Huisbezoekboodschap
Door naastenliefde en dienstbaarheid tonen dat we een discipel zijn
Bestudeer dit materiaal met een gebed in uw hart en bespreek het naar behoefte met de zusters die u bezoekt. Gebruik de vragen om de zusters te sterken en de ZHV actief deel uit te laten maken van uw eigen leven.
Jezus Christus gaf in zijn sterfelijk leven blijk van zijn liefde voor anderen door hen te dienen. Hij zei: ‘Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander’ (Johannes 13:35). Hij gaf ons het goede voorbeeld en wil dat wij ‘hun te hulp komen die [onze] hulp nodig hebben’ (Mosiah 4:16). Hij roept zijn discipelen om met Hem in zijn bediening samen te werken, waardoor ze de kans krijgen om anderen te dienen en meer op Hem te gaan lijken.1
Ons dienstbetoon als huisbezoeksters komt sterk overeen met het dienstbetoon van onze Heiland als we de zusters die we bezoeken als volgt onze liefde tonen:2
-
Hun naam en de naam van hun gezinsleden onthouden, en ze leren kennen.
-
Ze liefhebben zonder ze te oordelen.
-
Over hen waken en hun geloof ‘een voor een’ versterken, zoals de Heiland dat deed (3 Nephi 11:15).
-
Oprechte vriendschap met ze sluiten en ze thuis en elders bezoeken.
-
Om elke zuster geven. Denk aan verjaardagen, diploma-uitreikingen, bruiloften, dopen of andere gelegenheden die veel voor haar betekenen.
-
Vriendschap sluiten met nieuwe en minderactieve leden.
-
Iets doen voor mensen die eenzaam zijn of troost nodig hebben.
Uit de Schriften
Onze geschiedenis
‘In het Nieuwe Testament worden vrouwen genoemd, sommigen bij naam, anderen naamloos, die geloof in Jezus Christus oefenden. (…) Die vrouwen werden voorbeeldige discipelen. [Zij] reisden […] mee met Jezus en zijn twaalf apostelen. Zij stonden hun bezit af om Hem in zijn bediening bij te staan. Na Jezus’ dood en opstanding bleven zij […] trouw aan hun discipelschap.’3
Paulus schreef over een vrouw die Febe heette en ‘dienares der gemeente’ was (Romeinen 16:1). Hij vroeg de leden ‘dat gij […] haar bijstaat, indien zij u in het een of ander mocht nodig hebben. Want zij zelf heeft velen […] bijstand verleend’ (Romeinen 16:2). ‘De soort bijstand die Febe en andere geweldige vrouwen in het Nieuwe Testament hebben verleend, vinden we tegenwoordig ook terug onder de leden van de zustershulpvereniging — leidsters, huisbezoeksters, moeders en anderen — die velen bijstand, ofwel hulp, verlenen.’4