2011
De kans van uw leven
November 2011


De kans van uw leven

Door jouw toegewijde dienstbetoon en opoffering zal jouw zending heilige grond voor je worden.

Elder W. Christopher Waddell

Een mijlpaal in het leven van een zendeling is zijn of haar laatste, afsluitende, gesprek met de zendingspresident. De kern van dat gesprek is de bespreking van de enorme hoeveelheid gedenkwaardige momenten en belangrijke lessen die de zendeling in slechts 18 tot 24 maanden heeft meegemaakt en opgedaan.

Hoewel veel van die ervaringen en lessen geregeld op een zending voorkomen, is iedere zending uniek, met moeilijkheden en mogelijkheden die ons op de proef stellen volgens onze eigen behoeften en persoonlijkheid.

Lang voordat we ons huis achterlaten om op zending te gaan, hebben we onze hemelse Ouders achtergelaten om onze aardse zending te vervullen. We hebben een Vader in de hemel die ons kent — onze sterke punten en onze zwakheden, onze talenten en ons potentieel. Hij weet welke zendingspresident en collega’s en welke leden en onderzoekers we nodig hebben om de zendeling, de echtgenoot en vader, en de priesterschapsdrager te worden die we kunnen worden.

Profeten, zieners en openbaarders wijzen zendelingen toe onder de leiding en invloed van de Heilige Geest. Geïnspireerde zendingspresidenten organiseren elke zes weken overplaatsingen. Ze leren al snel dat de Heer precies weet waar Hij wil dat iedere zendeling werkzaam is.

Enkele jaren geleden was ouderling Javier Misiego, uit Madrid (Spanje), op zending in Arizona. In die tijd was zijn zendingsoproep naar de Verenigde Staten ongebruikelijk, want de meeste jonge mannen uit Spanje werden in hun eigen land geroepen.

Na een haardvuuravond van de ring, waar hij en zijn collega aan hadden deelgenomen, werd ouderling Misiego aangesproken door een minderactief lid van de kerk dat met een vriend was meegekomen. Het was de eerste keer in jaren dat hij voet in een kerkgebouw had gezet. Hij vroeg aan ouderling Misiego of hij misschien een José Misiego in Madrid kende. Toen ouderling Misiego antwoordde dat zijn vaders naam José Misiego was, stelde de man enthousiast wat meer vragen om zeker te weten dat hij de José Misiego was. Toen ze vaststelden dat ze het over dezelfde man hadden, begon dit minderactieve lid te huilen. ‘Je vader is de enige persoon die ik tijdens mijn hele zending heb gedoopt’, legde hij uit, en hij zei dat hij vond dat zijn zending een mislukking was geweest. Hij schreef zijn jarenlange inactiviteit toe aan gevoelens van onbekwaamheid en bezorgdheid, want hij vond dat hij de Heer op de een of andere manier had teleurgesteld.

Ouderling Misiego beschreef toen wat die zogenaamde mislukking van een zendeling voor zijn familie had betekend. Hij vertelde hem dat zijn vader, die zich als jongvolwassene had laten dopen, in de tempel getrouwd was, dat ouderling Misiego de vierde van zes kinderen was, dat alle drie jongens en een zus op zending waren geweest, dat ze allemaal actief in de kerk waren, en dat degenen die getrouwd waren in de tempel waren verzegeld.

De minderactieve teruggekeerde zendeling begon te snikken. Door zijn werk waren talrijke mensen geraakt en gezegend, en de Heer had een ouderling uit Madrid helemaal naar een haardvuuravond in Arizona gestuurd om hem te laten weten dat hij geen mislukkeling was. De Heer weet waar hij iedere zendeling wil laten dienen.

Hoe de Heer ons ook tijdens onze zending wil zegenen, de zegeningen van het zendingswerk houden niet op als we door onze ringpresident worden ontheven. Een zending is een opleiding voor ons hele leven. De ervaringen, de lessen en het getuigenis die we door trouw dienstbetoon ontvangen, zijn bedoeld om een evangeliegericht fundament te leggen dat het hele leven en in de eeuwigheid intact zal blijven. Maar als we willen dat de zegeningen van een zending voortduren, moeten we wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. In de Leer en Verbonden lezen we: ‘Want allen die uit mijn hand een zegen willen verkrijgen, moeten zich houden aan de wet die voor die zegen werd gesteld, en aan de voorwaarden ervan’ (LV 132:5). Dat beginsel komt ook in het verhaal van de uittocht aan de orde.

