Kinderen
Ik getuig van de grote zegen van kinderen en van het geluk dat zij ons brengen in dit leven en in de eeuwigheid.
Wanneer we een kind in de ogen kijken, zien we een medezoon of -dochter van God die in het voorsterfelijk bestaan bij ons was.
Het is voor een man en vrouw die kinderen kunnen krijgen een koninklijk voorrecht om deze geestkinderen van God van een sterfelijk lichaam te voorzien. Wij geloven in het gezin en wij geloven in kinderen.
Wanneer er een kind wordt geboren, vervullen man en vrouw een gedeelte van het plan van onze hemelse Vader om kinderen in de wereld te brengen. De Heer heeft gezegd: ‘Want zie, dit is mijn werk en mijn heerlijkheid: de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen.’1 Voordat er onsterfelijkheid kan zijn, moet er eerst sterfelijkheid zijn.
Het gezin is door God ingesteld. Het gezin staat centraal in het plan van onze hemelse Vader hier op aarde en door de hele eeuwigheid. Nadat Adam en Eva in het huwelijk waren getreden, staat er in de Schriften: ‘En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk.’2 In onze tijd geven profeten en apostelen het volgende aan: ‘Het eerste gebod dat God aan Adam en Eva gaf, had betrekking op hun vermogen om als man en vrouw kinderen te krijgen. Wij verklaren dat Gods gebod aan zijn kinderen om zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen van kracht blijft.’3
Dit gebod is niet vergeten of aan de kant gezet in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.4 Wij uiten onze grote dankbaarheid voor het enorme geloof dat mannen en vrouwen (vooral de vrouwen) tonen door hun gewilligheid om kinderen te krijgen. Wanneer en hoeveel kinderen, zijn persoonlijke beslissingen die man en vrouw met de Heer nemen. Dat zijn heilige beslissingen — beslissingen die na oprecht gebed en met groot geloof genomen moeten worden.
Jaren geleden vertelde ouderling James O. Mason van de Zeventig mij dit verhaal: ‘De geboorte van ons zesde kind was een onvergetelijke ervaring. Toen ik vlak na haar geboorte in de babykamer naar mijn mooie, nieuwe dochter keek, hoorde ik duidelijk een stem met deze woorden: “Er komt er nog eentje aan. Dat wordt een jongen.” Ik haastte mij naar mijn ontzettend uitgeputte vrouw en vertelde haar het goede nieuws, wat niet zo’n slim idee was. Het was erg slechte timing.’5 Jarenlang zag de familie Mason uit naar de komst van hun zevende kind. Drie, vier, vijf, zes, zeven jaren gingen voorbij. Uiteindelijk, na acht jaar, werd het zevende kind geboren — een jongetje.
President Thomas S. Monson heeft in april gezegd:
‘Eens kwamen de normen van de kerk en de normen van de samenleving nagenoeg met elkaar overeen, nu gaapt daar een groot gat tussen, dat met de dag groter wordt. (…).
‘De Heiland der mensen omschreef Zichzelf als in de wereld, maar niet van de wereld. Ook wij kunnen in de wereld zijn, maar niet van de wereld door foutieve ideeën en leringen af te wijzen en trouw te blijven aan wat God ons heeft geboden.’6
Vandaag de dag zijn er velen in de wereld die het belang van kinderen krijgen in het gezin bagatelliseren, of uitstel of beperking suggereren. Mijn dochters verwezen mij onlangs naar een blog dat door een christelijke moeder met vijf kinderen (geen lid van onze kerk) werd bijgehouden. Zij merkte op: ‘In de cultuur [waar we in opgroeien] is het heel moeilijk om een Bijbels perspectief op het moederschap te krijgen. (…) Het belang van kinderen wordt ver onder studeren gerangschikt. Onder reizen of de wereld zien. Onder uitgaan of vrije tijd. Onder je lichaam vormen in de fitnessruimte. Onder elke baan die je kunt of hoopt te krijgen.’ Ze gaat verder: ‘Het moederschap is geen hobby, maar een roeping. Je verzamelt geen kinderen omdat ze er schattiger uitzien dan postzegels. Je houdt je er niet mee bezig als je er toevallig de tijd voor kunt vinden. God heeft je juist daarvoor tijd gegeven.’7
Voor kleine kinderen zorgen is niet gemakkelijk. Vaak is het gewoon moeilijk. Een jonge moeder stapte een keer de bus in met zeven kinderen. De buschauffeur vroeg: ‘Mevrouw, zijn die allemaal van u? Of is dit een feestje?’
