2010–2019
De naam van Jezus Christus op ons nemen
Oktober 2018


10:25

De naam van Jezus Christus op ons nemen

Mogen wij de naam van Jezus Christus getrouw op ons nemen – door naar de dingen te kijken zoals Hij dat doet, te dienen zoals Hij diende en erop te vertrouwen dat zijn genade genoeg is.

Medebroeders en -zusters, toen ik onlangs de oproep van president Russell M. Nelson overdacht om de geopenbaarde naam van de kerk te gebruiken, sloeg ik de tekst op waarin de Heiland de Nephieten instructies over de naam van de kerk geeft.1 Het trof mij dat de Heiland onder meer tegen de mensen zegt dat ‘u de naam van Christus […] op u moet nemen’.2 Ik ben mezelf daardoor de vraag gaan stellen: neem ik de naam van de Heiland op mij zoals Hij dat van mij verwacht?3 Ik wil het vandaag over enkele indrukken hebben die ik als antwoord op die vraag heb gekregen.

Ten eerste: de naam van Christus op ons nemen, betekent de werkelijkheid zo goed mogelijk proberen te zien zoals God die ziet.4 Hoe kijkt God naar de dingen? Joseph Smith heeft gezegd: ‘Terwijl het ene deel van het mensdom het andere onbarmhartig beoordeelt en veroordeelt, ziet de Vader van het heelal met vaderlijke zorg en ouderlijke genegenheid op de hele mensheid neer’, want ‘zijn liefde [is] onpeilbaar.’5

Mijn oudere zus is een paar jaar geleden overleden. Haar leven ging niet over rozen. Ze had moeite met het evangelie en was nooit echt actief. Haar man scheidde van haar en liet haar met vier jonge kinderen achter. Ik gaf haar op de avond van haar overlijden een zegen dat ze vreedzaam huiswaarts zou keren. Haar kinderen waren er ook bij. Op dat moment besefte ik dat ik het leven van mijn zus te vaak had gezien in termen van haar problemen en inactiviteit. Toen ik die avond mijn handen op haar hoofd legde, wees de Geest mij ernstig terecht. Ik zag opeens haar goedheid en kreeg haar te zien zoals God haar zag – niet als iemand die moeite met het evangelie en het leven had, maar als iemand die met moeilijke zaken om moest gaan die ik niet kende. Ik zag haar als een geweldige moeder die, ondanks grote obstakels, vier prachtige, fantastische kinderen had grootgebracht. Ik zag haar als steun en toeverlaat voor onze moeder nadat onze vader was overleden.

Ik geloof dat God mij op die laatste avond met mijn zus vroeg: ‘Zie je niet dat iedereen om je heen een heilig wezen is?’

Brigham Young heeft gezegd:

‘Ik wil de heiligen op het hart drukken […] om mannen en vrouwen te begrijpen zoals zij zijn en ze niet te begrijpen zoals u bent.’6

‘Hoe dikwijls wordt er niet gezegd: “Die en die persoon heeft iets verkeerd gedaan; hij kan geen heilige zijn.” […] We horen dat sommigen vloeken en liegen [of] de sabbat niet heiligen. […] Vel geen oordeel over zulke mensen, want u weet niet wat de Heer met hen van plan is. […] Heb [dus] geduld met ze.’7

Kunt u zich voorstellen dat onze Heiland u en uw lasten ongemerkt aan Zich voorbij laat gaan? De Heiland keek met dezelfde ogen naar de Samaritaan, de overspelige, de tollenaar, de melaatse, de geesteszieke en de zondaar. Ze waren allemaal kinderen van zijn Vader. Ze waren allemaal te redden.

Kunt u zich voorstellen dat Hij Zich afkeert van iemand die twijfelt aan zijn plaats in Gods koninkrijk of van iemand die op wat voor manier ook wordt gekweld?8 Ik niet. In de ogen van Christus is iedere ziel van oneindige waarde. Niemand is voorbestemd om te falen. Het eeuwige leven is voor iedereen mogelijk.9

De terechtwijzing door de Geest aan het bed van mijn zus heeft me een grote les geleerd: als we naar de dingen kijken zoals Hij ze ziet, hebben we een dubbele zege behaald – verlossing van wie we bijstaan en verlossing van onszelf.