Nadat hij van de Heer zijn opdracht had gekregen, ging Mozes terug naar Egypte om de Israëlieten uit hun slavernij te bevrijden. Plaag na plaag faalde om hun vrijheid te verwerven, en toen kwam de tiende en laatste plaag: ‘Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen (…) in het land Egypte slaan’ (Exodus 12:12).

Voor bescherming tegen ‘de verderver’ (vers 23) liet de Heer zijn volk een offer brengen, een ‘gaaf’ lam (vers 5), en het bloed van het offer moesten ze bewaren. Vervolgens moesten ze ‘het bloed nemen en dit strijken aan de beide deurposten en de bovendorpel’ (vers 7) van elk huis, met deze belofte: ‘En wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus zal er geen verdervende plaag onder u zijn’ (vers 13).

‘En de Israëlieten gingen heen en deden dit; zoals de Here (…) geboden had’ (vers 28). Zij brachten het offer, bewaarden het bloed en streken het op hun huis. ‘En te middernacht sloeg de Here iedere eerstgeborene in het land Egypte’ (vers 29). Volgens de belofte van de Heer werden Mozes en zijn volk beschermd.

Het bloed dat de Israëlieten gebruikten, symbolisch voor de toekomstige verzoening van de Heiland, was een voortbrengsel van het offer dat zij hadden gebracht. Maar het offer en het bloed alleen zouden niet genoeg zijn geweest om de beloofde zegen te ontvangen. Als ze het bloed niet op de deurposten hadden aangebracht, zou het offer nutteloos zijn geweest.

President Thomas S. Monson heeft gezegd: ‘Zendingswerk is moeilijk. Het vergt veel energie, het vergt veel van ons vermogen, het vereist onze uiterste inspanning. (…) Er is geen werk dat meer tijd, toewijding, opoffering en vurige gebeden vereist.’ (‘That All May Hear’, Ensign, mei 1995, p. 49.)

Door dat ‘offer’ nemen we onze eigen gaven van zending mee naar huis. De gave van geloof. De gave van getuigenis. De gave om de rol van de Geest te begrijpen. De gave van dagelijkse evangeliestudie. De gave dat we de Heiland hebben gediend. Gaven die zorgvuldig zijn verpakt in versleten Schriften en exemplaren van Predik mijn evangelie, dagboeken en dankbare harten. Maar net als met de Israëlieten, kunnen we de zegeningen van onze zending alleen blijven ontvangen als we ze na het offer ook toepasselijk maken.

Enkele jaren geleden, toen mijn vrouw en ik het zendingsgebied Barcelona (Spanje) presideerden, gaf ik iedere zendeling tijdens dat laatste gesprek een laatste opdracht. Als zij thuiskwamen, moesten ze onmiddellijk de tijd nemen om na te denken over de lessen en gaven die ze van een grootmoedige hemelse Vader hadden gekregen. Ze moesten ook onder gebed overwegen en opschrijven hoe ze die lessen na hun zending het best konden toepassen. Deze lessen zouden ieder aspect van hun leven beïnvloeden: hun keuze van opleiding en carrière, hun huwelijk en kinderen, hun taken in de kerk en, als voornaamste: wie zij zullen worden in hun voortdurende ontwikkeling als discipel van Jezus Christus.

Er is geen teruggekeerde zendeling voor wie het te laat is om na te denken over de lessen die hij door trouw dienstbetoon heeft geleerd en om die vervolgens ijverig te gaan toepassen. Als we dat doen, zullen we de invloed van de Geest beter voelen, zal ons gezin gesterkt worden, en zullen we dichter tot onze Heiland en onze Vader in de hemel komen. In een eerdere algemene conferentie heeft ouderling L. Tom Perry deze oproep gedaan: ‘Ik roep u, teruggekeerde zendelingen, op om u hernieuwd toe te wijden, om het verlangen en de geest van het zendingswerk weer op te pakken. Ik roep u op om eruit te zien en u te gedragen als een dienstknecht van onze Vader in de hemel. (…) Ik beloof u dat er grote zegeningen voor u zijn weggelegd als u voort blijft gaan met dezelfde ijver die u als voltijdzendeling had.’ (De teruggekeerde zendeling’, Liahona, januari 2002, pp. 88, 89.)

