2010–2019
De macht van de Aäronische priesterschap
Oktober 2011


2:3

De macht van de Aäronische priesterschap

Jij en het Aäronisch-priesterschapsambt dat je draagt zijn essentieel voor het werk van je hemelse Vader voor zijn kinderen en de voorbereiding van deze aarde op de wederkomst.

Tijdens een recente instructiebijeenkomst voor algemene autoriteiten beklemtoonde president Thomas S. Monson nog eens de taken en kansen van Aäronisch-priesterschapsdragers.1 In die geest wil ik deze toespraak houden.

Een plicht die goed wordt uitgevoerd, bepaalt de bestemming van hele volken. Het beginsel van die plicht is zo fundamenteel dat priesterschapsdragers als volgt worden aangespoord: ‘Welnu, laat eenieder zijn plicht leren kennen en het ambt waartoe hij is aangewezen, met alle ijver leren uitoefenen.’2

President Monson legt uit: ‘De roep om plichtsvervulling kan zachtjes tot ons komen terwijl wij, priesterschapsdragers, de taken uitvoeren die we krijgen.’3 President Monson haalde George Albert Smith aan: ‘Het is allereerst uw plicht om te leren wat de Heer verwacht. Daarna maakt u door de macht en kracht van het heilig priesterschap uw roeping zo groot in het bijzijn van anderen dat de mensen u graag willen volgen.’4

Onze Heer heeft over zijn plicht gezegd: ‘Ik zoek niet Mijn wil, maar de wil van de Vader’5, ‘Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft’.6 Omdat Jezus Christus zijn plicht deed, kan ‘de gehele mensheid […] worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie’7 Broeders, dit is de norm die wij moeten aanhouden.

In mijn ervaring zijn jullie die dienen als diaken, leraar en priester net zo bereidwillig, betrouwbaar en capabel in de uitvoering van jullie plicht als we van jullie verwachten. We bewonderen jullie. Je energie is aanstekelijk, je capaciteiten verbazend, en je gezelschap stimulerend. Jij en het Aäronisch-priesterschapsambt dat je draagt, zijn essentieel voor het werk van je hemelse Vader voor zijn kinderen en de voorbereiding van deze aarde op de wederkomst van zijn heilige Zoon. Onze visie op jou en je plicht neemt je leeftijd niet in acht. Paulus had het over jou toen hij zei: ‘Niemand schatte u gering om uw jeugdige leeftijd, maar wees een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in geloof en in reinheid.’8

Mannen vanouds kregen, zoals wij weten,

het priesterschap naar Aäron genoemd

door Levieten, priesters en profeten,

zodat voor Gods kinderen zijn zegen opdoemt.

Toen kwam de Heiland van de wereld aangelopen

en zocht een man op die Johannes heette

om zich door die macht te laten dopen

en ons het heil toe te meten.

In de laatste dagen is diezelfde macht

weer op aarde hersteld

opdat evangeliewaarheden werden teruggebracht

om weer aan de ziel van de mens te worden verteld.

Het Aäronisch priesterschap, allesovertreffende waarheid,

kwam ter voorbereiding —

opdat ons verlossing mocht worden bereid

door Gods geliefde Zoon!

En over Hem die deze machten bedient —

Wat zelfs een jongen zijn kan

die de priesterschapsmantel heeft verdiend —

zeggen wij: ‘Zie, de man!9

‘De macht en het gezag van het (…) Aäronisch priesterschap bestaat in het dragen van de sleutels van de bediening van engelen, en in het bedienen van uiterlijke verordeningen, de letter van het evangelie, de doop van bekering tot vergeving van zonden, overeenkomstig de verbonden en geboden.’10 President Boyd K. Packer heeft gezegd: ‘We hebben het goed gedaan wat de verspreiding van het gezag van het priesterschap betreft. Wij hebben het priesterschapsgezag bijna overal gevestigd. (…) Maar de verspreiding van het gezag van het priesterschap ligt, denk ik, ver voor op de verspreiding van de macht van het priesterschap.’11 Voor het eeuwig welzijn van Gods kinderen moeten we daar wat aan doen.

