Algemene conferentie
Hij gaat ons voor
Algemene aprilconferentie 2020


2:3

Hij gaat ons voor

De Heer geeft leiding aan de herstelling van zijn evangelie en zijn kerk. Hij weet volmaakt wat de toekomst brengt. Hij vraagt u om deel te hebben aan dit werk.

Geliefde broeders en zusters, ik ben dankbaar dat ik u in deze algemene aprilconferentie van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen mag toespreken. President Russell M. Nelson heeft ons gevraagd om stil te staan bij de herstelling van de kerk door de Heer in deze laatste bedeling, en hoe wij en onze dierbaren daardoor gezegend zijn. Hij beloofde ons niet alleen een gedenkwaardige, maar ook een onvergetelijke ervaring.

Ik heb zeker gedenkwaardige ervaringen gehad, u vast ook. Maar of die ook onvergetelijk worden, hangt van onszelf af. Dat is relevant voor mij, want de ervaring bij de voorbereiding op deze conferentie heeft iets met me gedaan wat ik vast wil houden. Dat zal ik uitleggen.

Bij mijn voorbereiding kwam ik bij een gebeurtenis in de herstelling uit. Ik had al vaak over die gebeurtenis gelezen, maar ik had altijd het idee gehad dat er een belangrijke bijeenkomst met onder meer Joseph Smith, de profeet van de herstelling, mee werd beschreven. Maar nu zag ik opeens hoe de Heer ons, zijn discipelen, in zijn kerk leidt. Ik zag wat het voor ons, stervelingen, betekent om te worden geleid door de Heiland van de wereld, de Schepper – die alle dingen in het verleden, het heden en de toekomst weet. Hij instrueert en leidt ons stap voor stap, zonder enige dwang.

De bijeenkomst waar ik op doel, was een cruciaal moment in de herstelling. De bijeenkomst vond plaats op zondag 3 april 1836 in de Kirtlandtempel in Ohio (VS), zeven dagen na de inwijding. Joseph Smith beschreef dit geweldige moment in de geschiedenis van de wereld op eenvoudige wijze. In Leer en Verbonden 110 staat erover:

‘’s Middags hielp ik de andere presidenten met het ronddienen van het avondmaal van de Heer aan de kerk, na het ontvangen te hebben van de Twaalf, die het voorrecht hadden die dag aan de heilige tafel te officiëren. Nadat ik deze dienst voor mijn broeders had verricht, trok ik mij terug naar het spreekgestoelte, achter de neergelaten gordijnen, en knielde neer, samen met Oliver Cowdery, in plechtig en stil gebed. Toen we na het gebed waren opgestaan, werd het volgende visioen aan ons beiden ontvouwd.’1

‘De sluier werd van ons verstand weggenomen en de ogen van ons begrip werden geopend.

‘Wij zagen de Heer op de balustrade van het spreekgestoelte staan, vóór ons; en onder zijn voeten bevond zich een plaveisel van zuiver goud, dat amberkleurig was.

‘Zijn ogen waren als een vurige vlam; het haar op zijn hoofd was zo wit als zuivere sneeuw; zijn gelaat straalde nog helderder dan de zon; en zijn stem was als het bruisen van geweldige wateren, ja, de stem van Jehova, die zei:

‘Ik ben de eerste en de laatste; Ik ben het die leeft, Ik ben het die werd gedood; Ik ben uw voorspraak bij de Vader.

‘Zie, uw zonden zijn u vergeven; u bent rein voor mijn aangezicht; daarom, hef uw hoofd op en verheug u.

‘Laat het hart van uw broeders zich verheugen, en laat het hart van mijn gehele volk, dat met zijn kracht dit huis voor mijn naam heeft gebouwd, zich verheugen.

‘Want zie, Ik heb dit huis aanvaard en hier zal mijn naam zijn; en in dit huis zal Ik Mij in genade aan mijn volk bekendmaken.

‘Ja, Ik zal aan mijn dienstknechten verschijnen en met mijn eigen stem tot hen spreken, indien mijn volk mijn geboden onderhoudt en dit heilig huis niet bezoedelt.

‘Ja, het hart van duizenden en tienduizenden zal zich grotelijks verheugen ten gevolge van de zegeningen die zullen worden uitgestort, en de begiftiging waarmee mijn dienstknechten in dit huis begiftigd zijn.

‘En de roem van dit huis zal zich verbreiden naar vreemde landen; en dit is het begin van de zegening die op het hoofd van mijn volk zal worden uitgestort. Ja, amen.