Voor de jongemannen die nog op zending behoren te gaan, wil ik de raad van president Monson van vorig jaar oktober aanhalen: ‘Ik herhaal de boodschap van eerdere profeten: iedere waardige jongeman die daartoe in staat is, dient zich op een zending voor te bereiden. Een zending is een priesterschapsplicht — een verplichting aan de Heer, die ons zo veel heeft gegeven.’ (‘Nu we elkaar weerzien’, Liahona, november 2010, pp. 5–6.)

De Heer kent je, en net als voor de huidige en eerdere zendelingen heeft de Heer ook voor jou een zendingservaring voorbereid. Hij kent je zendingspresident en zijn lieve vrouw. Zij zullen je liefhebben als hun eigen kinderen en zullen ten behoeve van jou om inspiratie en leiding vragen. Hij kent al je collega’s en wat je van hen zult leren. Hij kent ieder gebied waar je zult werken, de leden die je zult ontmoeten, de mensen die je zult onderwijzen, en wat voor eeuwige invloed je op anderen zult hebben.

Door jouw toegewijde dienstbetoon en opoffering zal jouw zending heilige grond voor je worden. Je zult het wonder van bekering aanschouwen als de Geest door middel van jou het hart van je onderzoekers raakt.

Er is veel te doen om je voor te bereiden. Om een doeltreffende dienstknecht van de Heer te worden, is er meer nodig dan een aanstelling, een naambordje en een periode in het opleidingscentrum voor zendelingen. Het is een proces dat al begint ruim voordat je als ‘ouderling’ wordt aangesproken.

Ga op zending met je eigen getuigenis van het Boek van Mormon, dat je door studie en gebed hebt verkregen. ‘Het Boek van Mormon is een krachtig bewijs van de goddelijke natuur van Christus. Het is ook een bewijs van de herstelling die door de profeet Joseph Smith tot stand is gebracht. (…) Als zendeling moet je allereerst een persoonlijk getuigenis hebben dat het Boek van Mormon waar is. (…) Deze bevestiging van de Heilige Geest moet de kern van je onderricht zijn.’ (Predik mijn evangelie: handleiding voor zendingswerk [2004], p. 111.)

Zorg ervoor dat je in aanmerking komt voor het gezelschap van de Heilige Geest als je op zending gaat. Met de woorden van president Ezra Taft Benson: ‘De Geest is het belangrijkste aspect van het zendingswerk. Als de Geest je roeping versterkt, kun je voor de Heer wonderen in het zendingsveld verrichten. Zonder de Geest zul je nooit succes hebben, ongeacht je talenten en vaardigheden.’ (In: Predik mijn evangelie, p. 190.)

Wees bereid om te werken als je op zending gaat. ‘Je succes als zendeling wordt voornamelijk afgelezen aan de ijver waarmee je mensen zoekt, onderwijst, doopt en bevestigt.’ Er wordt van je verwacht dat je ‘elke dag doelmatig werkt, [je] uiterste best doet om zielen tot Christus te brengen’. (Predik mijn evangelie, p. 11.)

Ik herhaal de aanmoediging van ouderling M. Russell Ballard, die hij aan een groep jongemannen gaf die zich op een zending voorbereidden: ‘Wij wenden ons tot jullie, jonge broeders van de Aäronische priesterschap. Wij hebben jullie nodig. Net als de tweeduizend jeugdige krijgers van Helaman zijn jullie de geestzonen van God en kunnen jullie de kracht krijgen om zijn koninkrijk op te bouwen en te verdedigen. Jullie moeten heilige verbonden sluiten, net als zij. Jullie moeten in alles gehoorzaam en getrouw zijn, net als zij.’ (‘De beste generatie zendelingen’, Liahona, november 2002, p. 47.)

Als jullie die uitnodiging aanvaarden, zul je veel leren, net als ouderling Misiego en anderen die getrouw hebben gediend, thuis zijn gekomen, en die lessen zijn blijven toepassen. Je zult leren dat de woorden van onze profeet, president Thomas S. Monson, waar zijn: ‘Een zending is de kans van je leven. Er wachten eeuwige zegeningen op je. Jullie hebben het voorrecht om niet alleen toeschouwer maar ook speler op het toneel van het priesterschapswerk te zijn.’ (Ensign, mei 1995, p. 49.) Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.