2021
Was ik wel waardig?
Juli 2021


‘Was ik wel waardig?’, Voor de kracht van de jeugd, juli 2021, 22–23.

Was ik wel waardig?

Zolang als ik me kon herinneren, was ik het slachtoffer van misbruik geweest. Keek de Heer daardoor anders tegen me aan?

Afbeelding
bedroefde jongevrouw

Illustratie, Trent Gudmundsen

Aan de buitenkant zagen mijn kinderjaren er normaal uit.

We gingen naar de kerk en woonden alle bijeenkomsten en activiteiten van de kerk bij. Ik ging naar school en speelde met mijn vriendinnen. Als tiener deed ik wat andere tieners deden. Ik bracht tijd door met mijn vriendinnen, ik zong in het koor, en ik maakte deel uit van de toneelclub. Ik ging naar dansavonden op school. Maar er school een heel duister geheim onder die gelukkige, normale buitenkant.

Van toen ik 2 jaar was, hadden mijn twee oudste broers mij seksueel misbruikt. Ze misbruikten ook mijn zussen. We waren te jong om te beseffen wat er gebeurde, maar toen ik ouder werd, ging ik het een beetje begrijpen. In de aanwezigheid van mijn broers voelde ik me altijd duister en vies.

Mijn verwarring nam toe

Na een jongevrouwenles over zedelijke reinheid ging ik de betekenis van deugdzaamheid en kuisheid begrijpen. Ik luisterde naar mijn leidsters die mij en de andere meisjes aanspoorden om zedelijk rein te blijven.

Ik vroeg me af: ‘Hoe kan ik zedelijk rein zijn?’ Zolang als ik me kon herinneren, was ik het slachtoffer van seksueel misbruik geweest. Ik vroeg me af wat de Heer van mij vond. Was ik een deugdzame jongevrouw? Was ik waardig om met de rechtschapen jongemannen in de kerk en op school uit te gaan? Was ik door het misbruik wel een tempelhuwelijk waardig?

Ik dacht er veel over na. Ik begreep niet waarom ik als onrein zou worden beschouwd terwijl ik niet voor het misbruik had gekozen. Waarom zou ik me niet deugdzaam mogen voelen? Was ik de liefde van de Heer niet waardig? Moest ik me bekeren?

Ik probeerde het alleen maar te vergeten

Ik wist het echt niet. Het was toch niet mijn schuld? Maar tegelijkertijd voelde ik me vies, onteerd en volledig vernederd. Ik kon de moed niet opbrengen om het aan mijn ouders of iemand anders te vertellen. Ik probeerde het verschillende keren, maar ik schaamde me te erg en ik wist niet hoe ik het onder woorden kon brengen. Ik probeerde gewoon te vergeten wat er gebeurde.

Toen ik 15 jaar was, vonden mijn zusjes de moed die ik niet had. Zij spraken met een schooladviseur. Enige tijd later werd een van mijn broers gearresteerd en tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. Maar jaren later leed ik nog steeds aan dezelfde angst dat ik niet deugdzaam of waardig was.

Ik vond de moed om hulp in te roepen

Uiteindelijk schraapte ik de moed bij elkaar om met mijn bisschop te praten. Hij legde uit dat de Heer mij helemaal niet verantwoordelijk achtte voor de gedwongen seksuele daden die ik als kind en jongevrouw had ondergaan. Hij stelde me gerust en zei dat mij absoluut geen schuld trof. Ik was onschuldig in de ogen van de Heer. Ik was nog steeds deugdzaam!

Met therapie van deskundigen en hulp van mijn bisschop heb ik het misbruik – en de bijbehorende pijn en ellende – achter me kunnen laten. Nu leid ik een gelukkig en normaal leven. Ik ben met een rechtschapen man in de tempel getrouwd, en we hebben een gelukkig gezin.

Soms komt het verleden in mijn gedachten op. Dan kan ik de angst weer voelen die ik had toen ik over mijn waardigheid nadacht.

Ik vraag me af hoeveel andere jonge mensen zich in een soortgelijke situatie bevinden, met gevoelens van schaamte en vernedering. Zij hebben ook vragen over hun deugdzaamheid en hun plaats in Gods plan.

Tegen die jonge mensen wil ik zeggen: de Heer houdt van je.

Zijn hart gaat naar jou uit.

Hij weet dat jij onschuldig bent.

Hij weet dat jij deugdzaam bent.

Hij zal je helpen om de moed en de kracht op te brengen om een gelukkig leven te leiden.

Afdrukken