2010–2019
Een tijd om ons voor te bereiden
Oktober 2011


2:3

Een tijd om ons voor te bereiden

We moeten onze tijd wijden aan de zaken die er het meest toe doen.

Hoofdstuk acht van Predik mijn evangelie vestigt onze aandacht op een verstandig gebruik van onze tijd. In dat hoofdstuk herinnert ouderling M. Russell Ballard ons eraan dat we doelen moeten stellen en dat we de technieken onder de knie moeten krijgen om die te bereiken. (Zie Predik mijn evangelie: handleiding voor zendingswerk [2004], p. 159.) De technieken onder de knie krijgen om onze doelen te bereiken, houdt in dat we onze tijd goed moeten beheren.

Ik ben dankbaar voor het voorbeeld van president Thomas S. Monson. Ondanks alles wat hij als profeet van God doet, zorgt hij ervoor dat hij net als de Heiland tijd overhoudt om de zieken te bezoeken (zie Lucas 17:12–14), de armen van geest op te beuren en alle mensen te dienen. Ik ben ook dankbaar voor het voorbeeld van vele anderen die van hun tijd geven in de dienst van hun medemens. Ik getuig dat van onze tijd geven in de dienst van anderen God behaagt en dat we er nader tot Hem door komen. Onze Heiland zal Zich aan zijn woord houden dat ‘wie in tijd getrouw en wijs is, wordt geacht waardig te zijn om de woningen te beërven die door mijn Vader voor hem zijn bereid’ (LV 72:4).

Tijd is nooit te koop. U kunt het proberen, maar tijd is een goed dat in geen enkele winkel voor geen enkele prijs te koop is. Maar gebruikt u hem verstandig, dan is de waarde ervan onmetelijk. Elke dag opnieuw krijgen we, volkomen kosteloos, hetzelfde aantal minuten en uren om te gebruiken. En zoals we in de bekende lofzang zo goed leren, snelt ‘de tijd (…) als op vleugels, hem houden kan men niet’. (‘Besteed uw tijd steeds nuttig’, lofzang 155.) We moeten onze tijd verstandig gebruiken. President Brigham Young heeft gezegd: ‘Wij allen zijn God dank verschuldigd voor het vermogen om tijd nuttig te gebruiken, en Hij zal ons strikt rekenschap vragen van de manier waarop we [hem] gebruikt hebben.’ (Zie Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young [1997], p. 286.)

Met de eisen die aan ons worden gesteld, moeten we leren om in onze keuzes prioriteiten te stellen die overeenkomen met onze doelen, anders lopen we het risico aan de winden van uitstel blootgesteld te worden en van de ene tijdverkwistende bezigheid naar de andere geblazen te worden. We doen er goed aan om te leren van de prioriteiten die de Meesterleraar in zijn Bergrede noemde: ‘Daarom, zoekt niet de dingen van deze wereld, maar streeft er eerst naar het koninkrijk Gods op te bouwen en zijn gerechtigheid te vestigen’ (Matteüs 6:38, Bijbelvertaling van Joseph Smith). (Zie ook Dallin H. Oaks, ‘Focus en prioriteiten’, Liahona, juli 2001, pp. 99–102.)

Alma had het over prioriteiten toen hij zei dat ‘dit leven een proefstaat [zou worden], een tijd om zich voor te bereiden om God te ontmoeten’ (Alma 12:24). We hebben misschien wat leiding nodig als we beslissen hoe we ons rijke erfgoed aan tijd het beste kunnen besteden om ons voor te bereiden God te ontmoeten, maar we zouden toch zeker de Heer en ons gezin boven aan ons prioriteitenlijstje zetten. President Dieter F. Uchtdorf heeft ons eraan herinnerd dat in het gezin het woord ‘liefde eigenlijk als volgt [wordt] gespeld: t-ij-d, tijd’. (‘De belangrijkste dingen’, Liahona, november 2010, p. 22.) Ik getuig dat als we oprecht in gebed om hulp vragen, onze hemelse Vader ons zal helpen om voorrang te geven aan dat wat meer onze tijd verdient dan iets anders.

Een slecht gebruik van tijd is nauw verwant aan luiheid. Als we het gebod naleven om op te houden lui te zijn (zie LV 88:124), moeten we ervoor zorgen dat druk zijn tevens inhoudt dat we productief zijn. Het is bijvoorbeeld geweldig om middelen voor directe communicatie letterlijk bij de hand te hebben, maar laten we ervoor zorgen dat we geen dwangmatige vingertopcommunicator worden. Ik heb het idee dat sommigen in de val van een nieuwe tijdrovende verslaving zijn gelopen, een die ons verslaafd houdt aan het voortdurend bekijken en versturen van sociale boodschappen, waardoor we de verkeerde indruk wekken dat we druk en productief zijn.

