Zuster Jill Johnson: Toen ik deze vraag overwoog, dacht ik aan de kracht van verbonden die we alleen kunnen sluiten in een kerk met het gezag en de macht van God. Omdat de wereld erg veel druk op de jongeren uitoefent en hen van de kerk wegtrekt, moeten we ze de kracht van verbonden laten inzien. Soms hebben we het gevoel dat we er alleen voor staan en dat we onze beproevingen en verleidingen niet de baas zijn. Maar de verbonden die alleen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en op heilige plaatsen te vinden zijn, zijn veel krachtiger dan die invloeden. Dat is iets wat de kerk te bieden heeft. We kunnen onze cursisten dat duidelijk maken en ervan getuigen, en ze door ons voorbeeld laten zien dat lidmaatschap van de kerk meer inhoudt dan alleen goeddoen. Er schuilt kracht in verbonden.

Broeder Whimpey: Bedankt, zuster Johnson. Ik heb met jongvolwassenen gepraat die zeiden dat ze zich dicht bij onze hemelse Vader kunnen voelen zonder naar de kerk te gaan. Dan antwoord ik: ‘Ik ook. Maar ik wil niet alleen dicht bij mijn hemelse Vader zijn; ik wil graag zoals mijn hemelse Vader worden. Mijn doel is de verhoging.’ We moeten al onze jongeren en jongvolwassenen eraan herinneren dat het doel van het sterfelijk leven is om zoals hun hemelse Vader te worden. In de kerk zijn de sleutels van het priesterschap en de verordeningen en verbonden, zoals zuster Johnson al zei. Zij is het koninkrijk van God op aarde. De kerk heeft hun iets te bieden waardoor ze zoals onze hemelse Vader kunnen worden. Dat kunnen ze op geen enkele andere plek of manier vinden.

Broeder Willard: Dat klopt. Ze moeten zich niet zomaar voor iets goeds inzetten, maar voor de zaak van Christus. En daar dienen die verbonden voor. Hartelijk bedankt. Welke kleine, eenvoudige dingen kunnen we doen om onze cursisten meer tot zegen te zijn, en om krachtiger en doeltreffend te onderwijzen?

Broeder Wilkinson: Dat is een fantastische vraag. We hebben het al vaak over vaardigheden, methodes enzovoort gehad. En dat alles is belangrijk. Maar we moeten de Heilige Geest als leraar aanwijzen. Als we de Heilige Geest als leraar aanwijzen en Hem in onze klas uitnodigen, dan zal doeltreffend onderwijs het gevolg zijn.

Ouderling Johnson heeft een keer gezegd dat Satan de meeste S&I-werknemers waarschijnlijk niet zover krijgt dat ze overspel plegen, het woord van wijsheid overtreden of een andere ernstige zonde bedrijven. Maar hij kan ons kleine dingen laten doen waardoor onze macht afneemt. Hij kan ons tot klagen aanzetten, tot kwaadspreken, tot spotten met een cursist, of tot andere kleine dingen waardoor we de Heilige Geest kwijtraken, of waardoor we zijn aanwezigheid in mindere mate gaan voelen.

Ik denk aan Achan in het Oude Testament. De Israëlieten hadden het gebod gekregen om bij de slag tegen Jericho niets mee te nemen dat de ban schond – geen buit, geen schatten. Achan deed dat toch en niemand wist ervan. De volgende slag, tegen de stad Ai, hadden ze makkelijk moeten winnen, maar ze verloren, en 36 mannen kwamen om.

We leren daaruit dat alles wat we doen gevolgen heeft. Een kleine uitspraak, een klacht, gemopper of iets anders waardoor de macht van de Heilige Geest in ons leven kan afnemen, heeft gevolgen. Het kost het hele systeem macht. Het heeft gevolgen. Ik spoor iedereen aan om de kleine dingen te doen. Let op de kleine, eenvoudige dingen die de Heilige Geest uitnodigen of waardoor we de invloed van de Leraar beter kunnen voelen.

