2010–2019
De sleutels en het gezag van het priesterschap
April 2014


16:21

De sleutels en het gezag van het priesterschap

Ouderling Dallin H. Oaks

De sleutels van het priesterschap bieden zowel mannen als vrouwen leiding. Het gezag en de verordeningen van het priesterschap hebben betrekking op zowel vrouwen als mannen.

I.

In deze conferentie zijn enkele getrouwe broeders ontheven. Ook hebben we onze steun aan de roeping van andere verleend. Bij deze roulatie — waarmee we in de kerk zo vertrouwd zijn — is er geen sprake van ‘degradatie’ als we worden ontheven, en maken we ook geen ‘promotie’ als we worden geroepen. Er is geen ‘promotie of degradatie’ in de dienst van de Heer. Er is alleen ‘vooruitgang of achteruitgang’, afhankelijk van hoe we met onze ontheffingen en roepingen omgaan. Zo presideerde ik eens een bijeenkomst waarin een jonge ringpresident na negen jaar werd ontheven. Hij verheugde zich in zijn ontheffing en in de nieuwe roeping die hij en zijn vrouw net hadden gekregen. Zij waren als kinderkamerleiders in hun wijk geroepen. Alleen in deze kerk wordt dat als net zo eervol beschouwd!

II.

Onlangs zei algemeen ZHV-presidente Linda K. Burton, het volgende in een vrouwenconferentie: ‘We hopen dat er in ieder van ons een groter verlangen ontstaat naar meer begrip van het priesterschap.’1 Dat geldt voor ons allemaal, en ik wil daar gevolg aan geven door over de sleutels en het gezag van het priesterschap te spreken. Aangezien deze onderwerpen zowel mannen als vrouwen aangaan, doet het mij genoegen dat deze bijeenkomst voor alle leden van de kerk wordt uitgezonden en gepubliceerd. De macht van het priesterschap komt ons allen ten goede. De sleutels van het priesterschap bieden zowel mannen als vrouwen leiding. Het gezag en de verordeningen van het priesterschap hebben betrekking op zowel vrouwen als mannen.

III.

President Joseph F. Smith omschreef het priesterschap als ‘de macht Gods die aan de mens is gedelegeerd, waarmee de mens op aarde ten behoeve van het heil van de mensheid kan handelen.’2 Andere leiders hebben ons geleerd dat het priesterschap de ‘hoogste macht op aarde’ is. ‘Het is de macht waarmee de aarde is geschapen.’3 In de Schriften staat: ‘Ditzelfde priesterschap, dat er in het begin was, zal er ook aan het einde der wereld zijn’ (Mozes 6:7). Het priesterschap is dus de macht die onze opstanding bewerkstelligt en het eeuwige leven verwezenlijkt.

Het begrip dat we verlangen, begint met begrip van de sleutels van het priesterschap. De ‘priesterschapssleutels zijn het gezag dat God aan priesterschaps[dragers] geeft om het gebruik van zijn priesterschap op aarde te regelen en te besturen.’4 Elke handeling of verordening die in de kerk wordt verricht, gebeurt na de directe of indirecte autorisatie van de persoon die daarvoor de sleutels draagt. Ouderling M. Russell Ballard heeft het zo uitgelegd: ‘Wie priesterschapssleutels hebben […] maken het voor allen die getrouw onder hun leiding werkzaam zijn letterlijk mogelijk om priesterschapsgezag uit te oefenen en toegang tot priesterschapsmacht te hebben.’5

Priesterschapssleutels zijn bedoeld om de uitoefening van het priesterschapsgezag te reguleren, zowel in uitbreidende als in beperkende zin. In uitbreidende zin door het priesterschapsgezag en de daaruit voortvloeiende zegeningen aan alle kinderen van God beschikbaar te stellen. In beperkende zin door aan te geven wie het gezag van het priesterschap ontvangt, wie welk ambt draagt, en hoe de bijbehorende rechten en machten worden verleend. Iemand die bijvoorbeeld het priesterschap draagt, kan zijn ambt of gezag niet aan een ander verlenen, tenzij hij daartoe wordt geautoriseerd door iemand die de sleutels draagt. Zonder die autorisatie zou de ordening ongeldig zijn. Dit is de reden dat een priesterschapsdrager — ongeacht het ambt dat hij draagt — geen gezinslid kan ordenen of bij hem thuis het avondmaal kan bedienen zonder de autorisatie van de persoon die de desbetreffende sleutels draagt.