Ten tweede: om de naam van Christus op ons te nemen, moeten we niet alleen de dingen zien zoals God ze ziet, maar ook zijn werk doen en dienen zoals Hij heeft gediend. We leven de twee grote geboden na, onderwerpen ons aan Gods wil, vergaderen Israël en laten ons licht ‘schijnen voor de mensen’.10 We ontvangen en leven naar de verbonden en verordeningen van zijn herstelde kerk.11 Doen we dat, dan begiftigt God ons met de macht om onszelf, onze familie en anderen tot zegen te zijn.12 Stel uzelf maar eens de vraag: ken ik iemand die de machten van de hemel niet nodig heeft?

God zal wonderen onder ons verrichten als we onszelf heiligen.13 We moeten onszelf heiligen door ons hart te zuiveren.14 We zuiveren ons hart als we Hem horen,15 ons van onze zonde bekeren,16 tot bekering komen,17 en liefhebben zoals Hij liefheeft.18 De Heiland heeft ons gevraagd: ‘Want als u hen liefhebt die u liefhebben, wat voor loon hebt u dan?’19

Ik hoorde onlangs wat er zich in het leven van ouderling James E. Talmage had voorgedaan. Daardoor ging ik stilstaan bij de wijze waarop ik mensen om mij heen liefheb en van dienst ben. Ouderling Talmage kwam als jonge hoogleraar – hij was nog geen apostel – toen de dodelijke difterie-epidemie van 1892 het hevigst was, in aanraking met een onbekend gezin dat bij hem in de buurt woonde. Ze waren geen lid van de kerk en door de ziekte geveld. Niemand wilde het risico nemen om de besmette woning te betreden. Maar ouderling Talmage ging meteen naar de woning toe. Hij trof vier kinderen aan: eentje van tweeënhalf dood op bed, eentje van vijf en eentje van tien met hevige pijn, en een verzwakte dertienjarige. De ouders waren bedroefd en uitgeput.

Ouderling Talmage kleedde de overledene en de levenden, veegde de kamers schoon en verbrandde de vuile lompen waarin de ziekte zat. Hij werkte de hele dag en keerde daarna de volgende morgen terug. De tienjarige was die nacht overleden. Hij nam de vijfjarige in zijn armen. Ze hoestte bloederig slijm in zijn gezicht en over zijn kleren. Hij schreef: ‘Ik kon haar gewoon niet neerzetten’ en hij hield haar in zijn armen tot ze stierf. Hij hielp met de begrafenis van de drie kinderen en regelde voedsel en schone kleren voor de rouwende, overblijvende gezinsleden. Thuis deed broeder Talmage zijn kleren weg. Hij baadde zich in een zinkoplossing, zonderde zich af van zijn gezin en doorstond een milde aanval van de ziekte.20

Er staan zoveel levens om ons heen op het spel. Heiligen nemen de naam van de Heiland op zich door heilig te worden en allen van dienst te zijn, waar of hoe ze ook in het leven staan. Daardoor worden levens gered.21

Tot slot, naar mijn idee kunnen we zijn naam alleen op ons nemen als we Hem vertrouwen. Een jonge vrouw stelde in een zondagse bijeenkomst die ik bijwoonde een vraag in de volgende trant: ‘Mijn vriend en ik zijn pas uit elkaar gegaan en hij heeft besloten de kerk te verlaten. Hij zegt dat hij nog nooit zo gelukkig is geweest. Hoe kan dat?’

De Heiland heeft die vraag beantwoord toen Hij tegen de Nephieten zei: ‘Maar indien [uw leven] niet op mijn evangelie is gebouwd, maar op de werken van mensen is gebouwd, of op de werken van de duivel, voorwaar, Ik zeg u, [u hebt] enige tijd vreugde in [uw] werken, maar weldra komt het eind.’22 Er bestaat gewoonweg geen blijvende vreugde buiten het evangelie van Jezus Christus.