Broeder Willard: Broeder Whimpey, u wilde iets zeggen?

Broeder Whimpey: We moeten de Heiland centraal stellen. Als ik aan mijn cursisten en aan de les denk, moet ik Christus centraal stellen. Ik wil dat mijn cursisten zijn eigenschappen kennen. Daarmee begint het. Ik concentreer me op de Heiland.

En ten tweede moet ik me op mijn cursisten concentreren. Ouderling Bednar heeft eens in een bijeenkomst voor kerkwerknemers over een ervaring met zijn zoon verteld. Zijn zoon wilde weten hoe hij een activiteit voor priesters en lauwermeisjes moest plannen. Ouderling Bednar las hem Jakob 1:5 voor: ‘Want wegens ons geloof en ons grote verlangen was het ons waarlijk geopenbaard welke dingen ons volk zouden overkomen.’ Het duurde even voordat de zoon van ouderling Bednar besefte dat zijn vader bedoelde: ‘Wat moet hen overkomen? Bedenk voordat je een activiteit plant wat de jongeren nodig hebben.’ Bedenk bij de voorbereiding wat de cursisten nodig hebben.

Ten derde, zoals broeder Wilkinson al zei, laat de Heilige Geest in de les zijn rol vervullen. Dat is erg belangrijk. Bestudeer Het evangelie leren en erin onderwijzen, afdeling 2.1, om erachter te komen wat de rol van de Heilige Geest is. Het is erg belangrijk om dat te begrijpen en de Heilige Geest in de les zijn rol te laten vervullen.

Zuster Craig: Ik weet uit ervaring dat als ik bij het lesgeven de Geest niet voel, en dan oprecht van Jezus Christus en onze hemelse Vader getuig, de Heilige Geest komt. Het is de taak van de Heilige Geest om van de goddelijkheid van Jezus Christus en onze hemelse Vader te getuigen. Als ik eenvoudig getuig, komt de Geest.

Broeder Willard: We hebben het over krachtiger, Christocentrischer onderwijs gehad. Maar hoe kunnen leerkrachten hun lesvoorbereiding beter op hun cursisten afstemmen?

Zuster Johnson: Toen ik die vraag las, vroeg ik me af wat het inhoudt om de cursisten één voor één te dienen. Betekent het dat we ze persoonlijk leren kennen? Moeten we tijd met ze doorbrengen om ze beter te leren kennen? En toen bedacht ik dat deze vraag anders is voor een leerkracht in Utah die meer dan honderd cursisten heeft. Al die cursisten persoonlijk leren kennen, is een zware opdracht. Maar een leerkracht in Frankfurt heeft maar zes cursisten die hij of zij ook in de kerk ziet en goed kent. Het zou heel ontmoedigend zijn om als leerkracht te denken dat je bij het leven van elke cursist betrokken moet zijn, dat je hen moet bezoeken en hun activiteiten moet bijwonen. Ze hebben het zo druk, dat kun je onmogelijk bijhouden.

Ik heb een paar ideeën om behoeften te beoordelen. We moeten vragen stellen. We moeten de cursisten vragen wat ze nodig hebben. We moeten andere leerkrachten vragen naar hun ervaringen met cursisten van dezelfde leeftijd en cultuur. Deze kerk is wereldwijd en er zijn veel culturele verschillen. Maar we moeten het vooral aan onze Vader in de hemel vragen, en vertrouwen op de Geest en de belofte dat we, als we ons uiterste best doen, gezegend worden met de inspiratie die we nodig hebben om de cursisten te leren kennen en te weten wat we ze moeten leren. In deze ingewikkelde tijd met alle nieuwe moeilijkheden die jongeren ondervinden, is het nog belangrijker dat we bij ons onderwijs de leiding van onze hemelse Vader hebben.