Met uitzondering van het heilige werk dat de zusters in de tempel op grond van de sleutels van de tempelpresident doen, wat ik straks zal uitleggen, kan alleen iemand die een priesterschapsambt draagt in een priesterschapsverordening officiëren. En alle geautoriseerde priesterschapsverordeningen worden in de ledenadministratie van de kerk opgenomen.

Uiteindelijk draagt de Heer Jezus Christus alle sleutels van het priesterschap, omdat het zijn priesterschap is. Hij beslist welke sleutels aan de mens worden gedelegeerd en hoe die sleutels worden gebruikt. We zijn gewend te denken dat alle sleutels van het priesterschap in de Kirtlandtempel aan Joseph Smith zijn verleend, maar in de Schriftplaats staat dat toen alleen de ‘sleutels van deze bedeling’ (LV 110:16) zijn overgedragen. President Spencer W. Kimball heeft er vele jaren geleden in de algemene conferentie op gewezen dat er nog meer priesterschapssleutels zijn die niet aan de mens zijn gegeven, zoals de sleutels van de schepping en de opstanding.6

De beperkingen die van Godswege op de uitoefening van priesterschapssleutels zijn geplaatst, maken een essentieel verschil duidelijk tussen beslissingen over kerkelijke bestuurszaken en beslissingen die het priesterschap betreffen. Het Eerste Presidium en de Raad van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen, die de kerk presideren, zijn gemachtigd om vele beslissingen te nemen die invloed op het beleid en de procedures van de kerk hebben — zaken zoals de locatie van kerkgebouwen en de minimum zendingsleeftijd. Maar zelfs al dragen en gebruiken deze presiderende autoriteiten alle sleutels die in deze bedeling aan de mens zijn gedelegeerd, dan nog staat het hen niet vrij om het van Godswege verordende patroon te wijzigen dat alleen mannen een ambt in het priesterschap kunnen dragen.

IV.

Dat brengt mij bij het onderwerp van het priesterschapsgezag. Ik begin met de drie beginselen die ik zojuist heb besproken: (1) het priesterschap is de macht Gods die aan de mens is gedelegeerd om ten behoeve van het heil van de mensheid te handelen, (2) het priesterschapsgezag wordt gereguleerd door priesterschapsdragers die priesterschapssleutels dragen, en (3) aangezien er in de Schriften staat dat ‘alle andere bevoegdheden [en] functies in de kerk […] toevoegingen aan dat priesterschap [zijn]’ (LV 107:5), wordt alles wat op last van die priesterschapssleutels wordt gedaan, met priesterschapsgezag gedaan.

Hoe is dit op vrouwen van toepassing? In een toespraak gericht tot de ZHV, heeft president Joseph Fielding Smith, toen hij president van het Quorum der Twaalf Apostelen was, gezegd: ‘Hoewel de zusters niet het priesterschap dragen, omdat het niet aan hen wordt verleend, wil dat niet zeggen dat de Heer hun geen gezag heeft gegeven. […] Een broeder, of een zuster, kan gezag ontvangen om bepaalde dingen in de kerk te doen, die bindend zijn en absoluut noodzakelijk voor ons heil, bijvoorbeeld het werk dat onze zusters in het huis van de Heer doen. Zij hebben het gezag gekregen om bepaalde grote en geweldige dingen te doen die heilig voor de Heer zijn, en die in alle opzichten net zo bindend zijn als de zegens die de priesterschapsdragers geven.’7

In die gedenkwaardige toespraak zei president Smith telkens weer dat vrouwen gezag hebben ontvangen. Tot de vrouwen zei hij: ‘U kunt met gezag spreken, omdat de Heer u gezag heeft gegeven.’ Hij zei ook dat aan de ZHV-zusters ‘macht en gezag is gegeven om vele dingen te doen. Het werk dat zij doen, doen zij door middel van goddelijk gezag.’ En uiteraard wordt het kerkwerk dat mannen en vrouwen doen, hetzij in de tempel, hetzij in de wijken of gemeenten, gedaan op aanwijzing van hen die priesterschapssleutels dragen. Daarom legde president Smith met betrekking tot de ZHV uit: ‘[De Heer] heeft ze […] deze geweldige organisatie gegeven, met het gezag om op aanwijzing van, en in goed overleg met, de bisschop van de wijk naar de geestelijke en stoffelijke noden van onze mensen om te zien.’8

