Vier titels
Ik wil vier titels bespreken […] die ons inzicht kunnen geven in onze individuele rol in Gods eeuwige plan en in ons potentieel als priesterschapsdrager.
Beste broeders en dierbare vrienden, ik ben vervuld van dank en vreugde dat ik hier bij u ben. Ik dank de vaders en de grootvaders die hier met hun zoons en kleinzoons zijn. En ik complimenteer de jongemannen die ervoor gekozen hebben hier naartoe te komen. Hier hoor je te zijn. Ik hoop dat je de broederschap voelt die ons verenigt en ik bid dat je je hier, onder je broeders, thuis voelt, en steun en vriendschap vindt.
Wij mannen vereenzelvigen ons soms met titels. Velen van ons hebben verschillende titels, en elke titel zegt iets over onze identiteit. Sommige titels omschrijven bijvoorbeeld onze rol in het gezin, zoals zoon, broer, echtgenoot en vader. Andere titels omschrijven ons beroep in het dagelijks leven, zoals dokter, soldaat of ambachtsman. En sommige duiden onze positie in de kerk aan.
Vanavond wil ik vier titels bespreken die volgens mij van toepassing zijn op alle priesterschapsdragers, waar ze ook wonen — titels die ons inzicht kunnen geven in onze individuele rol in Gods eeuwige plan en in ons potentieel als priesterschapsdrager in De Kerk van Jezus Christus van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
Zoon van onze hemelse Vader
Eén titel die ons allen in meest fundamentele zin omschrijft, is zoon van onze hemelse Vader. Ongeacht wat we nog meer in het leven doen, moeten we nooit vergeten dat we letterlijk Gods geestkinderen zijn. We waren zijn kinderen voordat we geboren werden en we zullen voor eeuwig zijn kinderen zijn. Deze fundamentele waarheid behoort de manier waarop wij onszelf, onze broeders en zusters, en het leven zelf zien, te veranderen.
Helaas doet niemand van ons deze titel in alle opzichten eer aan, ‘want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God’.1
Het besef een zoon van God te zijn die deze heerlijkheid in meerdere of mindere mate mist, kan soms ontmoedigend zijn. De boze wil die gevoelens het liefst uitbuiten. Satan wil het liefst uw zonden uitvergroten en uw goddelijke potentieel terzijde schuiven. Broeders, luister niet naar hem.
We weten allemaal hoe een peuter leert lopen. Hij neemt een stapje en wankelt. Hij valt. Nemen we hem dat kwalijk? Natuurlijk niet. Welke vader zou een peuter straffen omdat hij struikelt? We moedigen aan, we klappen in de handen en we prijzen hem, omdat hij met elk stapje meer op zijn ouders gaat lijken.
Tja, broeders, vergeleken met de volmaaktheid van God, zijn wij stervelingen nauwelijks meer dan een onbeholpen, struikelende peuter. Maar onze liefhebbende hemelse Vader wil dat we op Hem lijken, en dat, beste broeders, behoort ook ons eeuwige doel te zijn. God begrijpt dat we dat niet met één stap bereiken, maar stapje voor stapje.
Ik geloof niet in een God die regels en geboden instelt, en dan gaat zitten wachten tot we een fout maken zodat Hij ons kan straffen. Ik geloof in een hemelse Vader die liefdevol en zorgzaam is, en Zich verheugt als we gaan staan en naar Hem toelopen. Zelfs als we struikelen, spoort Hij ons aan om niet ontmoedigd te raken, het nooit op te geven en niet het bijltje erbij neer te gooien, maar om moed te vatten, geloof te oefenen en het te blijven proberen.
Onze Vader in de hemel let op zijn kinderen en stuurt vaak onzichtbare hemelse hulp aan wie verlangen de Heiland te volgen.
Discipel van Jezus Christus
En dat brengt ons bij de volgende titel die we allemaal gemeen hebben: ieder die oprecht probeert de Christus te volgen, wordt zijn discipel genoemd. Hoewel we erkennen dat niemand van ons volmaakt is, grijpen we dat niet aan om onze verwachtingen naar beneden bij te stellen, beneden onze stand te leven, de dag van onze bekering uit te stellen of te weigeren een betere, meer volmaakte, meer gelouterde volgeling van onze Meester en Koning te worden.
Denk eraan dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen niet is opgezet voor volmaakte mannen en vrouwen op wie verleidingen geen vat hebben, maar dat zij is opgezet voor mensen zoals u en ik. En zij is gebouwd op de rots van onze Verlosser, de Heer Jezus Christus,2 dankzij wiens verzoening wij kunnen worden gereinigd en ‘huisgenoten Gods’3 kunnen worden.