Zuster Aburto: Als we met hen overleggen, zullen we hen beter leren kennen. Het is belangrijk om ze te observeren en de signalen die ze geven op te merken. Door hun opmerkingen, het gebrek daaraan, of hun vragen, leren we ze beter kennen. Laat ze hun vragen misschien anoniem stellen. Soms voelen ze zich dan vrijer om te zeggen wat ze op hun lever hebben. Pas de beginselen en leerstellingen ook toe op wat ze nu meemaken. Niet in de toekomst, maar nu. Zo herkennen ze zichzelf in de Schriften, in de vergadering van Israël, en in het werk van heil en verhoging. Dan kijken ze terug en zien ze hoe de Heer hen heeft gezegend. Dan herinneren ze zich wie ze zijn en dat Hij hen altijd wil zegenen. Help ze om die link te leggen. En om dat te doen, moet je weten wat ze doormaken.

Broeder Wilkinson: Dat zijn twee geweldige opmerkingen. Ik laat de cursisten mij soms op de eerste dag een brief schrijven. Ik vraag ze niet om hun zonden in die brief op te biechten maar me iets over hen te vertellen. Wat moet ik van je weten waardoor ik dit semester of jaar een goede leerkracht voor je kan zijn? Vertel me over je familie, je werk, je interesses. Vertel me wat je van de lessen verwacht. Of zeg zelfs dat je een geloofscrisis hebt of moeilijkheden doormaakt. Vervolgens neem ik van elke cursist een foto en voeg die bij hun brief. Door de brieven te lezen, leer ik de cursisten kennen. Ik houd die dingen bij mijn lesvoorbereiding in gedachten. Dat is een praktische manier om de raad van zuster Johnson en zuster Aburto toe te passen.

Broeder Willard: Onze volgende vraag is: hoe zorgen we voor een evenwicht tussen aan de ene kant duidelijk, correct onderwijs in de leer, en aan de andere kant aansporing van cursisten uit verschillende culturele achtergronden om hun gedachten en gevoelens op een gepaste manier te uiten? Hoe kunnen leerkrachten de cursisten hun mening, gedachten en gevoelens laten uiten, ook al stroken die niet met de leerstof, en toch in de leer onderwijzen?

Broeder Whimpey: Het is soms moeilijk om daar een evenwicht in te vinden. Het is onze taak om in de leer te onderwijzen. Niet in meningen. Onze cursisten moeten weten dat ze in de les waarheid zullen horen. Daarom moeten we uit de Schriften en de woorden van de profeten onderwijzen. Daar gaan we heen om antwoorden te vinden. Ons doel is jongeren en jongvolwassenen de leringen en de verzoening van Jezus Christus beter te laten begrijpen en vertrouwen. Ik moet mijn cursisten helpen om het te begrijpen.

Maar onze cursisten hebben ook een taak. Volgens Leer en Verbonden 50 moeten wij het woord van waarheid prediken, en moeten onze cursisten het woord van waarheid ontvangen. Ze moeten erin geloven. Onze klas is een soort laboratorium waar onze cursisten voelen dat er in de leer wordt onderwezen, maar waar ze ook over hun vragen, belevenissen en zorgen kunnen praten. Onze taak als leerkracht is de cursisten te leren hoe ze leren. Leren hoe ze de Geest kunnen voelen, hoe ze kunnen leren en hun gedachten kunnen uiten. En misschien leidt dat tot een bespreking, of naar de Schriften en de woorden van de profeten terwijl we naar waarheid zoeken, en niet naar wereldse meningen.

Laten we ons concentreren op waarheid. Denk aan het patroon waardoor we geestelijke kennis verkrijgen. Laten we dat patroon gebruiken: onze cursisten leren hoe ze in geloof moeten handelen en een eeuwig perspectief ontwikkelen, en dan in door God aangewezen bronnen naar antwoorden zoeken. Dat is de reden dat ze naar de les komen: om waarheid te leren, zodat ze als hun hemelse Vader kunnen worden.