Daarom wordt er met recht gezegd dat de ZHV niet slechts een klas voor vrouwen is, maar een organisatie waartoe zij behoren — een van Godswege opgericht toevoegsel aan het priesterschap.9

We zijn het niet gewend om van vrouwen te zeggen dat zij het priesterschapsgezag in hun kerkroepingen dragen, maar welk ander gezag zou het kunnen zijn? Als een vrouw — jong of oud — als voltijdzendelinge wordt aangesteld om het evangelie te prediken, ontvangt zij het priesterschapsgezag om een priesterschapstaak uit te voeren. Hetzelfde geldt voor een vrouw die op aanwijzing van iemand die de sleutels van het priesterschap draagt als functionaris of leerkracht in een kerkelijke organisatie wordt aangesteld. Al wie in een functie of roeping werkzaam zijn, die zij hebben gekregen van iemand die priesterschapssleutels draagt, oefenen priesterschapsgezag uit in de taak die hem of haar is toegewezen.

Al wie priesterschapsgezag uitoefenen, dienen zich niet met hun rechten bezig te houden, maar zich op hun plichten te concentreren. Dat is een beginsel dat voor de maatschappij in zijn geheel geldt. De beroemde Russische schrijver Alexander Solzjenitsyn schijnt gezegd te hebben: ‘Het wordt tijd […] om niet zozeer de mensenrechten te verdedigen als wel de mensenplichten.’10 Heiligen der laatste dagen beseffen dat in aanmerking komen voor de verhoging geen kwestie is van het verdedigen van rechten, maar veeleer een kwestie van het vervullen van plichten.

V.

De Heer heeft verklaard dat alleen mannen tot ambten in het priesterschap worden geordend. Maar, zoals veel kerkleiders nadrukkelijk hebben gezegd, ‘zijn’ mannen niet het priesterschap.11 Mannen dragen het priesterschap, met de heilige plicht om het te gebruiken tot zegen van alle kinderen van God.

De grootste macht die God aan zijn zoons heeft gegeven, kan niet zonder het gezelschap van een van zijn dochters worden uitgeoefend, omdat God alleen zijn dochters het vermogen heeft gegeven ‘om een schepster van lichamen te zijn […] zodat Gods opzet en het grote plan kunnen worden verwezenlijkt.’12 Dat zijn de woorden van president J. Reuben] Clark:

Hij ging als volgt verder: ‘Dat is de rol van onze vrouwen en onze moeders in het eeuwige plan. Zij dragen het priesterschap niet; zij nemen geen taken en functies in het priesterschap op zich; noch worden zij met priesterschapsplichten belast; zij zijn bouwers en organisators op grond van deze macht, en deelneemsters aan de zegeningen van het priesterschap, daar zij de aanvulling op de priesterschapsmachten bezitten en een vermogen in zich dragen dat evenzeer een goddelijke roeping is, en dat op zichzelf evenzeer van eeuwig belang is als het priesterschap zelf.’13

Met die geïnspireerde woorden verwees president Clark naar het gezin. In de gezinsproclamatie staat dat de vader in het gezin presideert. Hij en zijn vrouw hebben afzonderlijke taken, maar zij ‘hebben de plicht om elkaar als gelijkwaardige partners met deze heilige taken te helpen.’14 Een aantal jaren vóór de gezinsproclamatie gaf president Spencer W. Kimball deze geïnspireerde uitleg: ‘Als we over het huwelijk als een partnerschap spreken, laten we het dan hebben over een volledig partnerschap. We willen niet dat onze zusters in die eeuwige opdracht een stille of beperkt aansprakelijke partner zijn! Wees alstublieft een bijdragende en volledige partner.’15

In de ogen van God zijn vrouwen en mannen gelijkwaardig, hoewel zij verschillende rollen vervullen, hetzij in de kerk, hetzij in het gezin.

Ik sluit af met enkele waarheden over de zegeningen van het priesterschap. In tegenstelling tot de priesterschapssleutels en de priesterschapsverordeningen staan de zegeningen van het priesterschap vrouwen en mannen op dezelfde voorwaarden ter beschikking. De gave van de Heilige Geest en de zegeningen van de tempel illustreren deze waarheid uitstekend.