‘Toen dit visioen zich had gesloten, werden de hemelen opnieuw voor ons geopend; en Mozes verscheen voor ons en droeg de sleutels aan ons over van de vergadering van Israël uit de vier delen van de aarde en van het leiden van de tien stammen uit het land in het noorden.

‘Daarna verscheen Elias, die de bedeling van het evangelie van Abraham overdroeg en zei dat in ons en in onze nakomelingen alle geslachten na ons gezegend zouden zijn.

‘Toen dit visioen zich had gesloten, werden wij overweldigd door nog een groot en heerlijk visioen; want de profeet Elia, die naar de hemel was opgenomen zonder de dood te smaken, stond voor ons en zei:

‘Zie, de tijd is ten volle gekomen waarvan gesproken is door de mond van Maleachi – die getuigde dat hij [Elia] zou worden gezonden voordat de grote en geduchte dag van de Heer zou komen –

‘om het hart van de vaders tot de kinderen terug te brengen, en de kinderen tot de vaders, opdat de gehele aarde niet met een ban zou worden geslagen.

‘Daarom worden de sleutels van deze bedeling in uw handen overgedragen; en hierdoor kunt u weten dat de grote en geduchte dag van de Heer nabij is, ja, voor de deur staat.’2

Ik had die verzen al vaak gelezen. Ik wist door de Heilige Geest dat ze de waarheid bevatten. Maar toen ik me er voor deze conferentie in verdiepte, kreeg ik meer inzicht in de macht van de Heer om zijn discipelen minutieus in zijn werk te leiden.

Zeven jaar voordat Mozes de sleutels van de vergadering van Israël in de Kirtlandtempel aan Joseph overdroeg, ‘wist Joseph door de titelpagina van het Boek van Mormon dat het doel ervan was zijn eerdere werken aan “het overblijfsel van het huis van Israël te tonen […] opdat zij de verbonden van de Heer zullen kennen, zodat zij zullen weten dat zij niet voor eeuwig zijn verworpen.” De Heer vertelde Joseph in 1831 dat de vergadering van Israël in Kirtland zou beginnen: “En daarvandaan [Kirtland] zullen degenen die Ik wil, uitgaan onder alle natiën, […] want Israël zal worden behouden, en Ik zal hen leiden.”’3

Hoewel zendingswerk nodig was om Israël te vergaderen, gaven de leiders onder inspiratie van de Heer de Twaalf, die tot de eerste zendelingen zouden gaan behoren, te kennen: ‘Weet dat u niet naar andere landen zult gaan voordat u uw begiftiging hebt ontvangen.’4

De Kirtlandtempel was kennelijk in minstens twee opzichten belangrijk voor het stappenplan van de Heer: ten eerste wachtte Mozes tot de tempel voltooid was om de sleutels van de vergadering van Israël te herstellen. En ten tweede, zoals president Joseph Fielding Smith het heeft uitgelegd, ‘gebood de Heer de heiligen om een tempel [de Kirtlandtempel] te bouwen waarin Hij de gezagssleutels kon openbaren, en waar de apostelen begiftigd en voorbereid konden worden om zijn wijngaard voor de laatste maal te snoeien.’5 De tempelbegiftiging zoals wij die nu kennen, werd weliswaar niet in de Kirtlandtempel bediend, maar er werden daar wel geprofeteerde voorbereidende tempelverordeningen geïntroduceerd. Bovendien werden er geestelijke manifestaties uitgestort, wat de aanstaande zendelingen met de beloofde begiftiging van ‘macht van omhoog’6 wapende en in een omvangrijke vergadering door hun zendingswerk resulteerde.

Nadat de sleutels van de vergadering van Israël aan Joseph waren overgedragen, inspireerde de Heer de profeet om leden van de Twaalf op zending te sturen. Het is me duidelijk geworden dat de Heer de weg minutieus had voorbereid, zodat de Twaalf naar andere landen op zending konden gaan waar er mensen voorbereid waren om te geloven en steun te bieden. Er zouden dankzij hen duizenden in de herstelde kerk van de Heer worden gebracht.

Uit onze documenten blijkt dat tussen de 7500 en 8000 mensen zich hebben laten dopen tijdens de twee zendingen van de Twaalf op de Britse eilanden. Daarmee werd het fundament voor het zendingswerk in Europa gelegd. Tegen het einde van de negentiende eeuw hadden zo’n 90.000 heiligen zich in Amerika vergaderd, van wie de meesten uit de Britse eilanden en Scandinavië afkomstig waren.7 De Heer had Joseph en die trouwe zendelingen die aan het werk gingen, geïnspireerd om een voor hen toen onvoorstelbare oogst binnen te halen. Maar de Heer maakte dat met zijn volmaakte voorzienigheid en voorbereiding mogelijk.

