2010–2019
Op heilige plaatsen staan
Oktober 2011


2:3

Op heilige plaatsen staan

Communicatie met onze Vader in de hemel — waaronder onze gebeden tot Hem en zijn inspiratie aan ons — is noodzakelijk om de stormen en beproevingen van het leven te doorstaan.

Mijn geliefde broeders en zusters, we hebben vanmorgen mooie toespraken gehoord en ik dank allen die hebben bijgedragen. We zijn vooral erg blij dat ouderling Robert D. Hales weer in ons midden is en dat hij zich wat beter voelt. Wij houden van je, Bob.

Toen ik overwoog wat ik vanochtend tot u wilde zeggen, voelde ik een aanmoediging om bepaalde gedachten en gevoelens die ik op dit moment van groot belang acht met u te bespreken. Ik bid dat ik bij mijn woorden geleid mag worden.

Ik woon nu 84 jaar op deze aarde. Om dat voor u in perspectief te plaatsen: ik werd geboren in hetzelfde jaar waarin Charles Lindbergh voor het eerst non-stop in een eenpersoonsvliegtuigje met één enkele motor van New York naar Parijs vloog. Er is in die 84 jaar veel veranderd. De mens is al lang naar de maan en terug geweest. Feitelijk is onze sciencefiction van gisteren nu onze realiteit geworden. En dankzij de huidige technologie verandert die realiteit zo snel dat we het nauwelijks kunnen bijbenen — als dat überhaupt mogelijk is. Voor wie zich nog telefoons met een draaischijf en schrijfmachines herinneren, is de huidige technologie ongelooflijk.

Het morele kompas van de maatschappij heeft zich ook in hoog tempo ontwikkeld. Gedrag dat vroeger als ongepast en immoreel werd beschouwd, wordt nu niet alleen gedoogd maar door velen als aanvaardbaar gezien.

Onlangs las ik in de Wall Street Journal een artikel door Jonathan Sacks, de opperrabbijn van Groot-Brittannië. Onder andere schrijft hij: ‘In bijna iedere westerse samenleving vond in de jaren zestig een morele revolutie plaats, een geheel afstappen van de traditionele ethiek van zelfbeheersing. Alles wat je nodig hebt, zongen de Beatles, is liefde. De joods-christelijke moraal werd overboord gegooid. Daarvoor in de plaats kwam [het gezegde]: [Doe] wat je het beste uitkomt. De tien geboden werden herschreven als de tien creatieve suggesties.’

Rabbi Sacks klaagt verder:

‘We hebben ons morele kapitaal met dezelfde nonchalance uitgegeven als ons financiële kapitaal (…).

In grote delen van [de wereld] is godsdienst iets van het verleden en er gaat geen stem op tegen de cultuur van koop het, geef het uit, draag het, pronk ermee, want je bent het waard. De boodschap is dat moraliteit passé is, het geweten voor mietjes is, en dat het allesoverheersende gebod luidt: “Gij zult niet gepakt worden.”’1

Broeders en zusters, dat is — helaas — grotendeels een beschrijving van de wereld om ons heen. Wringen we onze handen in wanhoop en vragen we ons af hoe we in zo’n wereld ooit zullen overleven? Nee. Wij hebben gelukkig het evangelie van Jezus Christus, we weten dat moraliteit niet passé is, dat we een geweten hebben om ons te leiden en dat we verantwoordelijk zijn voor onze daden.

Hoewel de wereld veranderd is, blijven de wetten van God constant. Ze zijn niet veranderd; ze gaan niet veranderen. De tien geboden zijn nog steeds de tien geboden. Het zijn géén suggesties. Ze zijn nu nog even hard nodig als toen God ze aan de kinderen Israëls gaf. We hoeven alleen maar te luisteren en dan horen we de echo van Gods stem hier en nu tot ons spreken:

‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.

‘Gij zult u geen gesneden beeld maken. (…)

‘Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken. (…)

‘Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt. (…)

‘Eer uw vader en uw moeder. (…)

‘Gij zult niet doodslaan.

‘Gij zult niet echtbreken.

‘Gij zult niet stelen.

‘Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. (…)

‘Gij zult niet begeren.’2

Onze gedragscode is definitief; ze is niet onderhandelbaar. Zij is ons niet alleen gegeven in de vorm van de tien geboden, maar de Heiland heeft haar ook in de Bergrede gegeven toen Hij op aarde was. Je vindt haar in al zijn leringen terug. Je vindt haar terug in de woorden van hedendaagse openbaring.