Zonder de verzoening van Jezus Christus zou het leven een doodlopende weg zijn, zonder hoop of toekomst. Met de verzoening is het leven een verheffende, inspirerende reis die groei en ontplooiing brengt en naar eeuwig leven in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader leidt.
Maar hoewel de verzoening bedoeld is om meer op Christus te lijken, is zij niet bedoeld om ons allemaal hetzelfde te maken. Soms verwarren we verschillen in karakter met zonde. We kunnen zelfs ten onrechte denken dat iemand die anders is dan wij, God niet behaagt. Deze manier van denken brengt sommigen ertoe te geloven dat de kerk ieder lid in dezelfde vorm wil gieten — dat we allemaal op elkaar moeten lijken, dat we allemaal hetzelfde moeten voelen, denken en doen. Dat zou in tegenspraak zijn met het karakter van God, die iedere man anders dan zijn broeder heeft geschapen en iedere zoon anders dan zijn vader. Zelfs een identieke tweeling is niet identiek in persoonlijkheid en spirituele identiteit.
Het is ook in tegenspraak met het oogmerk en doel van de Kerk van Jezus Christus, die de keuzevrijheid van ieder van Gods kinderen erkent en beschermt — met alle verstrekkende gevolgen daarvan. Als discipelen van Jezus Christus zijn we verenigd in ons getuigenis van het herstelde evangelie en onze toewijding aan Gods geboden. Maar we verschillen in culturele, sociale en politieke voorkeuren.
De kerk gedijt als we ons voordeel doen met deze diversiteit, en we elkaar aanmoedigen om onze talenten te ontwikkelen en ze te gebruiken om onze medediscipelen op te beuren en te versterken.
Broeders, het discipelschap is een levensreis waarop wij de Heiland volgen. Langs ons metaforische pad van Betlehem naar Golgota zullen we vaak de kans krijgen om onze reis af te breken. Soms zal het lijken of het pad meer van ons vergt dan we hadden voorzien. Maar als dragers van het priesterschap moeten we de moed hebben om de Verlosser te volgen, zelfs als ons kruis te zwaar lijkt om te dragen.
Elke stap die we nemen om de Zoon van God te volgen, zal ons er wellicht aan herinneren dat we nog niet volmaakt zijn. Laten we echter standvastige en constante discipelen zijn. Laten we het niet opgeven. Laten we onze verbonden trouw blijven. Laten we onze Voorspraak en Verlosser nooit uit het oog verliezen, hoe wankel we Hem ook stap voor stap naderen.
Genezer van zielen
Broeders, als we onze Heer Jezus Christus werkelijk willen volgen, moeten we een derde titel aannemen: genezer van zielen. Wij die tot het priesterschap van God zijn geordend, zijn geroepen om ‘de geneeskunst’4 te beoefenen.
Het is ons werk om op te bouwen, te herstellen, te versterken, op te beuren en te helen. Onze taak is het voorbeeld van de Heiland na te volgen en de hand te reiken aan wie lijden. We ‘treuren met hen die treuren [en] vertroosten die vertroosting nodig hebben’.5 We verbinden de wonden van de zieken en bezochten. We komen ‘de zwakken te hulp, verhef[fen] de handen die slap neerhangen en sterk[en] de knikkende knieën.’6
Als huisonderwijzer zijn we genezers. Als priesterschapsleider zijn we genezers. Als vader, zoon, broer en echtgenoot behoren we betrokken en toegewijde genezers te zijn. In de ene hand dragen we een flesje gewijde olie om zieken te zalven; in de andere hand dragen we een brood om de hongerigen te voeden; en in ons hart dragen we het aangename woord van God mee, ‘dat de verwonde ziel geneest’.7
Dat is onze eerste en voornaamste taak als priesterschapsdrager — en die is op zowel Aäronisch- als Melchizedeks-priesterschapsdragers van toepassing. Alleen in het herstelde evangelie van Jezus Christus geloven zal ons niet zo heel veel goed doen, pas als we het naleven zal het ons tot zegen zijn. Het is de toepassing van de evangeliebeginselen die het individu verheft en het gezin versterkt. Ons is de bevoorrechte taak gegeven om anderen zowel in woord als daad tot zegen te zijn.
De Heiland verricht wonderen. Hij is de grote Geneesheer. Hij is ons voorbeeld, ons licht, zelfs in de donkerste momenten, en Hij wijst ons de goede weg.
Laten wij Hem volgen. Laten wij onze rol oppakken en genezer worden door God en onze medemens te dienen.
Erfgenaam van eeuwig leven
De vierde titel die we allemaal gemeen hebben, brengt ons terug bij de eerste in ons lijstje. Als zoons van onze hemelse Vader zijn we erfgenaam van alles wat Hij heeft.
‘Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn.
