‘Dienen in het voorraadhuis’, Vriend, juni 2024, 4–5.
Dienen in het voorraadhuis
‘Alle leden van de kerk helpen elkaar, zodat niemand honger lijdt.’
Dit verhaal speelde zich af in de Verenigde Staten.
Dominic ging in de auto zitten en deed zijn gordel om. ‘Waar gaan we heen?’ vroeg hij aan mama.
‘We gaan iemand dienen’, zei mama. ‘Een gezin heeft hulp nodig om eten te krijgen.’
Ze reden naar een groot grijs gebouw. Dominic was er nog nooit geweest.
‘Waar zijn we?’ vroeg hij. ‘Ik dacht dat we naar de winkel gingen om eten te kopen.’
Mama deed het portier van de auto dicht. ‘Dit is een voorraadhuis voor bisschoppen. Het lijkt een beetje op een supermarkt, maar je hoeft niet voor het eten te betalen.’
Dominic zette grote ogen op. ‘Het is allemaal gratis?’
‘Min of meer’, zei mama. ‘Als we vasten, kunnen we een vastengave betalen, net zoals we tiende betalen. Met dat geld wordt het voedsel in dit voorraadhuis aangekocht. Als een lid van de kerk niet genoeg geld heeft, kan hij of zij de bisschop om hulp vragen en hier halen wat hij of zij nodig heeft. Op plaatsen zonder voorraadhuis kan de bisschop op andere manieren helpen.’
Dominic liep met mama naar de deur. ‘Dus het gezin dat we vandaag helpen heeft niet genoeg geld om eten te kopen?’
‘Nu even niet’, zei mama. ‘En daarom helpen we hen! Alle leden van de kerk helpen elkaar, zodat niemand honger lijdt.’
Dominic knikte. ‘Fijn dat ze eten krijgen.’
‘Ja, hè? Kom, aan de slag! Ik laat je zien hoe het werkt.’
Dominic en mama gingen het voorraadhuis binnen. Er waren rijen planken met verschillende spullen erop, zoals in een winkel.
Mama haalde een papiertje tevoorschijn. ‘Dit is een soort boodschappenlijstje waarop staat wat het gezin nodig heeft. Onze bisschop en ZHV-presidente hebben samen met het gezin dit lijstje gemaakt.’
‘Jij hebt ook altijd een boodschappenlijstje als je naar de winkel gaat, mama!’ zei Dominic.
‘Dat klopt! We zorgen ervoor dat we alles op de lijst meenemen, zodat het gezin krijgt wat ze nodig hebben.’
Mama pakte een winkelwagentje. Een vrijwilliger hielp hen om de spullen op het lijstje te vinden. Dominic duwde het winkelwagentje terwijl mama de spullen erin legde.
‘Oké, ik denk dat we klaar zijn!’ Mama keek nog eens goed naar het lijstje. ‘We moeten zeker zijn dat we alles hebben. Hebben we bananen?’
‘Ja!’ zei Dominic.
‘Brood?’
‘Ja!’
Toen ze klaar waren, hielp de vrijwilliger om het eten in de auto te zetten. Dominic zwaaide gedag.
‘Hoe voel je je?’ vroeg mama toen ze naar huis reden.
‘Geweldig!’ zei Dominic. ‘Maar ook … niet zo geweldig.’
Mama keek verbaasd. ‘Waarom?’
‘Omdat ik van al dat eten honger heb gekregen! Zullen we meteen eten wanneer we thuiskomen?’
Mama glimlachte. ‘Is goed. Een harde werker als jij moet goed eten.’
Dominic glimlachte. Hij voelde zich blij omdat hij iemand had geholpen.