Een gebiedsdirecteur vertelde me het volgende. Een jongvolwassene uitte zijn mening die niet helemaal met de leringen van de kerk strookte. De leerkracht reageerde daarop: ‘Welke invloed heeft je getuigenis en kennis van het heilsplan op je mening? Begin vanuit je geloof, van wat je weet en van wat je hebt gevoeld. Laten we vanuit dat perspectief vertrekken.’ Hij zag die jongvolwassene op dat moment openbaring ontvangen door in geloof te handelen en er vanuit een eeuwig perspectief naar te kijken. Ze bespraken wat ze wisten, wat ze niet wisten, en waarom ze het wilden uitzoeken. Ze hadden niet alle antwoorden, maar we komen bijeen om waarheid te leren. Laten we dan in geloof handelen en beginnen bij wat we weten.

Hoe kunnen we hen dan helpen om te leren en antwoorden te vinden? We moeten voorzichtig zijn. Als we ons niet door de beginselen en leerstellingen van het evangelie laten veranderen, dan proberen we misschien om de beginselen en leerstellingen van het evangelie aan onze situatie aan te passen. Onze houding moet zijn: ‘Hemelse Vader, ik wil zoals U worden. Help mij om te leren wat ik aan de leer en beginselen van het evangelie heb. Ik heb vragen en zorgen, maar ik wil echt weten wat waar is.’ Als leerkracht kunnen we die sfeer door onze reacties scheppen. Laten we onze cursisten in hun zoektocht naar waarheid de weg naar de Schriften en de profeten wijzen. Onderschat de kracht van getuigenis geven niet. ‘In de mond van twee of drie getuigen zal elke zaak vaststaan.’3 Dus door de Schriften, de woorden van de profeten en hun eigen getuigenis van de waarheid. Als de Geest dan getuigt, zullen onze jongeren het begrijpen, en zullen ze leren hoe ze zelf kunnen leren en waarheid zelf kunnen ontdekken.

Broeder Willard: Ik vind deze uitspraak van Nephi geweldig: ‘Ik weet dat Hij zijn kinderen liefheeft; toch ken ik niet de betekenis van alle dingen.4 Nephi getuigde van wat hij wist, en dat is ons allemaal tot zegen.

Broeder Wilkinson: Het doet me denken aan de overspelige vrouw en het voorbeeld van de Heiland. Hij was niet bang om in de leer te onderwijzen. Hij maakte haar duidelijk dat ze had gezondigd. Maar Hij beschermde haar en creëerde een veilige plek, zodat ze een positieve ervaring had.

Zuster Johnson: Ik had een vergelijkbare gedachte. De cursisten moeten die liefde van de Heiland en de kracht van de verzoening meer kunnen voelen dan de gevolgen van ongehoorzaamheid aan de geboden. Het belangrijkste wat ze uit de les moeten halen, is dat er iemand is die zielsveel van hen houdt, en dat ze een beroep op de verzoening kunnen doen wanneer ze fouten begaan. Iedereen zondigt weleens. Daar dient de verzoening voor. Dan verlaten de cursisten de les met een goed gevoel. Ze hebben hoop. En dat hebben ze echt nodig in deze wereld.

Broeder Willard: Dank u voor die opmerkingen. De laatste vraag gaat daar ook over: hoe geven we jongeren het gevoel dat we ze zien, dat hun vragen belangrijk zijn? Zuster Craig?

Zuster Craig: Ik denk aan een bekende tekst in Markus. Een rijke jongeman vroeg de Heiland wat hij moest doen om het eeuwige leven te beërven. De Heiland noemde enkele geboden die de jongen al gehoorzaamde. Voordat Hij de jongeman iets heel moeilijks vroeg – en we hebben allemaal wel dingen die we moeilijk vinden – keek Jezus hem aan en had hem lief, zoals in vers 21 staat.5 Het allerbelangrijkste in al onze interacties met de jongeren is dat we onze liefde tonen. Dat is niet altijd makkelijk en soms vergt het veel inspanning en gebed om hen door de ogen van de Heiland te zien.