Er zitten veel goede kanten aan onze directe toegang tot communicatie en informatie. Ik heb ondervonden dat het nuttig is om toegang te hebben tot onderzoeksartikelen, conferentietoespraken en vooroudergegevens, en om e-mails, Facebookherinneringen, tweets en sms’jes te krijgen. Maar hoe goed die dingen ook zijn, we mogen niet toestaan dat ze de dingen die het belangrijkst zijn opzijschuiven. Hoe droevig zou het niet zijn als de telefoon en de computer met al hun geavanceerde opties de eenvoud van het oprechte gebed tot een liefhebbende Vader in de hemel verdrongen. Laten we net zo snel knielen als dat we sms’en.

Digitale spelletjes en online kennissen zijn geen blijvende vervanging van echte vrienden die ons een bemoedigende omhelzing kunnen geven, voor ons bidden en ons welzijn voor ogen hebben. Wat ben ik dankbaar als ik zie dat leden van een quorum, klas of de ZHV zich haasten om elkaar te steunen. In dergelijke situaties begrijp ik beter wat de apostel Paulus bedoelde toen hij zei dat we ‘geen vreemdelingen en bijwoners meer [zijn], maar medeburgers der heiligen’ (Efeziërs 2:19).

Ik weet dat we het gelukkigst worden als we ons afstemmen op de Heer (zie Alma 37:37) en op de dingen die een blijvende beloning opleveren, in plaats van gedachteloos talloze uren bezig te zijn met statusupdates, het bijhouden van internetcontacten en met katapulten boze vogels op betonnen muren afschieten. Ik spoor ieder van ons aan om de dingen die ons van onze waardevolle tijd beroven te gaan beheersen in plaats van ze toe te staan dat ze vanwege hun verslavende aard óns beheersen.

Om de vrede te hebben waarover de Heiland het heeft (zie Johannes 14:27) moeten we onze tijd wijden aan de zaken die er het meest toe doen. En het zijn de zaken Gods die er het meest toe doen. Communiceren wij in oprecht gebed met God, lezen en bestuderen we dagelijks de Schriften, overpeinzen we wat we hebben gelezen en gevoeld, en passen we de geleerde lessen vervolgens toe, dan komen we nader tot Hem. God belooft ons dat als we ijverig de beste boeken bestuderen, Hij ons ‘kennis [zal] geven door zijn Heilige Geest’ (LV 121:26; zie ook LV 109:14–15).

Satan zal ons met vermomde afleidingen verleiden om onze tijd verkeerd te gebruiken. Hoewel verleidingen onvermijdelijk zijn, heeft ouderling Quentin L. Cook ons geleerd dat ‘heiligen die gehoor geven aan de boodschap van de Heiland niet misleid zullen worden door afleidende en vernietigende bezigheden’. (‘Bent u een heilige?’, Liahona, november 2003, p. 96.) Hiram Page, een van de acht getuigen van het Boek van Mormon, heeft ons een waardevolle les over afleidingen geleerd. Hij had een bepaalde steen en daardoor ontving hij zogenaamde openbaringen voor de kerk (zie LV 28). Toen Hiram terechtgewezen was, werd de steen naar verluidt tot stof vermalen zodat hij nooit meer als afleiding kon dienen.1 Ik nodig ons allen uit om te bepalen welke tijdverkwistende afleidingen wij in ons leven hebben die wij figuurlijk tot stof zouden moeten vermalen. We zullen wijs moeten oordelen om ervoor te zorgen dat onze tijdsbesteding evenwichtig is en ruimte biedt aan de Heer, ons gezin, ons werk en opbouwende recreatieve bezigheden. Zoals velen al hebben ontdekt, neemt ons levensgeluk toe als we onze tijd gebruiken om die dingen na te streven die ‘deugdzaam, liefelijk, of eerzaam of prijzenswaardig’ zijn (Geloofsartikelen 1:13).

De tijd verstrijkt snel met het tikken van de klok. Vandaag zou een goede dag zijn om, terwijl de klok van het sterfelijk leven tikt, te evalueren wat we doen om ons voor te bereiden God te ontmoeten. Ik getuig dat er grote beloningen zijn voor wie in het sterfelijk leven de tijd nemen om zich op de onsterfelijkheid en het eeuwige leven voor te bereiden. In de naam van Jezus Christus. Amen.

  1. Zie algemene notulen ring Provo Utah, 6 april 1856 Provo-midden (Utah), 6 april 1856, deel 10 (1855–1860), Bibliotheek voor kerkgeschiedenis, Salt Lake City, p. 273: ‘Vader [Emer] Harris zei dat de apostel had gezegd dat we tegen de overheden en machten in de hemelse gewesten moeten worstelen. Br. Hiram Page groef een zwarte steen uit de aarde op [en] deed die in zijn zak. Toen hij thuiskwam, keek hij ernaar en zag hij dat er een zin op stond. Zodra hij die op papier overschreef, verscheen de ene zin na de andere, totdat hij zestien pagina’s had. Het kwam broeder Joseph ter ore. Iemand vroeg Joseph of het goed was. Hij zei dat hij het niet wist, maar hij bad en kreeg de openbaring dat de steen van de duivel was. Daarop werd hij gebroken en tot stof vermalen, en werden de geschriften verbrand. Het was een werk van de machten der duisternis. Amen.’