Onze Vader in de hemel is gisteren, vandaag en voor altijd dezelfde. De profeet Mormon zegt dat God ‘onveranderlijk [is] van alle eeuwigheid tot alle eeuwigheid.’3 In deze wereld waarin bijna alles lijkt te veranderen, is zijn bestendigheid iets waarop we kunnen vertrouwen; een anker waaraan we ons vast kunnen houden en waardoor we veilig kunnen zijn, zodat we niet worden weggesleurd naar onbekende wateren.

Het lijkt er soms op dat men in de wereld veel meer plezier heeft dan u. Sommigen van u voelen zich misschien beperkt door de gedragscode waaraan we ons in de kerk houden. Mijn broeders en zusters, ik zeg u, dat er niets is wat meer vreugde of meer vrede in onze ziel kan brengen dan de Geest die tot ons kan komen als we de Heiland volgen en de geboden naleven. Die Geest kan niet aanwezig zijn bij bepaalde activiteiten waaraan velen in de wereld deelnemen. De apostel Paulus heeft de waarheid verkondigd: ‘Doch een ongeestelijk mens aanvaardt niet wat van de Geest Gods is, en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.’4 De term ongeestelijk kan op een ieder van ons slaan als wij zo zijn.

We moeten waakzaam zijn in een wereld die zich zo ver van het geestelijke heeft verwijderd. Het is essentieel dat we alles afwijzen wat niet met onze normen overeenstemt en daarbij weigeren dat op te geven waar we het meest naar verlangen: eeuwig leven in het koninkrijk van God. De stormen zullen soms nog wel tegen onze deur beuken, want zij horen onvermijdelijk bij ons bestaan in de sterfelijkheid. We zullen echter veel beter uitgerust zijn om ermee om te gaan en ze te overwinnen, als het evangelie bij ons in het middelpunt staat en we de liefde van onze Heiland in ons hart dragen. De profeet Jesaja heeft gezegd: ‘En de vrucht der gerechtigheid zal vrede zijn, de uitwerking der gerechtigheid rust en veiligheid tot in eeuwigheid.’5

Om in de wereld te kunnen zijn zonder van de wereld te zijn is het nodig dat we door middel van gebed met onze hemelse Vader spreken. Hij wil dat we dat doen. Hij zal onze gebeden beantwoorden. De Heiland spoorde ons aan, en dit staat in 3 Nephi 18, om ‘altijd [te] waken en bidden, opdat gij niet in verzoeking valt; want Satan begeert u te bezitten. (…)

‘Daarom moet gij altijd in mijn naam tot de Vader bidden;

‘en wat gij de Vader ook in mijn naam vraagt dat goed is, en gelovende dat gij zult ontvangen, zie, het zal u gegeven worden.’6

Ik kreeg een getuigenis van de kracht van gebed toen ik ongeveer twaalf jaar was. Ik had hard gewerkt om wat geld te verdienen en het was me gelukt om vijf dollar te sparen. Dit gebeurde tijdens de crisisjaren. Vijf dollar was toen een flink bedrag — in het bijzonder voor een jongen van twaalf. Ik gaf al mijn muntjes aan mijn vader en hij gaf me daarvoor een biljet van vijf dollar. Ik weet dat ik iets bepaalds voor die vijf dollar wilde kopen, maar ik heb me al die jaren niet kunnen herinneren wat het was. Ik weet alleen nog hoe belangrijk dat geld voor me was.

We bezaten in die tijd geen wasmachine, dus mijn moeder stuurde de kleren die gewassen moesten worden elke week naar de wasserij. Na een paar dagen kregen we dan altijd een berg ‘natte was’, zoals we dat noemden, terug en die hing mijn moeder dan aan de waslijn achter ons huis te drogen.

Ik had mijn vijfdollarbiljet in de zak van mijn broek gestopt. Zoals u wel kunt raden, werd mijn broek naar de wasserij gestuurd met het geld nog in de zak. Toen ik besefte wat er gebeurd was, zat ik heel diep in de put. Ik wist dat zakken in de wasserij altijd gecontroleerd werden voordat de kleding gewassen werd. Als mijn geld tijdens die controle niet gevonden en eruit gehaald werd, zou het bij het wassen uit de zak raken en gevonden worden door een wasserijmedewerker die geen idee zou hebben aan wie hij het geld terug moest geven, zelfs als hij dat had willen doen. De kans op het terugkrijgen van mijn vijf dollar was heel klein — en mijn moeder bevestigde dat toen ik haar vertelde dat ik het geld in mijn zak had laten zitten.