‘Ze zijn allemaal van mij’, antwoordde ze. ‘En het is zeker geen feestje!’8
Terwijl de wereld steeds vaker vraagt: ‘Zijn die allemaal van u?’ danken we u dat u binnen de kerk een heiligdom creëert voor gezinnen, waar we moeders eren en helpen met hun kinderen.
Een rechtschapen vader schieten woorden tekort om zijn dankbaarheid en liefde voor zijn vrouw te uiten voor haar onschatbare geschenk van het baren en verzorgen van hun kinderen.
Toen ouderling Mason nog maar een paar weken getrouwd was, had hij een andere ervaring die hem hielp zijn prioriteiten in het gezin te stellen. Hij zei:
‘Marie en ik hadden beredeneerd dat het nodig was dat zij tijdens mijn medicijnenstudie zou blijven werken. Hoewel we dat eigenlijk niet [wilden], moesten de kinderen dus maar later komen. [Toen ik bij mijn ouders thuis een kerktijdschrift doorbladerde] zag ik een artikel van ouderling Spencer W. Kimball, die toen lid was van het Quorum der Twaalf Apostelen. Hij benadrukte de verantwoordelijkheid die met het huwelijk gepaard gaat. Volgens ouderling Kimball was het een heilige taak om zich voort te planten en de aarde te vervullen. Het huis van mijn ouders stond [dicht bij] het kantoorgebouw van de kerk. Ik liep meteen naar het kantoor toe en slechts een half uur nadat ik zijn artikel had gelezen, zat ik tegenover ouderling Spencer W. Kimball aan zijn bureau.’ (Tegenwoordig gaat dat niet zo makkelijk.)
‘Ik legde uit dat ik dokter wilde worden. De enige oplossing zou zijn om een gezinnetje uit te stellen. Ouderling Kimball luisterde geduldig en gaf toen zachtjes antwoord: “Broeder Mason, zou de Heer willen dat u een van zijn belangrijke geboden overtreedt om dokter te worden? Met de hulp van de Heer kunt u aan een gezin beginnen en ook dokter worden. Waar is uw geloof?”’
Ouderling Mason vervolgde: ‘Ons eerste kind werd iets minder dan een jaar later geboren. Marie en ik werkten hard en de Heer deed de vensters des hemels open.’ De familie Mason werd gezegend met nog twee kinderen voordat hij vier jaar later afstudeerde.9
Over de hele wereld heerst op het moment economische instabiliteit en financiële onzekerheid. Tijdens de algemene aprilconferentie zei president Thomas S. Monson: ‘Als je je bezorgd afvraagt of je een vrouw en kinderen wel financieel kunt onderhouden, wil ik je zeggen dat het geen schande is als een echtpaar zuinig en spaarzaam leeft. Het is doorgaans in deze moeilijke tijd dat je nader tot elkaar komt door offers te leren brengen en moeilijke belissingen te nemen.’10
De doordringende vraag van ouderling Kimball ‘Waar is uw geloof?’ verwijst ons naar de heilige Schriften.
Adam en Eva kregen hun eerste kind niet in de hof van Eden. Er staat dat Adam en Eva nadat ze de hof hadden verlaten ‘de aardbodem [begonnen] te verbouwen. (…) Adam bekende zijn vrouw, en zij baarde (…) zonen en dochters en zij begonnen zich [door geloof] te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen.’11
Jakob en Jozef werden uit geloof door Lehi en Sariah verwekt, niet in hun huis in Jeruzalem, met goud, zilver en kostbaarheden, maar in de wildernis. Lehi zei over zijn zoon Jakob dat hij zijn ‘eerstgeborene in de dagen van [zijn] beproeving in de wildernis [was].’12 Lehi zei over Jozef: ‘Gij zijt geboren in de wildernis van [onze] ellende; ja, in de dagen van [onze] grootste smart heeft uw moeder u gebaard.’13
In het boek Exodus huwden een man en vrouw en kregen, mede door hun geloof, een jongetje. Er werd geen welkomstbord op de voordeur gehangen om zijn geboorte aan te kondigen. Ze verborgen hem omdat de Farao had bevolen om elke pasgeboren mannelijke Israëliet ‘in de Nijl [te werpen]’.14 U kent de rest van het verhaal wel: de baby die vol liefde in het biezen kistje in de rivier was gelegd, geobserveerd door zijn zus, werd gevonden door de dochter van de farao en verzorgd door zijn eigen moeder als voedster. De jongen werd teruggegeven aan de dochter van de farao, die hem als haar zoon aannam en hem Mozes noemde.