U kent de ogenschijnlijk eenvoudige en bijna poëtische woorden van Leer en Verbonden 110:

‘Zie, de tijd is ten volle gekomen waarvan gesproken is door de mond van Maleachi – die getuigde dat hij [Elia] zou worden gezonden voordat de grote en geduchte dag van de Heer zou komen –

‘om het hart van de vaders tot de kinderen terug te brengen, en de kinderen tot de vaders, opdat de gehele aarde niet met een ban zou worden geslagen.

‘Daarom worden de sleutels van deze bedeling in uw handen overgedragen; en hierdoor kunt u weten dat de grote en geduchte dag van de Heer nabij is, ja, voor de deur staat.’8

Ik getuig dat de Heer ver vooruit heeft gekeken hoe Hij ons zou leiden en helpen om zijn doeleinden in de laatste dagen te verwezenlijken.

Toen ik jaren geleden in de Presiderende Bisschap werkzaam was, mocht ik toezicht houden op de ontwerp- en ontwikkelingsgroep die werkte aan wat we FamilySearch noemden. Ik zeg bewust dat ik ‘toezicht’ hield en geen ‘aansturing’ gaf. Veel briljante mensen gaven hun baan op en kwamen meebouwen aan wat de Heer voor ogen had.

Het Eerste Presidium wilde minder dubbel verrichte verordeningen. Ze vonden het vooral storend dat we niet konden nagaan of iemands verordeningen al gedaan waren. Het Eerste Presidium bleef me – in mijn beleving in elk geval – jarenlang vragen: ‘Wanneer zijn jullie klaar?’

De klus werd met gebed, ijver en offerbereidheid van zeer kundige mensen geklaard. Dat gebeurde stap voor stap. FamilySearch moest eerst gebruikersvriendelijk worden gemaakt voor digibeten. Er volgden meer veranderingen en die zullen ook zeker blijven komen. Wanneer we het ene geïnspireerde probleem aanpakken, zetten we de deur open naar verdere openbaring voor ontwikkelingen die minstens zo belangrijk maar nog niet te zien zijn. FamilySearch ontwikkelt zich zelfs nu nog tot wat de Heer voor zijn herstelling nodig heeft – en dat gaat verder dan dubbele verordeningen voorkomen.

De Heer laat ons verbeteringen aanbrengen, zodat mensen vertrouwd raken met hun voorouders en zelfs liefde voor ze opvatten, en hun tempelverordeningen verrichten. Jonge mensen leren hun ouders en wijkleden nu met de computer om te gaan, wat de Heer vast had voorzien. Die hulp brengt iedereen veel vreugde.

De geest van Elia verandert het hart van jong en oud, kinderen en ouders, kleinkinderen en grootouders. Tempels plannen doopgelegenheden en andere heilige verordeningen straks weer graag in. Het verlangen om onze voorouders van dienst te zijn neemt toe en de band tussen ouders en kinderen wordt hechter.

De Heer heeft het allemaal zien aankomen. Hij heeft de benodigde stappen uitgestippeld, zoals Hij ook bij andere veranderingen in zijn kerk heeft gedaan. Hij heeft trouwe mensen op doen staan en voorbereid die geen uitdaging uit de weg gaan. Hij is altijd liefdevol en geduldig geweest door ons ‘regel op regel [te] geven, voorschrift op voorschrift, hier een weinig en daar een weinig.’9 Hij timet zijn bedoelingen altijd heel beslist en in de juiste volgorde, maar zorgt er ook voor dat gebrachte offers vaak blijvende zegeningen opleveren die we niet hadden voorzien.

Ik eindig met mijn dankbaarheid jegens de Heer. Hij inspireerde president Nelson om mij een offer te laten brengen ter voorbereiding op deze conferentie. Elk uur en elk gebed van voorbereiding is zegenrijk geweest.

Ik spoor ieder die deze boodschap hoort of deze woorden leest aan tot het geloof dat de Heer de herstelling van zijn evangelie en zijn kerk leidt. Hij gaat ons voor. Hij weet volmaakt wat de toekomst brengt. Hij vraagt u om deel te hebben aan dit werk. Hij doet er zelf aan mee. Hij heeft een plan uitgewerkt voor uw bijdrage. Er worden offers gevraagd, zeker, maar u zult vreugde smaken door anderen op zijn komst te helpen voorbereiden.

Ik getuig tot u dat God de Vader leeft. Jezus is de Christus. Dit is zijn kerk. Hij kent u en houdt van u. Hij leidt u. Hij heeft de weg voor u bereid. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.