‘Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; immers, indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.’8
Laat daar uw gedachten eens over gaan, geliefde broeders. Wij zijn mede-erfgenamen van Christus!
Is het dan wel zo slim om zoveel kostbare tijd, geld en energie te steken in het najagen van prestige of rijkdom, of onze zinnen te zetten op de nieuwste en gaafste elektronische snufjes?
De Heer heeft ons de goddelijke belofte gedaan dat ‘wie ook getrouw zijn zodat zij deze twee priesterschappen […] verkrijgen en hun roeping grootmaken […], ontvangen Mij, zegt de Heer; […] en wie Mij ontvangt, ontvangt mijn Vader; […] daarom zal alles wat mijn Vader heeft, hem gegeven worden’.9
Ik kan mij geen exact beeld vormen van de omvang van deze belofte, maar ik weet wel dat zij ontzagwekkend is, goddelijk, eeuwig, en al onze inspanningen waard.
Zou deze gedachte ons er niet toe moeten brengen om bereidwillig en vreugdevol onze Heer en onze medemens te dienen, en onze taken in het priesterschap van God getrouw uit te voeren?
Dit edele werk zal alles van ons vergen en we zullen er al onze capaciteiten voor moeten aanspreken. Willen wij dat we hemelse leiding krijgen en dat de ingevingen van de Heilige Geest ons de weg wijzen? Laten wij dan onze sikkel opnemen en ons schrap zetten in dit grote werk — een zaak die veel groter is dan wijzelf!
God en onze medemens dienen, zal veel van ons vergen en zal ons herscheppen tot een nieuw mens, edeler dan we ooit voor mogelijk hielden.
Wellicht denkt u dat u niet nodig bent, dat u over het hoofd wordt gezien of niet gewenst bent, dat u niet van belang bent.
Ik zou het heel erg vinden als een priesterschapsdrager dat gevoel heeft. U wordt zeker niet over het hoofd gezien door uw hemelse Vader, noch ziet Hij u als ongewenst. Hij houdt van u. En ik kan u verzekeren dat de kerk u nodig heeft.
Weet u niet dat God ‘wat voor de wereld dwaas is, heeft […] uitverkoren om de wijzen te beschamen, en [dat God] wat voor de wereld zwak is, heeft […] uitverkoren om wat sterk is te beschamen’?10
Wellicht is het waar dat we zwak zijn. Wellicht zijn we niet wijs en sterk. Maar als God door ons werkt, kan niets of niemand ons tegenhouden.11
Daarom heeft de kerk u nodig. U hebt uw eigen, bijzondere bijdrage te leveren en God kan die bijdrage op een machtige manier grootmaken. De grootte van uw bijdrage is niet afhankelijk van uw roeping in de kerk. Uw dienende mogelijkheden zijn oneindig. Als u aan de zijlijn staat, moedig ik u aan het veld op te gaan.
Wacht niet tot u een bepaalde roeping krijgt om volledig betrokken te raken bij de opbouw van Gods koninkrijk. Als priesterschapsdrager bent u al tot het werk geroepen. Bestudeer dagelijks het woord Gods, bid dagelijks tot uw hemelse Vader, neem de beginselen van het herstelde evangelie in u op, geef God dank en vraag Hem u te leiden. Leef vervolgens na wat u leert, eerst in uw gezin, maar ook in alle andere facetten van uw leven.
In de symfonie van de grote Componist hebt u uw eigen partituur te spelen — uw eigen partij te zingen. Als u dat niet doet, zal de symfonie zeker worden uitgespeeld. Maar als u opstaat en u bij het koor voegt en de macht van God toelaat door u te werken, zult u ‘de vensters van de hemel’ zien opengaan en zal Hij ‘zegen over u […] uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn’.12 Als u uw ware potentieel als zoon van God in u naar bovenhaalt, zult u een positieve invloed zijn in uw familie, uw gezin, uw gemeenschap, uw land en, ja, in de wereld.
En al doende zult u, terwijl u ‘uw leven verliest’ in het dienen van uw naaste,13 groeien en tot ontplooiing komen, totdat u ‘de maat van de wasdom der volheid van Christus’14 bereikt. Dan zult u gereed zijn om met Christus alles te beërven wat uw Vader heeft.
U bent belangrijk voor God
Dierbare broeders, dierbare vrienden, u bent belangrijk. U bent geliefd. U bent nodig. Dit werk is waar. Het priesterschap dat u bevoorrecht bent te dragen, is werkelijk van God afkomstig.
Ik bid dat u, als u over de vele titels van een waardige priesterschapsdrager nadenkt, zult ontdekken dat u een goddelijke wind in de rug hebt, die u voortdurend opwaarts verheft naar het grote erfdeel dat uw hemelse Vader voor u heeft klaarliggen. Ik geef u deze zegen en mijn getuigenis in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.