In zijn inzichtelijke toespraak die hij vorig jaar in de onderwijsweek van de BYU hield, besprak ouderling M. Russell Ballard deze leringen:

‘Onze kerkleer zegt dat vrouwen gelijk zijn aan en toch verschillen van mannen. God vindt niet een van beide seksen beter of belangrijker dan de andere. […]

‘Als mannen en vrouwen naar de tempel gaan, worden ze beiden met dezelfde macht begiftigd, namelijk priesterschapsmacht. […] De macht en de zegeningen van het priesterschap [staan] alle kinderen van God ter beschikking.’16

Ik getuig van de macht en de zegeningen van het priesterschap van God, die zowel zijn zoons als zijn dochters ter beschikking staan. Ik getuig van het gezag van het priesterschap, dat in alle ambten en activiteiten van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen werkzaam is. Ik getuig van de van Godswege gereguleerde functie van de sleutels van het priesterschap, die in hun volheid door onze profeet en president, Thomas S. Monson, worden gedragen en uitgeoefend. Tot slot getuig ik van het belangrijkste, namelijk van onze Heer en Heiland, Jezus Christus, van wie het priesterschap is en van wie wij de dienstknechten zijn. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Linda K. Burton, ‘Priesthood: A Sacred Trust to Be Used for the Benefit of Men, Women, and Children’ (toespraak gehouden in een vrouwenconferentie aan de Brigham Young University, 3 mei 2013), p. 1; ce.byu.edu/cw/womensconference/transcripts.php.

  2. Joseph F. Smith, Gospel Doctrine, 5de ed. (1939), p. 139;

  3. Boyd K. Packer, ‘Priesterschapskracht thuis’, (wereldwijde instructiebijeenkomst voor leidinggevenden, februari 2012); lds.org/broadcasts; zie ook James E. Faust, ‘Power of the Priesthood’, Ensign, mei 1997, pp. 41–43.

  4. Handboek 2: de kerk besturen (2010), 2.1.1.

  5. M. Russell Ballard, ‘Mannen en vrouwen in het werk van de Heer’, Liahona, april 2014, p. 48; zie ook Dochters in mijn koninkrijk: de geschiedenis en het werk van de zustershulpvereniging (2011), p. 139.

  6. Zie Spencer W. Kimball, ‘Our Great Potential’, Ensign, mei 1977, p. 49.

  7. Joseph Fielding Smith, ‘Relief Society—an Aid to the Priesthood’, Relief Society Magazine, januari 1959, p. 4.

  8. Joseph Fielding Smith, ‘Relief Society—an Aid to the Priesthood’, pp. 4, 5; zie ook Leringen van kerkpresidenten: Joseph Fielding Smith (2013), p. 315.

  9. Zie Boyd K. Packer, ‘The Relief Society’, Ensign, mei 1998, p. 72; zie ook Dochters in mijn koninkrijk, p. 138.

  10. Alexander Solzjenitsyn, ‘A World Split Apart’ (thematoespraak Harvard University, 8 juni 1978); zie ook Patricia T. Holland, ‘A Woman’s Perspective on the Priesthood’, Ensign, juli 1980, p. 25; Tambuli, juni 1982, p. 23; Dallin H. Oaks, ‘Rights and Responsibilities’, Mercer Law Review, deel 36, nr. 2 (winter 1985), pp. 427–442.

  11. Zie James E. Faust, ‘Door de hemel gezonden’, Liahona, november 2002, p. 18; M. Russell Ballard, ‘Dit is mijn werk en mijn heerlijkheid’, Liahona, mei 2013, p. 19; Dallin H. Oaks, ‘Priesterschapsgezag thuis en in de kerk’, Liahona, november 2005, p. 26. We zeggen soms dat de zustershulpvereniging een ‘partner van het priesterschap’ is. Het zou accurater zijn om te zeggen dat in het werk van de Heer de zustershulpvereniging en de vrouwen van de kerk ‘partners van de dragers van het priesterschap’ zijn.

  12. J. Reuben Clark, ‘Our Wives and Our Mothers in the Eternal Plan’, Relief Society Magazine, december 1946, p. 800.

  13. J. Reuben Clark, ‘Our Wives and Our Mothers in the Eternal Plan’, p. 801.

  14. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, p. 129.

  15. Spencer W. Kimball, ‘Privileges and Responsibilities of Sisters’, Ensign, november 1978, p. 106.

  16. M. Russell Ballard, Liahona, april 2014, p. 48; zie ook Sheri L. Dew, Women and the Priesthood (2013), vooral hoofdstuk 6, voor een waardevolle behandeling van de besproken leringen.