In het meest geliefde verhaal over de geboorte van een baby komt geen versierde kinderkamer of modern ontworpen wieg voor — slechts een kribbe voor de Heiland der wereld.
Tijdens ‘het beste der tijden [en] (…) het slechtste der tijden’15 zijn de ware heiligen van God door geloof nooit ‘Gods gebod (…) om zich te vermenigvuldigen en de aarde te vervullen’ vergeten, noch hebben zij het verworpen of verwaarloosd.16 Wij gaan voorwaarts in geloof, met het besef dat hoeveel kinderen een echtpaar neemt en wanneer ze dat doen, een beslissing is tussen man, vrouw en de Heer. We oordelen elkaar niet in deze aangelegenheid.
Het krijgen van kinderen is een gevoelig onderwerp dat pijnlijk kan zijn voor rechtschapen vrouwen die niet de kans krijgen om te trouwen en kinderen te krijgen. Tot u, nobele vrouwen, zeg ik: onze hemelse Vader kent uw gebeden en verlangens. We zijn u heel dankbaar voor uw geweldige invloed, waaronder het liefdevol helpen van kinderen die uw geloof en kracht nodig hebben.
Het onderwerp kinderen krijgen kan ook het hart breken van rechtschapen echtparen die trouwen en er dan achter komen dat ze geen kinderen kunnen krijgen, waar ze met groot verlangen op hadden gewacht, of van een man en een vrouw die graag een groot gezin wilden hebben maar slechts met een klein gezin worden gezegend.
We kunnen de moeilijkheden van deze sterfelijke proeftijd niet altijd uitleggen. Soms lijkt het leven erg oneerlijk — vooral als het ons grootste verlangen is om precies te doen wat de Heer ons heeft geboden. Als dienaar van de Heer verzeker ik u dat de volgende belofte geldt: ‘Getrouwe leden die door omstandigheden in dit leven niet in de zegeningen van een eeuwig huwelijk en het ouderschap delen, zullen alle beloofde zegeningen in de eeuwigheid ontvangen als ze de verbonden nakomen die zij met God hebben gesloten.’17
President J. Scott Dorius van het zendingsgebied Lima-West (Peru) vertelde me zijn verhaal. Hij zei:
‘Becky en ik waren al 25 jaar getrouwd zonder dat we kinderen konden krijgen [of adopteren]. We zijn verschillende keren verhuisd. Onszelf voorstellen op elke nieuwe plek voelde vreemd aan en deed soms pijn. Leden van de wijk vroegen zich af waarom we geen kinderen [hadden]. En zij waren niet de enigen.
‘Toen ik als bisschop werd geroepen, [uitten] de leden van de wijk hun zorg dat ik geen ervaring met kinderen of tieners had. Ik dankte hun voor hun ondersteuning en vroeg hen of ik mijn opvoedvaardigheden op hun kinderen mocht oefenen. Ze stemden met liefde toe.
‘We wachtten, kregen inzicht en leerden geduldig. Na een huwelijk van 25 jaar gebeurde er een wonder: er werd een kindje geboren. We adopteerden Nicole van twee jaar en nog een pasgeboren baby, Nikolai. Mensen om ons heen geven ons nu complimenten over onze prachtige kleinkinderen. Dan lachen we en zeggen: “Het zijn onze kinderen. We hebben ons leven achterstevoren geleid.”’18
Broeders en zusters, we mogen geen oordeel vellen over deze heilige en persoonlijke taak.
‘En [Jezus] nam een kind (…), omarmde het en zeide (…):
‘Wie één van zodanige kinderen ontvangt in mijn naam, die ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt Hem (…) die Mij gezonden heeft.’19
Wat is het een geweldige zegen dat we zoons en dochters van God in ons gezin ontvangen.
Laten we nederig en onder gebed Gods geboden proberen te begrijpen en aanvaarden, en eerbiedig luisteren naar de stem van zijn Heilige Geest.
Het gezin staat centraal in Gods eeuwige plan. Ik getuig van de grote zegen van kinderen en van het geluk dat zij ons brengen in dit leven en in de eeuwigheid. In de naam van Jezus Christus. Amen.