Ik moest in die bijeenkomst wel denken aan de vele goede mensen die ik ken die onder grote lasten gebukt gaan en met geboden worstelen die op zijn best een hele opgave voor hen zijn. Ik vroeg me af: wat zou de Heiland nog meer tot ze zeggen?23 Ik denk dat Hij zou vragen: ‘Vertrouw je Mij?’24 Tot de vrouw die bloedvloeiingen had, zei Hij: ‘Uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede.’25

Een van mijn lievelingsteksten is Johannes 4:4. Daarin staat: ‘En Hij moest door Samaria gaan.’

Waarom houd ik van die Schrifttekst? Omdat Jezus niet naar Samaria hoefde te gaan. De Joden keken in die tijd op de Samaritanen neer en namen een weg om Samaria heen. Maar Jezus verkoos er doorheen te trekken om aan de hele wereld voor het eerst te verklaren dat Hij de beloofde Messias was. Hij koos voor deze boodschap niet alleen een groep verschoppelingen uit, maar ook nog eens een vrouw – en niet zomaar een vrouw, maar een vrouw die in zonde leefde, iemand die in die tijd als de minste van de minsten beschouwd werd. Ik geloof dat Jezus dit deed zodat ieder van ons altijd kan begrijpen dat zijn liefde groter is dan onze angsten, onze wonden, onze verslavingen, onze twijfels, onze verleidingen, onze zonden, onze ontwrichte gezinnen, onze neerslachtigheid en zorgen, onze chronische ziekte, onze armoede, ons misbruik, onze wanhoop en onze eenzaamheid.26 Hij wil iedereen laten weten dat er niets of niemand is waarvoor dankzij Hem geen genezing en blijvende vreugde mogelijk zijn.27

Zijn genade is genoeg.28 Hij alleen is onder alle dingen neergedaald. De kracht van zijn verzoening is de kracht om al onze moeilijkheden te overwinnen.29 De boodschap van de vrouw bij de bron is dat Hij onze levensomstandigheden kent30 en dat wij altijd met Hem kunnen optrekken, waar we ons ook bevinden. Tot haar en tot ieder van ons zegt Hij: ‘Wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar [hij] zal […] een bron [hebben] van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.’31

Waarom zou u zich op uw levensreis ooit van de enige Heiland willen afkeren die alle macht bezit om u te genezen en te verlossen? Elke prijs die u moet betalen om Hem te vertrouwen, is het waard. Broeders en zusters, laten we ervoor kiezen om ons geloof in onze hemelse Vader en onze Heiland, Jezus Christus, te vergroten.

Vanuit het diepst van mijn hart getuig ik dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen de kerk van de Heiland is, door de levende Christus bij monde van een ware profeet geleid. Ik bid dat wij de naam van Jezus Christus getrouw op ons zullen nemen – door naar de dingen te kijken zoals Hij dat doet, door te dienen zoals Hij diende, en door erop te vertrouwen dat zijn genade genoeg is om ons thuis en blijvende vreugde te brengen. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie 3 Nephi 27:3–8.

  2. Zie 3 Nephi 27:5–6; zie ook Leer en Verbonden 20:77 en het avondmaalsverbond.

  3. Zie Dallin H. Oaks, His Holy Name (1998) voor een uitgebreide verhandeling over de naam van Jezus Christus op ons nemen en getuige van die naam zijn.

  4. Zie Mosiah 5:2–3. Een deel van de grote verandering in het hart van het volk van koning Benjamin dat de naam van Christus op zich nam, was dat hun ogen voor ‘een groots beeld’ geopend werden. Zij die het celestiale koninkrijk beërven, zijn personen die ‘zien zoals zij worden gezien’ (Leer en Verbonden 76:94).

  5. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 42.