Ik wilde dat geld, ik had dat geld nodig en ik had er heel hard voor gewerkt. Ik besefte dat ik nog slechts één ding kon doen. In mijn wanhoop wendde ik mij tot mijn Vader in de hemel en smeekte Hem om op de een of andere manier te zorgen dat het geld veilig in mijn zak zou blijven zitten.

Twee lange dagen later, toen ik wist dat het ongeveer tijd was voor de komst van de auto met de was, zat ik bij het raam te wachten. Toen de auto de oprit opreed, ging mijn hart tekeer. Zodra de natte kleren binnen waren, greep ik mijn broek en rende naar mijn slaapkamer. Ik stak mijn trillende hand in de zak. Toen ik niet direct iets vond, dacht ik dat alles verloren was. En toen raakten mijn vingers het vijfdollarbiljet. Toen ik het uit de zak trok, ging er een gevoel van opluchting door me heen. Ik sprak met heel mijn hart een gebed van dank tot mijn Vader in de hemel uit, want ik wist dat Hij mijn gebed had beantwoord.

Sindsdien zijn talloze gebeden van mij beantwoord. Er is geen dag voorbijgegaan of ik heb door middel van gebed met mijn Vader in de hemel gecommuniceerd. Het is een relatie die ik koester — ik zou echt verloren zijn als ik die niet had. Als u nu niet zo’n relatie hebt met uw Vader in de hemel, dan dring ik erop aan dat u daaraan gaat werken. Als u dat doet, hebt u recht op zijn inspiratie en leiding — en dat hebben we allemaal nodig willen we geestelijk overleven tijdens ons verblijf hier op aarde. Zulke inspiratie en leiding geeft Hij vrijelijk als wij er maar om vragen. Dat zijn kostbare schatten!

Ik voel me altijd nederig en dankbaar als mijn hemelse Vader met mij communiceert door zijn inspiratie. Ik heb zijn inspiratie leren herkennen, erop leren vertrouwen en haar leren volgen. Ik heb keer op keer zulke inspiratie ontvangen. Een duidelijk voorbeeld hiervan vond plaats tijdens de inwijding van de Frankfurttempel (Duitsland) in augustus 1987. President Ezra Taft Benson was gedurende de eerste paar dagen bij de inwijding, maar hij was terug naar huis gegaan, dus kreeg ik de gelegenheid om de overige diensten te leiden.

‘’s Zaterdags was er een dienst voor onze Nederlandse leden, die deel uitmaakten van het tempeldistrict van de Frankfurttempel. Ik kende broeder Peter Mourik, een van onze bijzondere broeders uit Nederland, heel goed. Net voor de dienst had ik het gevoel dat ik broeder Mourik moest vragen om tot zijn Nederlandse medeleden te spreken en dat hij de eerste spreker moest zijn. Omdat ik hem die ochtend niet in de tempel had gezien, gaf ik een briefje aan ouderling Carlos E. Asay, onze gebiedspresident, met de vraag of Peter Mourik in de dienst aanwezig was. Net voordat ik op wilde staan om de dienst te beginnen, kreeg ik een briefje terug van ouderling Asay dat broeder Mourik niet aanwezig was, dat hij ergens anders was en dat hij van plan was de volgende dag de inwijdingsdienst van de ringen van militairen bij te wonen.

Terwijl ik achter het spreekgestoelte stond om de mensen welkom te heten en het programma bekend te maken, kreeg ik weer duidelijk inspiratie dat ik Peter Mourik als de eerste spreker moest aankondigen. Dit was helemaal in strijd met mijn gevoel, want ik had net van ouderling Asay gehoord dat broeder Mourik echt niet in de tempel was. Vertrouwend op mijn inspiratie echter kondigde ik de muziek door het koor aan, het gebed en gaf toen aan dat onze eerste spreker broeder Peter Mourik zou zijn.