Onze profeet heeft ons verteld hoe we dat kunnen doen. President Monson heeft de volgende woorden van George Q. Cannon aangehaald: ‘Ik wil de macht van de priesterschap zien toenemen. (…) Ik wil die kracht en macht het hele lichaam van de priesterschap zien doordringen, van het hoofd tot en met de minste en nederigste diaken in de kerk. Iedere man zou naar de openbaringen van God moeten streven en zou die moeten ontvangen, naar het licht van de hemel dat in zijn ziel schijnt en hem kennis schenkt aangaande zijn plichten, aangaande dat deel van het werk (…) dat hem toevalt in zijn priesterschap.’12

Wat kan een diaken, leraar of priester doen om de geest van openbaring te krijgen en zijn roeping groot te maken? Hij kan zo leven dat hij de reinigende, heiligende en verlichtende kracht van de Heilige Geest ondergaat.

Hoe belangrijk dit is, lezen we in deze woorden van Alma: ‘En nu zeg ik u dat dat de orde is waarnaar ik geroepen ben (…) om (…) te prediken (…) tot het opkomend geslacht (…) dat zij zich moeten bekeren en worden wedergeboren.’13 Als iemand wordt wedergeboren, verandert zijn hart. Hij verlangt niet meer naar kwade of onreine zaken. Hij voelt een diepe en blijvende liefde voor God. Hij wil een goed mens zijn, anderen dienen en de geboden onderhouden.14

President Joseph F. Smith heeft zijn ervaring met deze grote verandering beschreven: ‘Het gevoel dat ik kreeg, was er een van zuivere gemoedsrust, liefde en licht. Ik voelde in mijn ziel dat als ik gezondigd had (…) het mij vergeven was; dat ik daadwerkelijk van zonde gereinigd was; mijn hart was geraakt en ik had het gevoel dat ik nog niet het kleinste insect onder mijn voeten pijn wilde doen. Ik had het gevoel dat ik alle mensen en alle dingen overal goed wilde doen. Ik voelde een hernieuwing van mijn leven, een hernieuwd verlangen om het goede te doen. Er was geen enkel verlangen naar het kwade over in mijn ziel. Ik was nog maar een kleine jongen, dat is waar, maar (…) dit was de invloed die ik voelde, en ik wist dat die van God kwam, en dat is en was altijd een levend getuigenis voor mij van mijn aanvaarding van de Heer.’15

Dus wij roepen jullie, fijne jonge broeders, op om er ijverig naar te streven te worden ‘wedergeboren’.16 Bid om deze grote verandering in je leven. Bestudeer de Schriften. Verlang er boven alles naar om God te leren kennen en te worden zoals zijn heilige Zoon. Geniet van je jeugd, maar leg af ‘wat kinderlijk’ is:17

Vermijd vloeken en dwaze taal.

Ga alle kwaad uit de weg.

Vermijd ruzie.

Verleen hulp waar nodig.18

Dan kun je stijgen tot het edele niveau van je manzijn. Dan krijg je eigenschappen zoals moed, betrouwbaarheid, ootmoed, geloof en goedheid. Vrienden zullen je bewonderen, ouders zullen je prijzen, broeders in de priesterschap zullen op je vertrouwen, en de jongevrouwen zullen gek op je zijn en zullen zelf beter worden dankzij jou. God zal je eren en je dienstbaarheid in de priesterschap begiftigen met macht van omhoog.

De anderen onder ons zullen ons deel doen. Als ouders en grootouders zullen we jullie voorbereiden op kloekmoediger dienstbetoon in Gods koninkrijk. Als je broeders, zullen we je een voorbeeld geven om te volgen. We zullen de kracht van je quorums doen toenemen. We zullen je quorumpresidiums ondersteunen in het uitoefenen van hun presiderende sleutels. We zullen je de gelegenheid geven om de plichten van de Aäronische priesterschap volledig op je te nemen en je roeping daarin groot te maken.

Door jouw dienst zal de kerk grote zegeningen ontvangen. ‘Engelen spreken door de macht van de Heilige Geest.’19 Jij kunt dat ook. Spreek je door de macht van de Heilige Geest, en bedien je de heilige zinnebeelden van het avondmaal, dan zullen mannen en vrouwen, jongens en meisjes ernaar streven om zich te bekeren, hun geloof in Christus te vergroten en altijd de Heilige Geest bij zich te hebben.