  6. Brigham Young, in Journal of Discourses, deel 8, 37.

  7. Discourses of Brigham Young, samengesteld door John A. Widtsoe (1954), 278.

  8. Zie 3 Nephi 17:7.

  9. Zie Johannes 3:14–17; Handelingen 10:34; 1 Nephi 17:35; 2 Nephi 26:33; Leer en Verbonden 50:41–42; Mozes 1:39. Ouderling D. Todd Christofferson heeft ook gezegd: ‘Met vertrouwen getuigen wij dat de verzoening van Jezus Christus alle ontberingen en verliezen heeft voorzien en uiteindelijk alles zal rechtzetten voor wie zich tot Hem wenden. Niemand is voorbestemd om minder te ontvangen dan alles wat de Vader voor zijn kinderen heeft.’ (‘Waarom een huwelijk, waarom een gezin’, Liahona, mei 2015, 52.)

  10. Zie Mattheüs 5:14–16; 22:35–40; Mosiah 3:19; Leer en Verbonden 50:13–14; 133:5; zie ook Russell M. Nelson, ‘De vergadering van het verstrooide Israël’, Liahona, november 2006, 79–81.

  11. Zie Leviticus 18:4; 2 Nephi 31:5–12; Leer en Verbonden 1:12–16; 136:4; Geloofsartikelen 1:3–4.

  12. Zie Leer en Verbonden 84:20–21; 110:9.

  13. Zie Jozua 3:5; Leer en Verbonden 43:16; zie ook John 17:19. De Heiland heiligde Zichzelf zodat Hij de macht zou hebben om ons te zegenen.

  14. Zie Helaman 3:35; Leer en Verbonden 12:6–9; 88:74.

  15. Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:17, het eerste gebod dat God in een visioen aan de profeet Joseph Smith gaf; zie ook 2 Nephi 9:29; 3 Nephi 28:34.

  16. Zie Markus 1:15; Handelingen 3:19; Alma 5:33; 42:22–23; Leer en Verbonden 19:4–20. Overpeins ook eens deze twee gedachten over zonde. Ten eerste schrijft Hugh Nibley: ‘Zonde is verspilling. Het is iets doen terwijl u andere en betere dingen behoort te doen waarvoor u de capaciteiten hebt.’ (Approaching Zion, red. Don E. Norton [1989], 66.) De moeder van John Wesley, Susanna Wesley, schreef aan haar zoon: ‘Volg deze regel. Alles wat je verstand verzwakt, de gevoeligheid van je geweten aantast, je gevoel voor God verduistert, je van geestelijke zaken verwijdert en de macht van het lichaam over de geest vergroot, is zonde voor je, hoe onschuldig het op zich ook lijkt.’ (Susanna Wesley: The Complete Writings, red. Charles Wallace jr. [1997], 109.)

  17. Zie Lukas 22:32; 3 Nephi 9:11, 20.

  18. Zie Johannes 13:2–15, 34. Op de avond vóór zijn verzoening waste de Heiland de voeten van iemand die Hem verraadde, een ander die Hem verloochende en nog weer anderen die in slaap vielen op zijn moeilijkste momenten. Vervolgens zei Hij: ‘Een nieuw gebod geef Ik u, namelijk dat u elkaar liefhebt[,] zoals Ik u liefgehad heb.’

  19. Mattheüs 5:46.

  20. Zie John R. Talmage, The Talmage Story: Life of James E. Talmage – Educator, Scientist, Apostle (1972), 112–114.

  21. Zie Alma 10:22–23; 62:40.

  22. 3 Nephi 27:11.

  23. In Mattheüs 11:28, 30 zegt de Heer: ‘Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven. […] Want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.’ Overweeg ook 2 Korinthe 12:7–9: Paulus beschreef dat hij last had van een flinke ‘doorn in het vlees’. Hij had gebeden dat die weggenomen mocht worden. Christus zei tegen hem: ‘Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.’ Zie ook Ether 12:27.