We moeten ook de kracht van vragen gebruiken. Daar hebben we het al over gehad, maar we moeten ons echt afstemmen op onze cursisten en goede vragen stellen – vragen waardoor we achterhalen hoe ze zich voelen. Vervolgens sporen we ze aan om hun echte vragen te stellen. Niet alleen de vragen die we volgens hen willen horen. Vragen die soms ongemakkelijk zijn en waarop geen eenvoudig antwoord is. Dat geeft niet. Ze moeten die stellen, want die moeilijke vragen tonen aan dat ze interesse hebben. We willen niet dat ze passief deelnemen. We willen dat ze vragen stellen. Het is onze taak om hen naar gepaste bronnen te leiden, vooral naar de Heer, om persoonlijke openbaring te ontvangen en ernaar te handelen. We moeten een sfeer van vertrouwen scheppen, waar ze zich veilig voelen om hun overtuigingen en soms hun twijfels te uiten. Schep een veilige sfeer. Respecteer hen, hun intelligentie, hun capaciteiten, wat ze ons kunnen leren en wat ze te bieden hebben. Geef ze de kans om gehoor te geven aan de oproep van de profeet en Jezus Christus, en zich voor het werk van heil en verhoging in te zetten. Dan zullen ze automatisch voelen dat we ze zien, horen en nodig hebben.

Zuster Aburto: We moeten ook rekening houden met cursisten die een andere gezinssituatie hebben. Zorg ervoor dat ze zich thuis voelen, dat ze voelen dat ze deel uitmaken van de kerk, van het lichaam van Christus, net als wij. We moeten op onze woorden letten. Als een jongere niet bij zijn of haar ouders woont, kunnen we ‘je familie’ in plaats van ‘je ouders’ zeggen, of ‘je dierbaren’. Als we ons kwetsbaar opstellen, zien ze dat we allemaal met iets worstelen, dat we allemaal zwakheden hebben. Als de cursisten beseffen dat we deze reis allemaal samen maken, en dat niemand volmaakt is, dan zullen ze het gevoel hebben dat ze belangrijk zijn. We moeten uiteraard ook naar hun opmerkingen en vragen luisteren. Stellen ze een vraag, dan onderbreken we de les en helpen we ze om het antwoord te vinden. We geven ze het antwoord niet, maar laten ze zelf naar het antwoord zoeken in de Schriften, door gebed en in de woorden van de profeten.

Zuster Johnson: Door deze vragen moest ik terugdenken aan de leerkrachten die ik heb gehad. Ze hebben een enorme invloed op mij gehad. Toen ik deze vragen voorbereidde, was ik heel dankbaar voor de leerkrachten die ik heb gehad, voor hun liefde, en voor hun toewijding aan de Heiland. Ze hebben een grote uitwerking op me gehad. Ik voel me belangrijk dankzij hen en hun liefde voor de Heiland en voor mij. Ik ben eeuwig dankbaar voor alle goede leerkrachten in de kerk. Het was fijn om daar weer even bij stil te staan.

Broeder Willard: Het voorbeeld van een geweldige leerkracht heeft een grote uitwerking. Dat heeft een grotere uitwerking dan dit panelgesprek of talloze toespraken over lesgeven. Denk aan een leerkracht die u tot zegen is geweest, iemand die u de hand heeft gereikt en u heeft gediend. Daar zult u meer aan hebben dan aan dit panelgesprek. Bedankt.

Ik wil de panelleden bedanken voor hetgeen ze ons geleerd hebben met hun woorden, maar vooral door hun christelijke voorbeeld. U bent discipelen van Jezus Christus. Het was mij een genoegen om van u te leren. Ik wil tot ons publiek in de hele wereld namens ons panel zeggen dat wij u liefhebben. We danken u voor de vele manieren waarop u Gods kinderen tot zegen wilt zijn. Ik getuig dat Hij leeft en dat dit zijn werk is. En ik bid dat Hij zijn grootste zegeningen op u zal uitstorten, waar u zich ook bevindt. In de naam van Jezus Christus. Amen.