Vast je en haal je vastengaven op, dan zullen de leden ertoe gebracht worden om in hun handelingen de Heiland na te volgen. De Heer zorgde voor de armen en de verdrukten, en Hij wenkte: ‘Kom, volg Mij.’20 Jouw dienstbaarheid in de zorg voor minderbedeelden betrekt ons bij zijn heilige werk en helpt ons om vergiffenis voor onze eigen zonden uit het verleden te behouden.21

Als je ‘elk lid thuis [gaat] bezoeken’22, wees dan niet bang of verlegen. De Heilige Geest zal je op het juiste moment de woorden ingeven om te zeggen, het getuigenis dat je moet afleggen, en je ingeven welke diensten je moet verlenen.

Je ijverige inspanningen om ‘altijd over de kerk te waken’23 zullen vrucht dragen. Je bescheiden houding zal zelfs het ongelovigste hart ontwapenen en de greep die de tegenstander erop heeft losser maken. Je uitnodiging aan anderen om met je mee naar de kerk te gaan en deel te nemen aan het avondmaal en met je te dienen, zullen een welkome balsem worden voor hen die in de schaduwen zijn verdwaald, daar waar het evangelielicht slechts zwak schijnt of totaal niet zichtbaar is.

O, mijn geliefde jonge broeders, ‘veronachtzaam de gave in [je] niet’24 die je hebt gekregen toen het Aäronisch priesterschap op je werd bevestigd en je geordend werd.

‘God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid.

‘Schaam u dus niet voor het getuigenis van onze Here. (…) deel in het (…) evangelie in de kracht van God;

‘die ons (…) geroepen [heeft] met een heilige roeping, (…) die ons in Christus Jezus gegeven is vóór [het begin van de wereld].’25

Onze geliefde profeet heeft jullie ‘bij het vaandel geroepen’.26 Wij loven jullie, wij bidden voor jullie, wij verheugen ons erin samen met jullie te dienen, en wij geven God dank voor de macht van jullie verlossende bediening.

Ik getuig dat God onze eeuwige Vader is en dat Hij in de hemel woont. Jezus de Christus is Gods heilige Zoon, de Verlosser van de wereld, en jullie van de Aäronische priesterschap zijn zijn afgezanten op de aarde. In de naam van Jezus Christus. Amen.

  1. Thomas S. Monson, instructies aan algemene autoriteiten, april 2010.

  2. Leer en Verbonden 107:99.

  3. Thomas S. Monson, ‘Oproep tot dienen’, Liahona, mei 2005, p. 54.

  4. George Albert Smith, Conference Report, april 1942, p. 14; zie ook Thomas S. Monson, Liahona, mei 2005, p. 54.

  5. HSV, Johannes 5:30.

  6. Johannes 6:38.

  7. Geloofsartikelen 1:3.

  8. 1 Timoteüs 4:12.

  9. Gedicht van Keith B. McMullin; zie Keith B. McMullin, ‘Behold the Man’, Ensign, november 1997, p. 42.

  10. Leer en Verbonden 107:20.

  11. Boyd K. Packer, ‘De macht van het priesterschap’, Liahona, mei 2010, p. 7.

  12. George Q. Cannon, Deseret Weekly, 2 november 1889, p. 593; aangehaald door Thomas S. Monson in een instructievergadering voor algemene autoriteiten, april 2010.

  13. Alma 5:49; cursivering toegevoegd.

  14. Zie Marion G. Romney, ‘According to the Covenants’, Ensign, november 1975, pp. 71–73.

  15. Joseph F. Smith, Conference Report, april 1898, p. 66.

  16. Zie Johannes 3:3–7; Alma 5:14–21, 49.

  17. 1 Korintiërs 13:11.

  18. Zie 2 Timoteüs 2:16, 22–26.

  19. 2 Nephi 32:3.

  20. Lucas 18:22; zie ook Johannes 14:12–14.

  21. Zie Mosiah 4:26.

  22. Leer en Verbonden 20:47.

  23. Leer en Verbonden 20:53.

  24. 1 Timoteüs 4:14.

  25. NBV/NBG, 2 Timoteüs 1:7–9.

  26. Thomas S. Monson, instructievergadering voor algemene autoriteiten, april 2010.