  24. Zie Mosiah 7:33; 29:20; Helaman 12:1; Leer en Verbonden 124:87.

  25. Zie Lukas 8:43–48; Markus 5:25–34. De bloedvloeiende vrouw was wanhopig en zag geen uitweg meer. Ze leed al twaalf jaar, had al haar middelen aan dokters uitgegeven en haar kwaal verergerde alleen maar. Ze was door haar volk en familie verstoten en baande zich een weg door de menigte naar de Heiland toe. Haar geloof en vertrouwen in de Heiland waren compleet, en Hij voelde haar aanraking aan de zoom van zijn kleding. Hij genas haar dankzij dat geloof direct en volkomen. Hij noemde haar daarna ‘dochter’. Ze was geen verschoppeling meer maar behoorde tot Gods gezin. Haar genezing was lichamelijk, sociaal, emotioneel en geestelijk. Moeilijkheden houden soms jaren of een leven lang aan, maar zijn belofte van genezing staat absoluut vast.

  26. Zie Lukas 4:21; Johannes 4:6–26. Lukas, niet Johannes, tekent op dat Jezus aan het begin van zijn bediening naar zijn eigen synagoge in Nazareth ging, een passage uit Jesaja met een profetie over de Messias voorlas en vervolgens verklaarde: ‘Heden is deze Schrift in uw oren in vervulling gegaan.’ Dit is de eerste vermelding waarin de Heiland over Zichzelf als de Messias spreekt. Johannes vermeldt echter dat Jezus zijn Messiasschap bij de bron van Jakob voor het eerst in het openbaar bekendmaakt. Aangezien de Samaritanen als niet-Joden werden beschouwd, gaf Jezus in deze situatie ook aan dat zijn evangelie voor iedereen, zowel Joden als de andere volken, was. Hij legde deze verklaring op het ‘zesde uur’, oftewel het middaguur, af. De aarde krijgt dan het volste licht van de zon. De bron van Jakob bevindt zich ook in het dal nabij de precieze plek waar het oude Israël ceremonieel met de Heer een verbond sloot nadat men het land van belofte was ingegaan. Het is interessant dat zich aan de ene kant van het dal een dorre berg bevindt en aan de andere kant een berg vol bronnen met levengevend water.

  27. Ouderling Neal A. Maxwell heeft gezegd: ‘Wanneer we ons in stressvolle situaties afvragen of we nog wel meer kunnen geven, kunnen we troost putten uit de wetenschap dat God, die perfect weet wat we aankunnen, ons hier heeft gebracht om te slagen. Niemand is voorgeordend om te falen of om goddeloos te zijn. […] Wanneer we ons overmand voelen, laten we dan geruststellend bedenken dat God ons niet zal overbelasten.’ (‘Meeting the Challenges of Today’ [devotional aan de Brigham Young University, 10 oktober 1978], 9, speeches.byu.edu.)

  28. President Russell M. Nelson heeft gezegd:

    ‘Je zult op een dag voor de Heiland verschijnen. Je zult tot tranen toe geroerd zijn om in zijn heilige nabijheid te vertoeven. Je zult Hem stamelend bedanken dat Hij voor je zonden geboet heeft, dat Hij je van je onvriendelijkheid jegens anderen vergeven heeft, dat Hij je van alle wonden en onrecht van dit leven genezen heeft.

    Je zult Hem bedanken voor de kracht om het onmogelijke te doen, voor zwakheden die sterk gemaakt zijn en voor de mogelijkheid om eeuwig met je familie bij Hem te wonen. Zijn identiteit, verzoening en eigenschappen krijgen voor jou een diepe, persoonlijke betekenis.’ (‘Profeten, leiderschap en goddelijke wetten’ [wereldwijde devotional voor jongvolwassenen, 8 januari 2017], broadcasts.lds.org.)

  29. Zie Jesaja 53:3–5; Alma 7:11–13; Leer en Verbonden 122:5–9.

  30. Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:17; Elaine S. Dalton, ‘Hij kent je bij naam’, Liahona, mei 2005, 109–111.

  31. Johannes 4:14.