Terwijl ik weer ging zitten, gluurde ik naar ouderling Asay en op zijn gezicht was schrik te lezen. Later vertelde hij me dat hij, toen ik broeder Mourik als eerste spreker aankondigde, zijn oren niet kon geloven. Hij zei dat hij wist dat ik zijn briefje had gekregen en dat ik het echt gelezen had en dat hij zich niet kon voorstellen waarom ik broeder Mourik als spreker zou aankondigen in de wetenschap dat hij helemaal niet in de tempel was.

Terwijl dit allemaal gebeurde was Peter Mourik in een vergadering in het gebiedskantoor in de Porthstrasse. Terwijl zijn vergadering bezig was, richtte hij zich plotseling tot ouderling Thomas A. Hawkes jr., die in die tijd de regionaal vertegenwoordiger was, en vroeg: ‘Hoe snel kunt u me naar de tempel brengen?’

Ouderling Hawkes, die erom bekend stond dat hij vrij hard reed met zijn kleine sportauto, antwoordde: ‘In tien minuten! Maar waarom moet u naar de tempel?’

Broeder Mourik gaf toe dat hij niet wist waarom hij naar de tempel moest, maar dat hij wist dat hij erheen moest. Samen vertrokken ze onmiddellijk naar de tempel.

Tijdens het prachtige nummer door het koor, keek ik rond en dacht dat ik Peter Mourik zo zou zien. Maar dat was niet zo. Vreemd genoeg voelde ik geen paniek. Ik voelde een fijne, onmiskenbare geruststelling dat alles goed zou komen.

Broeder Mourik kwam binnen door de voordeur van de tempel toen het openingsgebed ten einde liep, en wist nog steeds niet waarom hij er was. Terwijl hij zich door de hal haastte, zag hij mijn gezicht op de monitor en hoorde me aankondigen: ‘Wij zullen nu horen van broeder Peter Mourik.’

Tot grote verbazing van ouderling Asay, liep Peter Mourik direct naar binnen en ging achter het spreekgestoelte staan.

Na de dienst bespraken broeder Mourik en ik wat er was gebeurd voorafgaand aan zijn toespraak. Ik heb nagedacht over de inspiratie die niet alleen ik maar ook Peter Mourik op die dag ontving. Die opmerkelijke ervaring was voor mij een onontkoombaar getuigenis dat het belangrijk is om zulke inspiratie waardig te zijn en er dan op te vertrouwen — en haar op te volgen — als zij komt. Ik weet zonder twijfel dat de Heer wilde dat de aanwezigen tijdens die tempeldienst het krachtige, ontroerende getuigenis van zijn dienstknecht, broeder Peter Mourik, zouden horen.

Mijn geliefde broeders en zusters, communicatie met onze Vader in de hemel — waaronder onze gebeden tot Hem en zijn inspiratie aan ons — is noodzakelijk om de stormen en beproevingen van het leven te kunnen doorstaan. De Heer nodigt ons uit: ‘Nadert tot Mij en Ik zal tot u naderen; zoekt Mij naarstig en gij zult Mij vinden.’7 Als we dat doen, zullen we zijn Geest voelen, en daardoor zullen we het verlangen en de moed hebben om sterk en standvastig in rechtschapenheid te zijn — om ‘op heilige plaatsen [te staan] en niet aan het wankelen [te worden] gebracht.’8

Mogen wij, als de winden van verandering om ons heen waaien en het morele karakter van de maatschappij steeds meer voor onze ogen uiteenvalt, denken aan de geweldige belofte van de Heer aan hen die op Hem vertrouwen: ‘Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke rechterhand.’9

Wat een belofte! Dat dit onze zegen mag zijn, bid ik oprecht in de heilige naam van onze Heer en Heiland, Jezus Christus. Amen.

  1. Jonathan Sacks, ‘Reversing the Decay of London Undone’, Wall Street Journal, 20 augustus 2011, online.wsj.com; cursivering toegevoegd. Noot:De weleerwaarde zeergeleerde heer Sacks is de opperrabbijn van de United Hebrew Congregations of the Commonwealth.

  2. Exodus 20:3–4, 7–8, 12–17.

  3. Moroni 8:18.

  4. 1 Korintiërs 2:14.

  5. Jesaja 32:17.

  6. 3 Nephi 18:18–20.

  7. Leer en Verbonden 88:63.

  8. Leer en Verbonden 87:8.

  9. Jesaja 41:10.