‘Tel je zegeningen’, Vriend, juni 2024, 36–37.
Tel je zegeningen
‘Ik hoop dat we genoeg verkopen, zodat we zondag naar de kerk kunnen rijden’, zei papa.
Dit verhaal speelde zich af in de Filipijnen.
‘Mano po! Hallo!’ zei Arkin tegen oma toen hij thuiskwam. Hij begroette haar door te buigen en de rug van haar hand tegen zijn voorhoofd te leggen.
Oma glimlachte. ‘Je vader wacht op je met de vis. Ga hem maar snel helpen!’
Arkins vader was bouwvakker. Hij werkte heel hard om geld voor hun gezin te verdienen. Maar ze hadden niet veel. En soms kon papa geen werk vinden. Dan hielp Arkin hem om zelfgemaakte tinapa (gerookte vis) te verkopen.
Arkin en papa legden de pakjes tinapa in een mand en droegen die naar buiten.
‘Bedankt voor je hulp’, zei papa. ‘Ik hoop dat we genoeg verkopen, zodat we zondag naar de kerk kunnen rijden.’
Arkins familie woonde in een dorpje bij rijstvelden en een visvijver. Hij woonde er met papa, oma en zijn oudere zus. De kerk was ver weg. Om naar de kerk te gaan, moesten ze een motor met zijspan huren. Als ze niet genoeg geld hadden, moesten ze twee uur lopen.
‘Ik geloof dat onze hemelse Vader ons zal helpen’, zei Arkin. ‘Laten we gaan!’
Eerst gingen ze naar hun buurvrouw Aling Nena. Ze kocht altijd tinapa van hen.
‘Goedemiddag!’ zei Arkin.
Aling Nena opende de poort. ‘O, mijn twee lievelingsmensen zijn er!’ zei ze met een glimlach. Ze gaf papa wat geld en hij gaf haar twee pakjes tinapa.
‘Bedankt dat u van ons koopt!’ zei Arkin. ‘We waarderen het heel erg.’
Arkin en papa liepen weer de straat op.
‘Tinapa! Tinapa! Heerlijke tinapa!’ riep Arkin. Meer mensen kochten vis van hen.
Het was buiten heet, maar dat vond Arkin niet erg. Hij en papa zongen ondertussen ‘Tel uw zegeningen’. Elke dag was een zegening voor hen!
Ze bleven zingen en verkopen. Arkin merkte bijna niet dat hun mand leeg was.
‘Kijk, papa! We hebben al onze vis verkocht!’ zei Arkin.
Papa glimlachte. ‘Ja, dat is een zegening.’
Arkin was blij dat ze zoveel tinapa hadden verkocht. Nu konden ze wat rekeningen betalen en op zondag naar de kerk rijden!
Maar morgen was het zaterdag, en dan zouden ze de kerk helpen schoonmaken. Dus de volgende ochtend stonden Arkin en papa vroeg op om de lange tocht naar de kerk te maken. Ze gingen altijd te voet om geld voor zondag uit te sparen.
‘Ben je het niet beu om elke zaterdag je kerk schoon te maken?’ vroeg oma voordat ze vertrokken.
Papa legde zijn hand op oma’s schouder. ‘Door de kerk schoon te maken, dienen we de Heer.’
Arkin knikte. ‘We krijgen zegeningen als we de kerk schoonmaken. Onze hemelse Vader helpt ons om al onze tinapa te verkopen zodat we eten kunnen kopen!’
Onderweg zongen Arkin en papa nog meer lofzangen. Toen deden ze hun best om de kerk schoon te maken. Arkin stofte de ramen en stoelen af. Papa veegde en dweilde de vloer.
Toen ze klaar waren, gaf de bisschop iedereen die hielp pandesal (zoete broodjes). Arkin at zijn tussendoortje met een brede glimlach op. De tocht naar huis was lang, maar hij was blij en dankbaar. Morgen zou de kerk schoon zijn, zodat iedereen blij aan Jezus Christus kon denken. Hij was blij dat hij kon helpen.